*De lijst is samengesteld uit krantenberichten over uitgevoerd werk door de hier bovengenoemde bedrijven.
**Datum niet met zekerheid vast te stellen.
Noot a) Het Engelse vrachtschip ss James Westoll trok de boei op de Nieuwe Maas tijdens een manoeuvre uit de grond. De boei werd voor de Gemeente Schiedam gerepareerd door Vincent & Co. De rederij van het schip, de rederij ‘James Westoll’ betaalde de schade. (Nieuwe Schiedamsche Courant 13 september 1901)
In het algemeen was een branderij een kleinbedrijf. Het type branderij was een vierbaksbranderij. Dat betekende dat er per etmaal 4 bakken werden beslagen, vier in gisting waren en 4 werden afgestookt. Er vonden drie tot vier arbeiders werk. Wilde iemand een branderij beginnen, dan diende hij/zij over ongeveer ƒ25.000 te beschikken voor de aanschaf en inrichting van een branderij, plus een kapitaal van ƒ8.000 voor de aanschaf van voorraden en uitbetaling van salarissen etc. gedurende een productiejaar. Het jaarlijks rendement van een branderij bedroeg al snel 15%. Een prima belegging dus. Bij een belegging liet de eigenaar de productie over aan zijn meesterknecht en had alleen oog voor de winst. Uitbreiding van de productie werd verkregen door het oprichten van een tweede branderij en niet door uitbreiding van de productie in de al bestaande branderij. Bedrijven, die met de Branderijen waren verbonden waren: Mouterijen – Distilleerderijen – Molens – en de Emballage-industrie.
De branderijen vormden veruit de belangrijkste tak van nijverheid in Schiedam in de tweede helft van de 19e eeuw. In deze bedrijven vervaardigde men uit rogge en gemoute gerst, moutwijn, gist en spoeling. De moutwijn diende als grondstof voor de bereiding van jenever, de spoeling werd als veevoeder gebruikt. Gedurende bijna de 150 jaar van haar bestaan geschiedde de productie via de z.g. Oud-Hollandse methode. In het kort kwam het hier op neer: gelijke delen gemalen gerstmout en rogge werden in water bij een temperatuur van ongeveer 66 graden Celsius met elkaar vermengd en het geheel met roerspanen krachtig doorgeroerd of – zoals de technische term luidt – beslagen. Een groot deel van het graan loste dan op en er trad een versuikeringsproces op. Wanneer dit versuikeringsproces voltooid was, werd het graanbeslag met koud water verdund, waardoor gelijktijdig verdunning en afkoeling plaats vond.
Moutwijn
De onopgeloste graandelen bezonken en de heldere vloeistof werd afgegoten en afgelaten op vlakke bakken. Met gist (afkomstig uit de bierbrouwerijen) werd dan in deze heldere vloeistof een gistingsproces op gang gebracht. De gistgroei, die gelijktijdig met de gisting plaats vond, was te herkennen aan een schuimlaag aan de oppervlakte en door afzetting van gist op de bodem van de gistingsbak. De vrij heldere vloeistof tussen de schuimlaag en de gistafzetting werd afgetapt en aan een drievoudige destillatie onderworpen ter verkrijging van moutwijn!
Noten: 1)Op 19 juni 1900 vond er in gebouw Musis Sacrum een bijeenkomst plaats van de Brandersbond. Een 140 personen had gehoor gegeven aan de uitnodiging deze bijeenkomst bij te wonen. Ook B&W van Schiedam was uitgenodigd en had de uitnodiging aanvaard. Centraal stond het thema ‘Suikerbescherming en Graanstokerijen’. Na de opening door de voorzitter M. Kranen (eigenaar van o.a. Gistfabriek ‘De Atlas’ en van de stoommolen ‘De Draak’) gaf hij het woord aan de heer Herman Jansen, die de avond vulde met zijn voordracht. Het is interessant het krantenbericht te lezen, dat opgemaakt is door Nieuwe Schiedamsche Courant over deze avond. De mening van de Branders en Gistfabrikanten over de teloorgang van de branderijen staat haaks op de meningen van economen en geschiedschrijvers van na WO II. Lees hier het complete krantenartikel.
Bronnen: Schiedam in de Tweede Helft van de Negentiende Eeuw: Dr. H. Schmitz; N.V. Drukkerij ‘De Eendracht’ Schiedam (1962)
Drie Eeuwen De Kuyper: K.E. Sluyterman & H.H. Vleesenbeek pagina 23-24 (1995)
Bij een beschrijving van de branderijen mogen zeker de Schiedamse molens niet overgeslagen worden. Omstreeks 1850 was Schiedam omgeven door een krans van geweldige stenen bovenkruiers, machtige reuzen, die torenhoog uitstaken boven het nog kleine, negentiende-eeuwse stadje. De molens vormden de roem van Schiedam, en zelfs nu nog kan de bezoeker een indruk krijgen hoe imposant de aanblik van al die molens eens geweest moet zijn. Helaas niet meer dan een indruk, want van de zeventien windmolens, die er omstreeks 1860 in de stad stonden, zijn er nog maar vier, of liever: drie plus één zonder kap en wieken, over. Omdat drie van de genoemde molens dicht bijeen staan aan de Noordvest en de Vellevest, is het mogelijk zich een beeld te vormen van de toestand omstreeks het midden van de vorige eeuw. Toen hoorde je overal langs de vesten het geluid van de draaiende wieken. De bloeiperiode van de windmolens was omstreeks 1850 bijna voorbij. De meeste van de veertien brandersmolens en vier bakkersmolens (17 windmolens en een watermolen, getijmolen) waren gebouwd tussen 1711 en 1727 aan de Westzijde van de stad. Negen molens werden gebouwd in de jaren 1778 tot en met 1797 aan de Noordvest, toen aan de Oostzijde van Schiedam.
De opleving in de moutwijnindustrie liet ook zijn sporen na bij de molens. De bakkersmolen ‘Washington’ werd vanaf de tweede helft van de 19e eeuw ingezet als brandersmolen. Uitbreiding van het aantal windmolens stond niet op het programma, wel de introductie van de stoommolen. De eerste stoommolen (‘Rijsthalm’) werd gebouwd aan de Buitenhaven in het aangrenzende Oud-Mathenesse. Het was meteen een groot succes, omdat in de eerste twee jaren na gereedkomen van de stoommolen er weinig wind was. De eerste stoommolen (‘De Draak’) op Schiedams grondgebied dateert van 1854, maar was alleen bestemd voor gebruik door de branderij van J.A.J. Nolet. In 1857 werden ‘De Dubbele Arend’ en ‘De Cycloop’ (Naamlooze Vennootschap, Directeur J. H. Ris) opgericht. De tijd van alleen windmolens was voorbij. Toen de windmolen ‘De Gapert’ in 1864 afbrandde, werd deze vervangen door een stoommolen met dezelfde naam.
Vanaf 1870 verdwenen met enige regelmaat windmolens uit het straatbeeld. Ook windmolen ‘De West’ (later vervangen door een stoommolen met dezelfde naam) en ‘De Kameel’ (Herbouwd in 2010) behoorden tot de eerste slachtoffers van de modernisering. Daardoor daalde het aantal naar elf. Na 1870 zouden nog 5 windmolens het loodje leggen en twee andere grotendeels werden ontmanteld. Ook de molen ‘De Noord’ (1400) verloor kap en wieken (Herbouwd in 1962).
Vrij veel mensen vonden werk in de molens. De KvK schatte in 1870 dat het gemiddelde rond 6 arbeiders lag per molen. Dat zou neerkomen op rond de 130 arbeiders in de in 1870 nog in gebruik zijnde 11 windmolens. Die molens produceerden in dat jaar naar schatting 38- tot 40.000 ton meel. In dat jaar werden door de 4 stoommolens, waarvan 1 maar de helft van het jaar in bedrijf was, bijna 30.000 ton meel afgeleverd. In deze 4 stoommolens waren 80 man aan het werk. In totaal dus, inclusief de windmolens, waren er rond de 200 man werkzaam in de molens. In 1880 waren er 5 stoommolens: ‘De Draak’, ‘De Dubbele Arend’, ‘De Cycloop’, ‘De West en een stoommolen, die bijna uitsluitend voor de stoombranderij (1878) van T.C. Melchers werkte. Deze stoombranderij was op dat moment de enige die Schiedam rijk was.
De totale opbrengst van de Schiedamse maalbedrijven in de periode 1878 bedroeg ongeveer 90.000 ton per jaar. Daarvan werd een derde nog maar geleverd door de windmolens. In 1870 bedroeg het aandeel van de windmolens nog rond de 50%. Dat was een forse achtergang in 8 jaar tijd. Het aantal stoommolens bedroeg rond 1900 acht molens, waarvan alleen ‘De Draak’ nog over was en lange tijd na 1900 gebruikt werd als pakhuis. Het is nu een Gemeentelijk monument.
Op 1941 vraagt J.P. Tomasini ( 2 augustus 1907 Rotterdam) een Hinderwetvergunning voor het opstarten van een houtzagerij aan de Overschiesestraat 60 in Schiedam. Het gezin op de vlucht geraakt voor het oorlogsgeweld in Rotterdam (bombardement mei 1940), betrok een woonhuis aan de Houtstraat 24B1in Schiedam-Zuid (De Gorzen). Van hun voormalige woonhuis aan de Zegwaardstraat 31C in Rotterdam was weinig meer over.
Adrianus Willem Jacobus Standaart was een zondagskind, geboren op 12 februari 1882 in Rotterdam. Hij was vernoemd naar zijn grootvader van moeders kant, Adrianus van de Haspel (1824-1911), orgelbouwer bij Kam & Van der Meulen, vooral actief in de Rotterdamse regio, maar leverancier van orgels in het hele land. Zijn opa was er mede-eigenaar van. Hij bracht zijn kleinzoon de liefde voor het vak bij. Het echte ambacht leerde Adriaan bij de wereldberoemde orgelbouwer Pieter Maarschalkerweerd in Utrecht. Adriaan Standaart keerde in 1900 terug naar Rotterdam, vakbekwaam opgeleid en nog maar achttien jaar oud.
Opa Adriaan was als gevorderde zeventigplusser aan het afbouwen, maar had vreugde in het pionieren van zijn kleinzoon. Zo kwam het dat Adriaan Standaart in 1904 met hulp van opa een eigen orgelmakerij kon oprichten onder de naam: Ateliers voor Kerkorgelbouw A. Standaart, gevestigd aan de Scheepmakershaven in Rotterdam. Zoals Adriaan bij de Maarschalkerweerds had gezien, koos hij ook voor een fabrieksmatige opzet, waardoor hij de orgels tegen een voordelige prijs kon leveren. Zo veranderde de bedrijfsnaam in N.V. Standaart’s Orgelfabrieken, inmiddels verhuisd naar de Raephorststraat in het Oude Noorden van Rotterdam en later gevestigd aan de Zoomstraat, iets verderop in de wijk. Maar met de verhuizing naar de Gerrit van de Lindestraat in het Nieuwe Westen kwam hij al dichter bij Schiedam.
Schiedam, bouw van theaterorgels
Tot 1920 bouwde Standaart alleen kerkorgels, maar daarna specialiseerde hij zich in orgels voor concertzalen en ook bioscopen, zodat de ‘stomme films’ van geluid konden worden voorzien. In 1923 kwam Standaart naar Schiedam en vestigde het bedrijf zich aan de Nieuwe Haven 83. Er werkten veertig man. Standaart fabriceerde eenklavierorgels met een degelijke mechanische tractuur. Standaart bouwde in Schiedam meer dan veertig orgels voor theaters in het hele land. Ook het VARA-orgel, de stadhuisorgels op de Coolsingel in Rotterdam en in Schiedam, het kerkorgel van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB aan de Westvest 90 en het Passagetheater, waar Joop Walvis beroemd mee werd.
Naamloze Vennootschap
In 1928 werd het bedrijf omgezet in een Naamloze Vennootschap met een aandelenkapitaal van ƒ300.000 verdeeld in 300 aandelen van elk ƒ1.000. Er was ƒ155.000 volgestort. In het jaarverslag over 1928 ingediend bij de KvK kunnen we al lezen dat er waarschuwingen in zaten voor de toekomstige ontwikkeling van het bedrijf. Vanwege de hoge invoerrechten en de hoge devaluatie van het Britse pond zag Standaart zich genoodzaakt een fabriek aan te kopen in Londen om de productie daar te starten voor opdrachten verkregen binnen het Verenigd Koninkrijk. Ook in andere Europese landen had Standaart agenturen, zoals bijvoorbeeld in Duitsland. De winstmarges op de afgeleverde concertorgels waren minimaal om de toenemende concurrentie het hoofd te kunnen bieden. Daarom werd, door de tegenvallende afzet, de vestiging in Antwerpen in 1930 gesloten. Dat die sluiting niet geheel glad verlopen is, bleek uit het feit dat de Belgen een proces voerden tegen Standaart wegens verduistering en frauduleuze handelingen. De rechtszaak werd gevoerd eind 1940. Een uitspraak van het Antwerpse gerechtshof hebben we tot nu toe niet kunnen vinden.
Faillissement A.W.J. Standaart Sr.
Vóór het faillissement op 29 mei 1935 richtte A.W.J. Standaart Sr. op 20 februari 1935 met zijn zoons dr. A.W.J. Standaart Jr. en Cor Standaart de “Standaart Orgelfabriek” op. Dit bedrijf wilde de “fabricage van en handel in orgels en muziekinstrumenten en deszelfs onderdelen in den ruimsten zin des woords” voortzetten. Dr. A.W.J. Standaart Jr. werd met zijn vader vennoot in deze firma. Dit bedrijf bleef buiten het faillissement. Met deze constructie konden veel werknemers hun baan behouden. Toen het “oude” bedrijf in 1935 failliet ging, werd het grootste gedeelte van de inventaris overgenomen door de orgelmaker Dekker uit Goes. Voor de onderhoudswerkzaamheden werd voor het faillissement op 18 maart 1935 de commanditaire vennootschap “Standaart orgel onderhoudsdienst” opgericht waarin ook de heer Kavelaars in betrokken was. Op 1 april 1935 werd A.J.W. Standaart Sr. er bedrijfsleider.
Maar in 1935 ging de orgelfabriek failliet. Er waren in de crisistijd van het interbellum te weinig theaters. Tijdens de bouw van het AVRO-orgel ging Standaart failliet. Het orgel is afgebouwd door de Engelsman Compton. De bedrijfspanden aan de Nieuwe haven 83 zijn een jaar later verkocht aan de N.V. Cacao Chocoladefabriek ‘Baronie’2). A.W.J. Standaart verhuisde naar de Westvest 90a (tegenover molen ‘De Walvisch’). Op het adres Westvest 90c vestigde zich ‘Standaart’s Reportagedienst’. In het adresboek 1941 stond dat bedrijf onder de noemer ‘Versterker-Installaties’. Waarschijnlijk dat vanaf dat adres orgeldemonstraties werden verzorgd. De afwikkeling van het faillissement werd in 1940 bekrachtigd. In 1942 werden twee nevenactiviteiten beëindigd. Opheffing van de commanditaire vennootschap “Standaart orgel onderhoudsdienst” op 30 november 1942. Opheffing op 24 november 1942 van het bedrijf van A.W.J. Standaart jr. “Atelier voor Kerk- en Concertorgelbouw Dr. A. Standaart”.
Dr. A.J.W. Standaart Jr.
In 1927 werd in Antwerpen, wegens de grote vraag naar orkestorgels in België, een filiaal geopend. Als directeur van de Belgische vestiging werd A.W. Standaart jr. aangesteld. Hij vervulde deze functie tot 1 januari 1931. Vanaf die datum aanvaardde hij een functie als General manager bij de Duitse orgelbouwer Philips A.G. in het Duitse Frankfurt-Aschaffenburg. Hij verwierf op 22 februari 1935 aan de Western Universiteit in Berlijn de graad van Doctor in de Technische Wetenschap met zijn proefschrift “Nieuwe inzichten op het gebied der toonvorming en der periodieke wijzigingen van den aerodynamischen druk in orgelpijpen“. Het interessante van dit proefschrift (dat hij aan zijn vader opdroeg) is dat het een beeld geeft van de opvattingen over de orgelbouw in die tijd, met betrekking tot bv. dispositie, mensurering en intonatie en de te gebruiken materialen voor het pijpwerk. Wanneer hij precies terugkwam naar Nederland is niet bekend. Eenmaal terug in Nederland richtte hij op 23 november 1935 zijn eigen bedrijf op met de naam het ‘Atelier voor Kerk- en Concertorgelbouw Dr. A. Standaart‘8).
Persoonlijk leven dr. A.J.W. Standaart jr.
Hij huwde op 30 augustus 1927 met de Duitse Elisabeth Steiner. Dit huwelijk werd ontbonden op 19 december 1933. Zijn tweede huwelijk was op 23 augustus 1934 met Josina Cornelia Streefkerk van wie hij scheidde op 2 mei 1941. in de overlijdensadvertentie van zijn vader van 12 januari 1958 staat als partner van A.W. Standaart jr. mevrouw M. Standaart-Duys vermeld. Hij verliet het bedrijf in 1946 en vertrok later naar Amerika. Hij stichtte in Suffolk (bij Richmond in Virginia) een orgelfabriek: ‘Standaart Organ Company’. Op 23 augustus 1976 overleed hij in Winston Salem (USA).
Pand aan de Noordvest 42
De materialen, die na het faillissement nog over waren, werden opgeslagen in het bijgebouw van de oude Stoommolen ‘De Draak’. Vandaar uit werden onderhoudswerkzaamheden verzorgd voor alle Standaartorgels. In 1939 brak brand uit in het pand. Binnen twee uur was er van de gebouwen niets meer over. Gelukkig wist de brandweer het naastgelegen gebouw van de stoommolen ‘De Draak’ te behouden. In de avond voor de brand had Standaart een groot kerkorgel het pand binnengebracht voor onderhoud en restauratie. Standaart was niet verzekerd. Standaart kon dat ook niet, omdat zijn medehuurder van het pand het ‘Zaagselbedrijf De Regt’ was. Geen enkele verzekeraar wilde dat bedrijf verzekeren. De verzekeringsmaatschappijen vonden het risico te groot. Het op de bovenverdieping wonende gezin met 8 kinderen was ook niet verzekerd. Er deden zich geen persoonlijke ongelukken voor. De enige, die in de vlammen omkwam was de hond van het zaagselbedrijf.
C.A. Standaart
In november 1935 werd onder telefoonnummer 67569 het pand aan de Julianalaan 98a (?) aangesloten met als omschrijving C.V. Standaart’s Orgelonderhoudsdienst. Cor Standaart kreeg in 1936 via een door de Rechtbank verleende handlichting groen licht een onderneming op te starten: “tot het vervaardigen van orgels en onderdelen, het beschikken over zijn ontvangsten en uitgaven, het sluiten van overeenkomsten, aangaan van verbintenissen, sluiten van arbeidsovereenkomsten, kopen en verkopen van materialen en andere goederen, openen en houden van bank-, en postrekeningen en het doen van: al datgene dat op voornoemd bedrijf betrekking heeft”.
Een jaar na de Tweede Wereldoorlog vroeg Cor Standaart een Hinderwetvergunning aan voor voortzetting van het bedrijf aan de Noordvest 18. Het bedrijf in Schiedam bloeide op. In 1947 berichtte de Nieuwe Schiedamsche Courant dat Standaart samen met een circusartiest (een bekende Nederlandse muzikale clown) een methode had bedacht, waarmee je met een accordeon het orgel kon bespelen. Zo kon de organist te midden van het publiek het orgel laten klinken. Na een jaar lang in 1954-1955 als plaatsvervanger voor de organist (Joop Walvis) van het Passagetheater te hebben gewerkt, ging hij op tournee (samen met de Schiedamse zanger Wim Scholten) door Nederland met een in de Verenigde Staten gekocht Hammond-orgel dat door Standaart aangepast en uitgebreid was. Hij verzorgde met dit orgel ook enkele gastoptredens in Hotel ‘De Kroon’ aan de Koemarkt in Schiedam. Aan het begin van de 60-er jaren was hij de vaste organist van de bioscoop ‘Cinerama’ in Rotterdam. In 1963 vertrok hij naar Arnhem en werd de organist van het Rembrandt Theater.
Cor Standaart ontwikkelde zich tot een fameuze organist en trad vaak op als plaatsvervanger van Cor Steyn. Standaart had veel ervaring opgedaan als bioscooporganist in Den Haag en Antwerpen. In 1950 verhuisde Orgelfabriek Standaart naar de Kreupelstraat 107), waar het zich toelegde op restauratie van enkele van de 285 zelfgebouwde orgels. Cor Standaart legde zich meer toe op de ontwikkeling van cinemaorgels. In 1951 liet hij in een interview in het dagblad ‘Het Parool’ weten veel in België werkzaam te zijn. Zijn eigen concertorgel dat hij had opgebouwd op de eerste verdieping van zijn toenmalige huis aan de Lange Haven 79 zou naar zijn zeggen waarschijnlijk verkocht worden aan een tandarts in Antwerpen. In 1955 staakte hij de werkzaamheden in Schiedam. De concurrentie van Hammondorgels was te groot geworden.
Persoonlijk leven C. Standaart Cor trouwde op 14 maart 1940 met Hendrika Johanna Radstake. Op 29 april 1944 werd dochter Corine Hendrika Magteld geboren op 12 mei 1949 werd dochter Irene M. geboren en op 19 juli 1950 werd bij de Gemeente Schiedam aangifte gedaan van de geboorte van een zoon: met de naam Cor A. Cor Standaart (1916) stierf plotseling in oktober 1976 in zijn woonplaats Apeldoorn. Daar woonde hij alweer sinds 1961. Hij was daar gaan wonen i.v.m. zijn werk als vaste organist in het Arnhemse Rembrandt-theater. Toen het Rembrandttheater stopte met een organist legde Cor zich toe op restauratie en onderhoud van concertorgels. Na zijn overlijden in 1976 werd de bedrijfsvoering beëindigd.
Overlijden grondlegger
Op 13 januari 1958 overleed A.W.J. Standaart na een kort ziekbed op de leeftijd van 75 jaar. Op de foto onder de link is hij te zien met zijn vrouw in 1952, toen zij een bezoek brachten aan hun zoon Cor aan de Lange Haven 79.
Elftal van Standaart Football Club, met geheel rechts A.W.J. Standaart sr., eigenaar van de gelijknamige orgelfabriek met naast hem een jonge C(or). A. Standaart. Gemeentearchief Schiedam / beeldnummer 27536 (bewerkt).
S.F.C (Standaart’s Footbal club) 1929 In maart 1929 werd door het personeel een voetbalclub opgericht. De eerste secretaris van de vereniging was de heer J. Kooijman waar leden zich konden aanmelden. De eerste wedstrijd werd gespeeld op zaterdagmiddag 9 maart 1929 tegen D.H.S. op het terrein van D.H.S. Het team nam deel aan de Zomeravondcompetitie5). Eind september 1929 werd het team ook ingeschreven voor de Z.A.C. (Zaterdagmiddag Amateurs Competitie)6). De ploeg van Standaart werd wel de eerste kampioen van de Zomeravond Competitie (S.A.C.) in 1929. Het jaar erop werden ze vierde. Vanaf het seizoen 1931 werd geen elftal meer ingeschreven voor de beide competities (S.A.C. en Z.A.C).
Enkele beroemde Concert- en Theaterorgels
1920 Orgel Burgerzaal stadhuis Rotterdam
Onder moeilijke omstandigheden, toen er een ongekende materialen nood was – in de jaren 1918-1920 – heeft Standaart het orgel in de Burgerzaal van het Rotterdamse stadhuis gebouwd. De pijpen zijn voor een niet onbelangrijk deel gegoten uit tinnen kannetjes en andere tinnen gebruiksvoorwerpen, die de eigenaars, aan de fabriek kwamen verkopen. Ondanks de grote moeilijkheden, die overwonnen moesten worden, is het een prachtig orgel geworden. Met potentiële klanten, die een opdracht voor de bouw van een orgel te vergeven hadden, werd meermalen ook een bezoek aan de Burgerzaal gebracht.
1933 Theaterorgel Passage Theater Schiedam
Het orgel in het Passage Theater in Schiedam werd in opdracht van Abraham Tuschinski in 1933 gebouwd. De opdracht voor een cinemaorgel werd verleend aan de Schiedamse orgelbouwer Standaart die er een orgel plaatste met 10 stemmen en met een 3-klaviers speeltafel. Bij het ontwerp werd advies verkregen van Reginald Foort1). Op zaterdag 23 december 1933 opende het theater met een filmprogramma. Vertoond werden de films Het verliefde hotel en King Neptune, een optreden van Alex de Haas en de Zenly Sisters. Aan het orgel zat Pierre Palla. Na de opening werd de vaste bespeler van het orgel Joop Walvis3). Ook hebben op dit orgel gespeeld Cor Steyn, Guus Jansen, Gerard Bressers en Cor Standaart. In de jaren zestig raakte het orgel in onbruik totdat in 1975 de NOF het orgel weer nieuw leven in blies9). In dat jaar werd ook de zaal verbouwd wat helaas ten kostte ging van de akoestiek.
In 1974 werd, naar ontwerp van Architectengroep Verster Dijkstra Loerakker, de zaal ingrijpend verbouwd en kwam er een kleine bioscoopzaal bij. De grote zaal, met orkestbak, had 574 zitplaatsen.
Het lijsttoneel had een opening van 8,47 meter breed en 6,5 meter hoog. Het toneel zelf was 13,43 meter breed, 12,84 meter diep en 11 meter hoog. Er werd voornamelijk toneel en film gebracht.
Ondanks de goede toneelvoorzieningen en goede akoestiek werd er meer film dan theater gebracht. In 1974 werd de zaal, in opdracht van de gemeente, zelfs definitief verbouwd tot bioscoop. Het balkon in de zaal werd gelijkgetrokken met de zitplaatsen in de zaal. Zo ontstond een steile publieksopstelling. Het toneel bleef geheel intact maar de zaal had geen uitstraling meer als schouwburg.
In 1994 besloot de gemeenteraad van Schiedam dat het Passagetheater dicht ging, er werd een nieuw “Theater aan de Schie” gebouwd. Het orgel werd door de NOF opgeslagen, gereviseerd en opnieuw opgebouwd in het nieuwe theater en er vonden weer maandelijks concerten plaats. Totdat de gemeenteraad besloot dat het allemaal professioneler moest en het onderhoud overging naar een ‘echte orgelbouwer’. Helaas had deze weinig kaas gegeten van theaterorgels. Nadat hij het orgel onderhanden had genomen, moesten de eerste de beste concerten worden afgeblazen omdat het orgel het niet deed. Het orgel is toen zo’n 5 jaar nauwelijks meer gebruikt. Gelukkig heeft de gemeente de NOF later weer gevonden. Er worden alweer enkele jaren concerten georganiseerd.
1935 Het Avro-orgel (Pierre Palla-orgel) Standaart kreeg de opdracht om een concertorgel (type theaterorgel) en een kerkorgel te bouwen. Helaas ging Standaart in mei 1935 failliet en bleef de AVRO zitten met de onderdelen van een onaf concertorgel. Na enig zoeken bleek de Engelse orgelbouwer John Compton geschikt en bereid om met toepassing van de bruikbare Standaart-onderdelen, voornamelijk het pijpwerk en de houten ombouw van de speeltafel, alsnog een goed werkend concertorgel en kerkorgel te maken. In de decennia daarna kreeg het AVRO-Concertorgel beroemdheid door de bespelingen van onder meer Pierre Palla,Cor Steyn en Bernard Drukker. Anno 2022 staat het AVRO-theaterorgel in het MCO-gebouw in Hilversum en krijgt het kerkorgel een nieuwe plek in de Sint-Vitus Kerk in Hilversum.
Waar gingen de Kerk- en theaterorgels heen? Overzicht van de door ‘Standaart’ geplaatste kerkorgels kunt op de website orgelsite vinden. Overzicht van de verkochte theaterorgels vanaf 1923 (Schiedamse periode) kunt u hier vinden. De geschiedenis van de Standaart Theaterorgels kunt u hier vinden. De geschiedenis van de familie Standaart kunt u hier vinden.
Beeldmateriaal: Gerard Bressers: Beeldbank Schiedam, Beeldnummer 28995
Standard Organ Company:
Accordeon-Concertorgel: Nieuw Schiedamsche Courant 25 april 1947 / fotograaf: Onbekend
Adriaan Standaart en zijn vrouw: schiedam24.nl / Collectie Corine Standaart
Scheepmakershaven: Foto: Stadsarchief Rotterdam, Beeldnummer NL-RtSA_4202_1971-1989-01
Raephorststraat: Foto: Stadsarchief Rotterdam, Beeldnummer NL-RtSA_4029_PBK-2004-270-01
Zoomstraat: Foto: Stadsarchief Rotterdam, Beeldnummer NL-RtSA_4204_296
Gerrit van de Lindestraat: Foto: Stadsarchief Rotterdam, Beeldnummer NL-RtSA_4202_1975-1559-01-2
Noten: 1) A.W.J. Standaart Jr. benaderde in het voorjaar van 1951 de organist Reginald Foort. Deze kwam in 1952 naar Amerika en werd vicepresident van Standaart’s Orgelfabriek. Foort gebruikte daarbij het pseudoniem “Michael Cheshire”, een schuilnaam die hij eerder had gebruikt. Standaart vroeg hem die naam te gebruiken, omdat hij niet direct met bioscooporgels geassocieerd wilde worden. Reginald Foort vermeldt in zijn boek dat zijn werk voor de Standaart Organ Company door financiële moeilijkheden al na tien maanden eindigde. 2) Na vertrek van de chocoladefabriek ‘De Baronie’ was daar het designmeubelbedrijf Gebroeders De Wit gevestigd. Vandaag de dag is daar een gebouw met appartementen gevestigd. 3) Joop Walvis is van 1933 tot 1954 de vaste organist geweest van het concertorgel in het Passagetheater met een onderbreking van de oorlogsjaren. Walvis dook onder. De Duitsers maakten lange tijd jacht op hem, maar hebben hem nooit gevonden. Saillant detail: Walvis zat ondergedoken in de kelder van het Passagetheater. In die oorlogsperiode vanaf eind 1940 tot ongeveer eind 1944 speelde Henk Breton4) op het orgel. In 1954 verhuisde Walvis naar de Würlitzer Orgelfabriek in Brussel om demonstraties in Europa te verzorgen met hun concertorgels. Dat heeft een jaar geduurd. Het was toch niet wat hij zich er van voorgesteld had. In 1955 keerde hij terug naar het Passagetheater. Tuschinski had hem een jaar gegeven om eventueel terug te keren. Net binnen dat jaar besloot hij om terug te komen. In zijn afwezigheid heeft Cor Standaart het orgel bespeeld. Na de terugkomst van de ‘verloren zoon’ Walvis ging Cor Standaart weer aan de slag als orgelbouwer bij zijn vader. In 1958 stopte Walvis ermee en ging naar Antwerpen met zijn vrouw en begon er een restaurant. Zijn plaats werd ingenomen door een oud-leerling van hem Gerard Bressers, die veel ervaring had opgedaan op een Standaartorgel bij café ‘De Karseboom’, waar hij bijna dagelijks speelde van 1955 tot 1958. In 1963 stopte het Passagetheater gebruik te maken van het orgel en kon Gerard Bressers vertrekken. Het onderhoud drukte zwaar op de begroting van het theater. Dat orgel werd toen nog onderhouden door Cor Standaart. 4) Henk Breton zou in de 50-er jaren de vaste organist worden van het Luxortheater in Rotterdam. 5) Op 14 maart 1929 werd in Schiedam de ‘Schiedamsche Amateur-Competitie’ opgericht. De competitie werd gevormd door voetbalverenigingen, die op zomeravonden wensten te spelen en de verenigingen moesten worden samengesteld uit personeel van kantoren, fabrieken of instellingen. Niet meer dan acht elftallen mochten aan deze competitie meedoen. Ingeschreven hadden: V.V.R. (Voetbalvereniging Roelants), P.S.V. (Politie Sport Vereeniging), Vooruit (Supportersclub van Hermes D.V.S.), S.F.C. (Standaart’s Football Club), V.V. De komeet (N.V. De Komeet) en ‘Pro Patria’ als uitzondering. ‘Pro Patria’ was een op 30 april 1920 opgerichte amateurvoetbalvereniging. Beter bekend bij de volbloed Schiedammers als PPSC (Pro Patria Stormvogels Combinatie). 6)In september 1929 werd een Zaterdag Amateur Competitie opgericht. Alleen spelers die niet aangesloten waren bij de R.V.B. (Rotterdamse Voetbal Bond) of N.V.B (Nederlandse Voetbal Bond) waren speelgerechtigd. De competitie bestond uit: ‘V.V. De Komeet’, H.V.O. (Havenbedrijf Vlaardingen-Oost), Sunlight (Vlaardingen), B.V.A. (Bouwvakarbeiders Vlaardingen) en C.V.T. (Stoomkuiperij C. van Toor, Maassluis). 7)Na het vertrek uit de fabrieks- en woonpanden aan de Nieuwe Haven 83-Warande 30 na het faillissement in 1935 (het faillissement werd trouwens in augustus 1940 opgeheven) worden de vestigingsplaatsen van de nieuw gevormde bedrijven na 1935 wazig. Het laatste wat terug te vinden is in de dagbladen is het pand aan de Westvest 42 (als buurman van stoommolen ‘De Draak’) dat in 1939 in vlammen opgaat. In 1946 is in enkele krantenberichten de aanvraag voor een Hinderwetvergunning terug te vinden voor het inrichten van een orgelfabriek door C. Standaart op het adres Noordvest 18 in Schiedam. Dat werd door de gemeente Schiedam aangehouden en waarschijnlijk geweigerd? Daar vestigde zich Handelsonderneming IMKO. In een artikel in Schiedam24.nl van 2018 popt het adres Kreupelstraat 10 op. Volgens de adresboeken van de Gemeente Schiedam heeft daar slagerij Dijkshoorn als laatste zijn nering had. 8) Deze onderneming wordt op 30 november 1942 opgeheven, evnals een week eerder het ‘Atelier voor Kerk- en Concert Orgelbouw. 9)De toenmalige wethouder Bolmers (PvdA). bijgenaamd, ‘De sloper van Schiedam’, had al geopperd: ‘Bewaren? Snoer doorknippen en weggooien’. Gelukkig sprong de NOF (Nederlandse Orgel Federatie) in de bres en restaureerde het orgel gratis. Gelukkig voor Schiedam vertrok hij in 1975 naar Nieuwerkerk. Na hem zijn er nog meer ‘slopers’ benoemd als wethouder, die o.a. alle monumentale gebouwen van Werf Gusto in 1980 (‘Waar hebben we het over? Het benne alleen maar planken en spijkers’) tegen de grond hebben gesmeten en in 2015 de ‘Westerhavenbrug’ op transport hebben gezet naar de smeltovens van de Hoogovens, om twee uit de talloze slooporgiën als voorbeeld te geven.
Deze lijst laat alleen zo veel mogelijk de opdrachten zien voor Theater- Concertorgels, dus geen kerkorgels!
1)Pandora was de naam bij de opening van het theater in Schiedam. Later omgedoopt tot City-theater (1934) en bij de meeste Schiedammers beter bekend als Monopole Theater (vanaf 1938).
Laatst bijgewerkt op: 6 januari 2024
Geschiedenis van een Schiedamse scheepswerf
Beheer persoonlijke instellingen!
Sommige software plug-ins die gebruikt worden voor het onderhouden en functioneren van deze website, zoals bijvoorbeeld Google Fonts en Google Maps gebruiken technologieën zoals cookies om informatie over uw apparaat op te slaan en/of te raadplegen. St.-Erfgoed Werf Gusto, als beheerder van deze website, doet niets met de vergaarde informatie. Door in te stemmen met het gebruik van deze technologieën kunnen gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's via onze site verwerkt worden. U kunt natuurlijk geen toestemming geven of uw toestemming intrekken. Misschien zou het een nadelige invloed kunnen hebben op bepaalde onderdelen van onze website.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een website of over verschillende websites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.