Schiedam Scheepsbouwstad

Leestijd: 4 minuten

Van 1820 tot 1984, met een onderbreking van ongeveer 20 jaar aan het eind van de 19e eeuw, werd de economie van Schiedam onder andere bepaald door de Scheepsbouw en Scheepsreparatie. De daarmee onlosmakelijk verbonden Schiedamse rederijen, Schiedamse havens en het water rondom de stad krijgen ook aandacht op deze website.

Door de eeuwen heen kreeg Schiedam haar nijverheid en industrie toegeschoven door ‘grote buur’ Rotterdam. Dat was het geval in de achttiende eeuw, toen als gevolg van de stilgevallen wijnimport uit Frankrijk de productie van jenever opgang maakte. Rotterdam was uit oogpunt van brandgevaar en stankoverlast de Branderijen en Distilleerderijen liever kwijt dan rijk. En dat gold eveneens aan het begin van de twintigste eeuw voor de werven die door de sterke toename in scheepsafmetingen met ruimtegebrek te kampen hadden. Beide bedrijfstakken kwamen vervolgens in Schiedam tot grote bloei, wat de stad welvaart bracht. Maar terwijl de branderijen, destilleerderijen en molens in de monumentale binnenstad worden gekoesterd, zijn er van het veel recentere scheepsbouwverleden aan de oevers van de Nieuwe Maas nauwelijks nog sporen terug te vinden. Van de drie grote scheepsbouwbedrijven die in tien jaar tijd in Schiedam neerstreken, Gusto (1905)De Nieuwe Waterweg (1914) en Wilton (1915), resteert alleen van laatstgenoemde werf nog erfgoed dat dateert uit de gloriejaren. Het is de voormalige timmerfabriek van Wilton Fijenoord uit 1948 die tegenwoordig dienst doet als kantoorgebouw van GustoMSC (Gusto Marine Structure Consultants), een ingenieursbureau dat actief is in de offshore en met haar naam de herinnering aan die andere grote Schiedammer scheepswerf in ere houdt.

Midden negentiende eeuw probeerde Schiedam nog wel met de ontwikkelingen in de scheepvaart en scheepsbouw bij te blijven door haar havenactiviteiten uit te breiden. In 1846 was er een plan voor een zijtak van de spoorlijn vanaf station Schiedam naar het havengebied, aansluiting gevend op een door de H.IJ.S.M., de Hollands IJzeren Spoorweg Maatschappij, in te stellen stoombootdienst Schiedam – Harwich.

Nadat duidelijk werd dat Schiedam stevig voor de kosten van aanleg zou moeten opdraaien verdween het plan in de la. De uitbreidingsplannen werden nog lang vanuit de bestaande havens bedacht met de ‘Voorhaven‘ als entree. Zo werd omstreeks 1860 de Westerhaven met ‘Spuikanaal’ op het ‘Buitengors’ gegraven. Bij het verder uitgraven van de ‘Westerhaven’ in 1929 werd een deel van het spuikanaal verbreed tot wat men in de volksmond de Houthaven noemde. De ‘Westerhaven’ heeft brede kaden, maar was voor zeeschepen door toename van de scheepsgrootte en grotere diepgang niet geschikt.

Ook de “Buitensluis“* tussen  ‘Voorhaven’ en Buitenhaven was daarvoor te smal. De ‘Westerhaven’ werd gegraven in een tijd dat de Branderijen bezig waren met een wederopstanding na jarenlang  een kwijnend bestaan geleid te hebben.  Het was een plan van de Schiedamse raadsleden J.B. Nolet en mr. L.G. Greeve. Het plan van een grote insteekhaven met rechtstreekse aansluiting op de Maas, dat al in 1852 door de heer ing. Fijnje was getekend en goedgekeurd, werd terzijde geschoven. Kortom in een tijd dat reders al overschakelden op stalen schepen, met zeil/stoom aandrijving, bouwde de Gemeente Schiedam een binnenhaven, die bij ingebruikname al niet voldeed. Zeeschepen moesten drie keer een bocht van 90° maken om af te meren in de ondiepe en smalle ‘Westerhaven’.

Via veel plannen maken en overleg voeren werd in de tweede helft van de negentiende eeuw lieverlee duidelijk dat voor havens waar zeeschepen konden afmeren insteekhavens vanaf de Nieuwe Maas nodig waren. In 1898 werd in het Oost Frankenland de Oosterhaven gegraven, later onderdeel van de ‘Merwehaven‘. Een haven die Rotterdam – na de annexatie in 1925 van dat gebied – aanlegde. Op 3 juni 1899 werden in die Oosterhaven, een diepe havenkom nabij de voormalige werf De Nijverheid gegraven Deze was bestemd voor het afmeren van de moderne zeeschepen. Toen het werk klaar was werden in de monding  enige meerboeien geplaatst. Hierdoor werd het mogelijk ook de grootste en diepste zeeschepen van dat moment een veilige ligplaats te bieden, om zonder hinder van storm, stroom of ijsgang hun lading in rivierschepen te lossen. Het gemeentebestuur sprak de hoop uit dat de nabijheid van de toen nog aanwezige Kielhaven, als tijdelijke bergplaats voor balken geschikt, ook voor het lossen van balken een goede gelegenheid bood, terwijl ook de onmiddellijke nabijheid van de uitgestrekte opslagterreinen de handel goed van pas zou kunnen komen. De aan het terrein grenzende gebouwde kade (‘Oosterkade‘) werd in later jaren door Werf Gusto gebruikt als afbouwkade.

Op 25 oktober 1899 meldde de Nieuwe Schiedamsche Courant dat het SS Indiaan (Rotterdamsche Lloyd) vanuit Archangel was afgemeerd in de Oosterhaven met een lading hout. De diepgang van het schip was 56 decimeters. Het SS Indiaan was niet het eerste schip dat deze nieuwe haven binnenliep. Dat was het SS Mira dat op 29 september een lading hout afleverde voor J. Plant & Co. in Schiedam. De foto is gemaakt op de sleephelling van Wilton, Delfshaven?
Foto: Maritiem Digitaal /Fotograaf onbekend.

Met de grond, die vrijkwam door het graven van de Rotterdamse Waalhaven werd begin twintigste eeuw het gorzengebied tussen ‘Voorhaven’ en ‘Vijfsluizen’ opgespoten (‘Sterrebos’). In 1909 was het werk klaar en ging Schiedam beschikken over uitgestrekte bebouwbare terreinen gelegen aan diep vaarwater. Het zwaartepunt van de scheepsbouwactiviteiten lag dan niet langer bij de werven langs de binnenhavens, maar bij de zich vestigende reuzen op dat terrein in het gebied aan de Nieuwe Maas. De Firma A.F. Smulders kocht in 1901 grond en vestigde er de ‘Werf Gusto’ vlak naast het door scheepswerf  ‘De Nijverheid’ verlaten terrein. Later kocht Gusto die grond er bij.

Nadat de ‘Wilhelminahaven’ was gegraven vestigde zich daar de Scheepswerf ‘Nieuwe Waterweg‘, dochteronderneming van ‘Furness Scheepvaart en Agenturen‘ (later  –  1925 –  werden de aandelen aan de ‘Rotterdamse Droogdok Maatschappij’ verkocht). Vervolgens werden de ‘Wiltonhaven‘ en ‘Vijfsluizenhaven‘ gegraven en vestigde zich er de werf ‘Wilton-Fijenoord‘. Schiedam zou decennialang de scheepsbouwstad van Nederland bij uitstek zijn.

*De eerste buitensluis werd gebouwd in 1622. In 1769 werd  een nieuwe sluis gebouwd naast de bestaande. De laatste werd gedempt na de ingebruikname van de nieuwe. De buitensluis werd in 1977 geheel vervangen en meteen op Deltahoogte gebracht. Bij herstelwerkzaamheden vond men nog resten van de eerste buitensluis van 1622.

Bronnen:
Historische Vereniging Schiedam / ‘Scyedam 30e jaargang nr. 2 mei 2004
Geschiedenis van Schiedam / Guus van der Feijst, heruitgave 2015
Schiedam op Schaal / A. Gordijn / Schiedamse Miniaturen 1976
Schiedam in  de tweede helft van de 19e eeuw / Dr. H. Schmitz 1962
Schip en Werf / Anno Teenstra / Schiedamse Miniaturen Deel IV 1956
De stad Schiedam /  F.J.A. Broeze 1978

Laatst bijgewerkt op: 3 november 2023