Verreweg het grootste gedeelte van de opgebaggerde specie wordt per bak van de baggermolen of zuiger naar de losplaats getransporteerd. De bakken worden bijna altijd door sleepboten gesleept. Alle bakken zijn een soort van platboomde vaartuigen en vertonen een practisch rechthoekige doorsnede. Goed beschouwd is de bak niets anders dan een laadruim met een voor- en achterschip en aan weerszijden van het laadruim een luchtkast. Hij moet immers kunnen drijven! Eventueel is er in het voorschip een magazijn voor ankers en kettingen, terwijl ir, het achterschip woonruimte kan zijn voor de bemanning.
Op het voorschip staat een zware sleepbolder, terwijl in de gangboorden een paar bolders staan voor het verhalen langs de baggermolen (of zuiger, natuurlijk). Er bestaan verschillende typen van bakken, welke hoofdzakelijk verschillen in de wijze waarop de bak gelost wordt. Dat hangt af van de grondsoort, maar vooral van het feit of de specie verder nog gebruikt wordt, bijv. voor landopspuiten of als waardeloos in zee wordt gestort.
Men kan onderscheiden: bakken met dichte beunbodem, kiepbakken en tuimelbakken. Bakken met dichte beunbodem zijn de zogenaamde elevatorbakken; deze bakken worden gelost door een bakkenzuiger, een grijperkraan of door de weinig meer voorkomende elevator. Oorspronkelijk werden deze bakken altijd gelost door een elevator, waaraan dit soort vaartuig dan ook haar naam “elevatorbak” ontleent. De constructie van een bak hangt dus sterk af van de wijze waarop deze gelost wordt.
Men ziet deze bakken dus gaarne zonder dwarsobstakels in en boven het laadruim, terwijl de bodem van het laadruim versterkt dient te worden om beschadiging, door zuigbuis, grijper of elevator-emmers te voorkomen.
De bakken, die door kranen gelost moeten worden, krijgen bij voorkeur loodrechte, althans steile wanden. Wanneer er gelost wordt door een kraan of elevator, moet de specie zo droog mogelijk worden aangevoerd en hiervoor worden in het laadruim speciale voorzieningen getroffen. Het meest voorkomende type is echter de kiepbak, waarvan de bodem geopend kan worden. De specie wordt zodoende in het water gestort. De I.H.C.-vennoten hebben verschillende patenten op dit gebied. Door de kettingen voor de kleppen langs de laadruimwand te voeren kan dit soort bak ook als zogenaamde elevator-kiepbak gebruikt worden, wat het meest gebruikelijk is. De kleppen kunnen hetzij met handkracht, hetzij met een motorlier of met hydraulische cylinders geopend en weer gesloten worden. Het eerste vereist echter behoorlijke kracht.
Een bijzondere groep vormen de tuimelbakken, welke de kantelbakken en kipbakken omvatten. Deze bakken dragen de specie op hun platte dek naar de stortplaats. Hier wordt het zwaartepunt van de bak verplaatst, waardoor de bak tuimelt. De kantelbakken volgens het Gusto-patent maken een halve slag. waarbij de onderzijde boven komt. Deze onderzijde is volkomen gelijk aan de bovenzijde en wordt op haar beurt gebruikt. Bij de kipbakken ligt de zaak even anders; zodra deze bakken tuimelen, glijdt de specie van het hellende dek af, waarna de bak zijn oude stand herneemt. Voor het storten van lichte en kleverige spullen is de kantelbak niet te evenaren, voor het storten van rotsblokken is de kipbak zeer geschikt.
foto boven is een voorbeeld van een elevatorbak.
tekst: I.H.C. Het Zeskant september 1952
foto’s: Collectie Stichting Erfgoed Werf Gusto tenzij anders vermeld.
Stichting Erfgoed Werf Gusto 2019
Laatst bijgewerkt op: 5 februari 2019