Categoriearchief: Gusto Slikkerveer

Poortwachters van Gusto


Portiers zijn medewerkers, die “iedereen” kent. Wist u, dat portiers vroeger stedelijke ambtenaren waren. die tot taak hadden het openen en sluiten van de stadspoorten? Wie in van Dale’s Woordenboek kijkt, ziet bij ·· portier·· verder staan: bediende die belast is met het in- en uitlaten van bezoekers, het geven van inlichtingen en allerlei ander bijkomend werk. Veelomvattende werkzaamheden dus. Nu, dat bleek ook wel toen wij met de Gusto-portiers praatten. Het wa­ren gesprekken-met-horten-en-stoten. omdat ze Intussen van alles te doen hadden! Lees verder Poortwachters van Gusto

Laatst bijgewerkt op: 23 december 2019

Een Filmavond (P.V. Slikkerveer)


Op vriendelijke uitnodiging van de P.V. Slikkerveer, togen we op die regenachtige Vrijdag, 16 November, naar Ridderkerk. Met “we” worden bedoeld Mej. Heynen en de Heren Hellemons, Wink en Mulders. Pluvius speelde ons parten, zodat er met een kalm gangetje gereden moest worden en het tamelijk lang duurde eer de chauffeur, dank zij de hulp van een drietal wegwijzende dames, ons afleverde aan de St. Joriszaal. Lees verder Een Filmavond (P.V. Slikkerveer)

Laatst bijgewerkt op: 18 februari 2019

De ‘opstart’ in Slikkerveer.


Beproeving van werktuigen vervaardigd aan de scheepswerf “De Industrie” van de firma
A. F. Smulders te Slikkerveer. (1894)

Bnr. 211 & 212 – foto: Collectie J. Smulders / A.F. Smulders

In de laatste weken had in de nabijheid van Rotterdam de beproeving plaats van verschillende werktuigen, welke door de firma A. F. Smulders te Slikkerveer voor rekening van de Braziliaansche Regeering waren vervaardigd. De werktuigen bestonden in: 2 zeewaardige stoom-hopperbarges (Bnr. 211 & 212), dienende tot het vervoer van gebaggerden grond en 1 zeewaardigen baggermolen (Bnr. 210) . De hopperbarges hebben elk een laadvermogen van 250 M3. of 450 ton en zijn voorzien van eene compound stoommachine van 180 pk., waardoor zij in staat zijn onder eigen stoomvermogen de reis van Rotterdam tot het zuidelijkste punt van Brazilië in betrekkelijk korten tijd af te leggen. De eerste hopperbarge volbracht dan ook reeds de reis in 27 dagen, zonder eenigen tegenspoed te hebben gehad.

Bnr. 210 – foto: Collectie J. Smulders / A.F. Smulders

De inrichting dier schepen is eens zoodanige dat de grond, waarmede zij geladen zijn, dwars door den bodem van het schip heen zich in zee of op de bestemde plaats lost. Na de lossing worden de kleppen, waarmede het laadruim van onderen voorzien is, weder gesloten en kan het schip opnieuw geladen worden.
Bij de beproeving werd ruimschoots aan al de bij contract gestelde eischen voldaan.
De zeewaardige baggermolen is een van de grootste in zijn soort en evenzoo van haar eigen stuwschroef voorzien. De machine, dienende om haar schroef in beweging te brengen, is evenals die der hopperbarges van het compound-systeem met oppervlaks condensatie en ontwikkelt een vermogen van ruim 250 pk.
De boventrommel, waardoor de emmerketting in beweging gebracht wordt, ligt op ruim 8 M. boven den waterspiegel, terwijl het werktuig op 12 M. beneden de waterlijn moet kunnen baggeren.

Het geheele vaartuig is door middel van eene direct-werkende dynamo electrisch verlicht, waartoe 2 booglampen, elk 2000 kaarsen sterk, en 50 gloeilampen, elk van 10 kaarsen, worden gebruikt.
Uit de inrichting van het schip zelf blijkt wel dat het voor eene Regeering gebouwd werd, aangezien het bureau van den ingenieur, hetwelk zich aan boord bevindt, benevens de hutten voor officieren en bemanning alle zeer keurig zijn bewerkt en van alle gemakken voorzien. Behalve de hierboven genoemde hoofdmachine bevat het werktuig nog zeven twee-cylinder-vormige hulpstoomwerktuigen, te zamen een vermogen bezittende van 140 pk. Tijdens de beproeving bleek niet alleen dat het opbrengst-vermogen meer dan voldoende was, wijl er ongeveer 400 kub.M. grond op eene diepte van ruim 12 M. beneden de waterlijn, per uur, werd gebaggerd; doch tevens dat de vaarsnelheid van het vaartuig de verwachtingen verre overtrof.

Bnr. 287 – foto: Collectie J. Smulders / A.F. Smulders

Aan bedoelde werf is thans nog in constructie: een geheel uit staal te vervaardigen drijvend-droogdok (Bnr. 287), waarin 2 pompwerktuigen, hebbende elk een vermogen van 100 pk.
Dit dok, hetwelk voor rekening van de Portugeesche regeering gebouwd wordt en bestemd is voor de haven van Loanda aan de westkust van Afrika, moet in zijn geheel van Slikkerveer daarheen worden overgebracht. Het dok heeft een lengte van ruim 60 M. , bij eene breedte van ruim 22 M. , terwijl de hoogte van den onderkant der pontons tot aan den bovenkant der zijkasten ongeveer 10 M. bedraagt.
De constructie is eene zoodanige dat een gedeelte van den dokvloer in het dok zelf kan worden gedokt en gerepareerd, waardoor het groote bezwaar van reparatiën beneden de waterlijn, waaraan de meeste drijvende dokken onderhevig zijn, vermeden is.

Bnr. 213 – foto: Collectie J. Smulders / A.F. Smulders

Ook is het voor de Nederlandsche industrie niet van belang ontbloot te weten dat, bij dezelfde firma eenen baggermolen (Bnr. 213) en elevator in opdracht is gegeven met bestemming voor Spanje, welke werktuigen geheel electrisch zullen arbeiden. Deze zijn de eerste van dien aard, welke in Europa worden vervaardigd. De werktuigen hebben geen stoommachines, noch stoomketels noodig, zij zijn alleen voorzien van electrische motoren. Door middel van een centraal electrisch station zal een electrisch vermogen van ongeveer 200 pk. worden ontwikkeld, waarna die electrische kracht door kabels naar de te water liggende werktuigen wordt overgebracht.
De voor het centraal station benoodigde werktuigen worden door de firma A. F. Smulders vervaardigd.

Bnr. 214 – foto: Collectie J. Smulders / A.F. Smulders

Verder werd ter normaliseering van den Donau door een Oostenrijksch huis aan de firma in opdracht gegeven de levering van eenen geheel uit staal gebouwden drijvenden elevateur (Bnr. 214), rustende op 2 schepen en voorzien van eenen dubbelen emmerketting.
Het systeem dier elevateurs is dat van den heer Bunau Varilla te Parijs en door dien heer in het buitenland gepatenteerd.
In de schepen worden verschillende stoomwerktuigen geplaatst, met een gezamenlijk vermogen van ongeveer 300 pk., terwijl de stoom noodig tot het voeden dier machines door 2 stoomketels zal worden geleverd. Teneinde eenigszins een indruk te krijgen van de afmetingen van dit werktuig, diene dat de totale breedte van dit werk 16 M. bedraagt, dat de boventrommel zich op 13 M. boven de waterlijn bevindt en dat de stalen bok, waaraan do afvoergoten zijn opgehangen zich tot ongeveer 26 M. boven den waterspiegel verheft.
De schepen hebben een lengte van 31 M., terwijl het opbrengstvermogen ongeveer 4000 kub. M. per dag zal bedragen.

Bnr. 219 – foto: Collectie J. Smulders / A.F. Smulders

Nog werd in de afgeloopen week een contract afgesloten voor de levering van eenen grooten baggermolen (Bnr. 219), lang 36 M., breed 6.53 M. en boog 1 M., waarin zullen worden geplaats eene stoommachine van ongeveer 110 pk., benevens de daarbij behoorende stoomketels. De bestemming van dit werktuig is voor een haven in Klein-Azië.

Voorts zijn onderhanden een aantal vaartuigen voor het vervoer van baggergrond. Van al deze werktuigen, die worden vervaardigd onder de speciale leiding des heeren Dresselhuijs, ingenieur der fabriek, worden de schepen gemaakt aan de scheepswerf der firma te Slikkerveer, de verschillende stoommachines aan hare fabriek te Utrecht en de stoomketels in hare ketelfabriek te Luik.

Een en ander vertegenwoordigt eene waarde van ongeveer drie millioen francs. Overbodig is het wel te zeggen, dat honderden werklieden aan al die verschillende werktuigen hun brood verdienen en dat voor den aanstaanden winter voor hen geen vrees behoeft te bestaan zonder werk te geraken.

Bron: Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant 04-11-1895
Werf Gusto Slikkerveer / foto: Collectoe Rob Warnas / fotograaf: Onbekend


© Stichting Erfgoed Werf Gusto®

Laatst bijgewerkt op: 18 augustus 2018

115 jaar Ondernemerschap


Al in 1901 maken de lokale kranten in Schiedam e.o. gewag van het feit, dat het bedrijf A.F. Smulders uit Slikkerveer op zoek is naar een nieuw bedrijfsterrein. Het bedrijf heeft haar oog laten vallen op een perceel aan het water van de Nieuwe Waterweg in het Schiedamse deel van Nieuw-Mathenesse. Het gaat om een perceel grond ter grootte van 57.500 cA. De scheepswerf A.F. Smulders wordt dan de directe buurman van de Apollo Kaarsenfabriek.

Er vinden verhitte discussies plaats in de Schiedamse lokale politiek, omdat A.F. Smulders de grond wilde kopen en niet, zoals in Schiedam tot dan toe de gewoonte was in erfpacht nemen. Uitgerekend een van de felste tegenstanders van grond verkopen doet een uiterste poging in de Gemeenteraad van Schiedam een beroep op zijn collega’s, in dit specifieke geval af te wijken van de regels en de grond te verkopen aan A.F. Smulders. Men zat kort na de eeuwwisseling te springen om nieuwe bedrijven binnen de stadsgrenzen van Schiedam te krijgen, daar de jeneverindustrie, die duizenden werk verschafte in een neergaande spiraal was terechtgekomen, van waaruit geen weg terug te verwachten was.

A.F. Smulders (1839 - 1908)
A.F. Smulders (1839 – 1908)

De firma A.F. Smulders krijgt haar zin en koopt de grond tegen ƒ 1,50 per cA, hetgeen de totale aankoopsom bepaalde op ƒ 86.250,-. Firma Smulders laat weten content te zijn met de beslissing van de Schiedamse Gemeenteraad en met de aankoop en voegt er desgevraagd aan toe: ‘Beslist niet te hebben willen ingaan op een eventueel voorstel voor erfpacht’.

In 1902 kocht A.F Smulders de gebouwen van de in dat jaar gehouden Düsseldorfse tentoonstelling en laat ze aan het eind van de tentoonstelling demonteren en op transport zetten naar Schiedam. De hal zal in Schiedam worden opgebouwd als twee hallen met een gelijke lengte.

Men is dan al begonnen met het opspuiten van het terrein. Door de vele verzakkingen is het moeilijk een plek te vinden voor de opslag van de hallen uit Düsseldorf. De bouw wordt in 1903 daardoor flink vertraagd en men doet een beroep op de Gemeente Schiedam. A.F. Smulders wil een gedeelte van het belendende perceel van de vroegere scheepswerf de Nijverheid, groot 5.000 m² meter, voor een korte periode huren. De Gemeente Schiedam stemt daarin toe en verhuurt het stuk grond tegen een huurprijs van ƒ 250,- per drie maanden.

In 1903 begint de opbouw van hal 1 gevolgd in begin 1904 van hal 2 met daarbij een schoorsteen, zo meldt het Rotterdamsch Nieuwsblad, van wel 40 meter hoog. Men weet ook nog te melden, dat de werfhallen elektrisch verlicht worden. Men is al maanden bezig met het aanbrengen van de geleidingen.

Hendrik Jan Nederhorst (1847-1913)
H.J. Nederhorst (1847-1913)

In 1904 wordt de aanbesteding afgerond van de bouw van het kantoorpand, inclusief ketelhuis en machinekamer. De aanbestedingen zijn openbaar en worden gehouden in het Poolsch Koffiehuis te Rotterdam. De opdracht wordt uiteindelijk gegund aan de heer H.J. Nederhorst jr. uit Gouda voor de totaalsom van
ƒ 56.000,-. In 1905 volgde een vervolgopdracht voor de heer H.J. Nederhorst jr. met de aanbesteding voor het maken van funderingen, rioleringen en het aanleggen van sporen op de werf. Het bedrag hiermee gemoeid bedroeg ƒ 24.000,-. Het ophogen van de werf werd aangenomen voor de totaalsom van ƒ 209.000,- en de afbouwhaven kwam op ƒ 145.000,-. Die opdracht werd gegund aan de firma van Hattem te Sliedrecht.

In juni 1905 werkten er al een kleine 100 werklieden in Schiedam. Op 15 juni van dat jaar begon men met de overplaatsing van een kleine 400-500 werklieden vanuit Slikkerveer naar Schiedam. De Ketelmakerij; voor Land- en Machineketels en Locomotiefketels in Grace-Beleur bij Luik (B) wordt aangehouden. De naam van de locatie in Schiedam wordt vastgesteld op Werf Gusto*. Het bedrijf heet op dat moment nog A.F. Smulders.

Het Rotterdamsch Nieuwsblad meldt op 15 juni 1905, dat veel werklieden komen kijken voor woonruimte in Schiedam, maar dat er een nijpend te kort aan woonruimte is. In december 1905 werken er dan 700 man en men begint met de overplaatsing van 800 werklieden vanuit de locatie Utrecht (de IJzergieterij en Machinefabriek) naar Schiedam. Uiteindelijk werken er dan 1.500 man. De overplaatsing gebeurde gefaseerd vanuit Utrecht vanwege het gebrek nog steeds aan geschikte woonruimte voor de werklieden.

Eind 1905 wordt het eerste schip te water gelaten op de nieuwe werf in Schiedam. Het is Bnr. 306 No. 41, een 400 m³ stoomhopper uit een serie van vijf, die gebouwd werden voor de Suez Kanaal Maatschappij. Het schip werd in 1907 opgeleverd.

1895 Gemeentegids Rotterdam advertentie A.F. Smulders
info: Gemeentearchief Rotterdam

In vele krantenartikelen en congresverslagen werd vaak verwezen naar firma A.F. Smulders te Rotterdam. Ook de sportieve verslaggeving van H. Smulders met zijn zeilboot Elly werden in alle artikelen genoemd als H. Smulders te Rotterdam. Volgens de Stadsgids Rotterdam van 1898 was zowel het bedrijf A.F. Smulders als wel het woonadres van de heer H. Smulders gevestigd aan het Haringvliet 70 te Rotterdam. Waarschijnlijk was daar de Holding gevestigd en stuurde men van daaruit de andere locaties aan. Aan het Haringvliet 70 is nu een dependance gevestigd van het Havenziekenhuis.

In de Gemeentegids Rotterdam van 1907 is de firma A.F. Smulders uitgeschreven op dat adres. Waarschijnlijk heeft men alle activiteiten gebundeld vanaf Werf Gusto in Schiedam na de opening in 1905 van deze werf. In 1907 staat alleen nog de heer H. Smulders ingeschreven op dat adres als zijnde Industrieel.

*Bij het openen van de Werf in 1905 heeft men de locatie in Schiedam Werf Gusto genoemd, terwijl de bedrijfsnaam A.F. Smulders bleef tot 1911. De C.V. A.F. Smulders werd toen omgezet in een N.V. De Nieuwe naam van de N.V. werd toen Werf Gusto v/h A.F. Smulders.
Vandaar dat op veel materiaal van voor 1911 A.F. Smulders staat en de naam Werf Gusto niet wordt genoemd.

Bekijk via de link “De Tijdlijn 1862-1978” van de onderneming.


bronnen:
Rotterdamsch Nieuwsblad: d.d./ 27-06-1903/15-07-1904/17-12-1904/8-06-1905/15-06-1905/
De Telegraaf: 02-03-1905
Algemeen Handelsblad: 12-12-1905
Nieuwe Schiedamsche Courant: 16-05-1902
Gemeentearchief Schiedam
Gemeentearchief Rotterdam

‘Nederlandse ondernemers 1850-1950. Noord-Holland en Zuid-Holland’ – Joop Visser, Matthijs Dicke en Annelies van der Zouwen (red.)
Historische Vereniging Schiedam
De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad 24-12-1956
W.H.P.M. van Hooff: In het rijk van de Nederlandse Vulcanus. De Nederlandse machinenijverheid 1825-1914. Een historische bedrijfstakverkenning (Amsterdam 1989), 75-76.

foto: Gemeentearchief Schiedam / Werf Gusto

Laatst bijgewerkt op: 29 september 2020

Meerboeien (SBM’s)

Voor het laden en lossen op zee van ruwe olie wordt reeds geruime tijd gebruik gemaakt van overslag-boeien. Deze methode wordt toegepast wanneer bijvoorbeeld door geografische omstandigheden een geschikte haven ontbreekt of wanneer een bestaande haven voor de steeds groter wordende tankschepen te klein geworden is.
De meest bijzondere eenpunts-meerboei werd gebouwd op de Werf Gusto te Slikkerveer (Werf Gusto maakt deel uit van de groep I.H.C. Holland) en onlangs in gebruik gesteld voor de haven van Saint John in de Bay of Fundy, New Brunswick, Canada.
De boei, geschikt voor tankers tot 350.000 DWT, is tevens de grootste in de reeks van 19 die de laatste tijd werden besteld. Uniek is de speciaal ontworpen verwarmingskap die de boei bruikbaar maakt voor alle weers-en zee-omstandigheden, vooral bij zeer lage temperaturen.

Meerboei voor EssoOp de ankerplaats bij Saint John komen extreme temperaturen voor tot 32° C beneden nul en windsnelheden tot 100 km per uur. De verwarmingskap, of stalen ijsmuts, zoals de populaire benaming is gaan luiden, is in zijn geheel over de draaitafel van de boei geplaatst om te voorkomen dat hierop ijsafzetting plaats heeft van bevroren buiswater. De steeds zwaarder wordende ijsmassa zou de boei, ondanks een verankering op de zeebodem met 8 ankers, ongetwijfeld doen kapseizen. Om de ijsafzetting te voorkomen werden in de kap, die een diameter heeft van 12,5 meter, verwarmingspijpen gebouwd die een totale lengte hebben van ongeveer 2,2 kilometer. Door deze pijpen wordt olie rondgepompt met een maximum temperatuur van 250 °C.

De verwarmingsinstallatie werd door A. de Jong N.V. te Schiedam uitgevoerd. De geschikte olie werd door Esso geleverd. Het betrof een levering van 4000 liter Esso Zerice 37, een olie met uitstekende eigenschappen om warmte te transporteren zoals een laag stolpunt waardoor bij extreme koude geen kritische situatie ontstaat bij een mogelijke tijdelijke storing. De kans op zo’n eventuele storing werd door de bouwers van de boei echter zo klein mogelijk gehouden door de belangrijkste systemen als de dieselgenerator en de verwarmingsketel voor de thermische olie in duplo uit te voeren. In het inwendige van de kap zijn voorts een groot aantal installaties aangebracht zoals oliecirculatie-pompen, een luchtverversings-installatie, een brandblusinstallatie en een schakelpaneel met automaten voor temperatuurregeling, startprogramma, storingsmelding en beveiligingsprogramma.

De verwarmingsketels worden thermostatisch geregeld doof elektrische meetpunten op de buitenkant van de boei. Omdat normale thermostaten niet zouden voldoen bij de optredende uitzonderlijke weersomstandigheden werden de meetpunten speciaal ontworpen. Zodoende kan het zgn. iglo-effect (het optreden van warmte-isolatie door een dunne ijslaag op de meetpunten) geen invloed op de temperatuurmeting uitoefenen.

bron: aukevisser.nl
foto: Collectie St. Erfgoed Werf Gusto / fotograaf: Onbekend


 

Laatst bijgewerkt op: 30 augustus 2020