Aan de nieuwe gemeentesecretaris de heer G. v. d. Feyst is een scriptie met de titel ”Enige aspecten van de economische ontwikkeling van Schiedam rond 1900″ aangeboden, die geschreven is door de 25-jarige Schiedammer P. A. de Ruiter, student aan de Rotterdamse Economische Hogeschool. Drs. v.d. Feyst heeft de scriptie, die een helder licht werpt op de moderne geschiedenis van onze stad, in studie genomen en overweegt de mogelijkheid om haar op een of andere wijze in het licht te doen verschijnen. De scriptie knoopt rechtstreeks aan op de dissertatie van de heer H. Schmitz, getiteld “Schiedam in de tweede helft van negentiende eeuw”, die is verschenen in 1962. Wij geven hierbij een korte samenvatting van de scriptie van de heer de Ruiter, die in zijn inleiding uitdrukkelijk vermeldt, dat hij dankbaar gebruik maakte van de steun en medewerking van het personeel van Schiedams gemeentearchief.
Terwijl een beoordelaar in 1886 zijn pessimisme over de economische toestand van de stad nog uitdrukte in de woorden: “In die mate zelfs teekent het afgeloopen jaar achteruitgang, dat de gedachte aan algeheelen ondergang opwelt”, volgde in het begin van deze eeuw een aanloop tot herstel, waarbij het accent kwam te liggen op de rol van de Werf Gusto. In hoofdstuk 1 geeft de schrijver van deze scriptie een opsomming van de oorzaken, die tot het opdrogen van de brandersindustrie als bron van welvaart hebben geleid.
Zij zijn welbekend: de opkomst van de goedkope graanspiritus en melassespiritus, die de moutwijn verdrongen, de veranderende productiemethoden en het toenemen van de gistproductie, die de opbrengsten deden dalen en de toenemende concurrentie in binnen- en buitenland. De protectionistische maatregelen eind vorige eeuw en het verminderde gebruik van de spoeling bij de teelt van export-vee. De Schiedamse branderijen wisten zich niet aan te passen: deze industrie heeft voor een groot deel de ondergang aan zichzelf te wijten. In 1881 werkten 1.076 personen in 313 branderijen, gemiddeld 4,3 in de grotere en 3,1 in de kleinere bedrijven. Alleen de kaarsenfabriek Apollo telde 320 werknemers, de Scheepstimmerwerf De Nijverheid 60, de Glasblazerij Van Deventer 85 en de Kistenmakerij Van Deventer 70 man personeel.
Vernieuwingspogingen o.a. van de voortvarende burgemeester P.J. van Dijk van Mathenesse (1866-1894) liepen op niets uit. Een sanerende onderlinge samenwerking van de kleine branderijen kwam niet tot stand en van 1896 tot 1906 daalde de moutwijnproductie van 441.876 hl. tot 277.296 hl. en het aantal branderijen van 359 naar 124. In 1894 kreeg burgemeester van Dijk van Mathenesse zijn ontslag: aanleiding daartoe was een aanzienlijke verduistering van gelden uit de gemeentekas waarvoor de ontvanger strafrechtelijk werd vervolgd.
Onder de nieuwe burgemeester H.J. Versteeg deed men de eerste pogingen tot het aantrekken van nieuwe industrieën. In 1893 probeert men de firma Jurgens (margarine) in Oss tot vestiging te bewegen, maar de poging had geen succes. In 1900 wordt de vereniging “Schiedam Vooruit” gevormd, die propaganda maakt voor Schiedam als plaats voor industriële vestiging. In de jaren 1904 tot 1910 kwamen hier 34 nieuwe industrieën grotendeels dankzij haar arbeid. Haar eerste voorzitter, de bekende A.C.M. de Groot, gaf bovendien de stoot tot de oprichting van de eerste gemeentelijke arbeidsbeurs in Nederland. Schiedam kampte in die dagen met een hoog percentage werklozen. De vereniging “Schiedam Vooruit” nam ook het initiatief tot oprichting van de Vereniging Volkshuisvesting in april 1903. In 1907 kwamen de eerste huizen gereed; de vereniging bestaat nog steeds (1965). Na wezenlijk tot Schiedams herstel te hebben bijgedragen is de vereniging “Schiedam Vooruit” in 1910 opgeheven.
De woningbouw was nodig i.v.m. de komst van Werf Gusto, die in 1901 tot het gemeentebestuur een verzoek richtte om haar 57.000 vierkante meter grond aan de Nieuwe Maas te verkopen tegen fl. 1,- per vierkante meter. Het wordt ten slotte dan wel anderhalve gulden per vierkante meter, maar het bedrijf bracht ontegenzeglijk nieuw leven in Schiedam. In 1906 bedroeg het aantal werknemers reeds 652 (in 1956 waren het er 1856!). Tussen 1905 en 1914 heeft het bedrijf circa 200 grote orders uitgevoerd. De gevolgen weerspiegelden zich ook in de bevolkingscijfers. Van 1 januari 1905 tot 1 januari 1910 groeide het zielental van 28.290 tot 32.039, d.i. met circa 13%. Sindsdien vertoont het aandeel van de branderijen in de beroepsbevolking een sterke daling: ook t.a.v. vraag en aanbod van arbeidskrachten is er een verschuiving in gunstige zin te constateren en zelfs in de cijfers van de Spaarbank Anno 1820 komt de ommekeer tot uiting. Alles wijst op een langzaam herstel vanaf 1905. De heer de Ruiter concludeert dan ook, dat Schiedam na de malaise van het laatst der 19e eeuw veroorzaakt door de achteruitgang van de branderijen een geleidelijke verbetering te zien geeft, ingeleid door de vestiging van de Werf Gusto en de actie van de Vereniging “Schiedam Vooruit”.
Stichting Erfgoed Werf Gusto
Laatst bijgewerkt op: 17 augustus 2018