Alhoewel de zes werven Werf Conrad, L. Smit, J&K Smit, De Klop, Verschure & Co en Werf Gusto op 24 december 1943 een officiële overeenkomst tekenden voor nauwere samenwerking, begon de onderlinge samenwerking al jaren eerder, in 1929. Na de recessie, ontstaan door de ’beurskrach’ op Wall Street in de USA, kromp de vraag naar baggermaterialen en scheepsruimte. Er ontstond een economisch ongezonde situatie, omdat veel scheepsbouwers hun schepen tegen kostprijs gingen aanbieden, in de hoop klanten weg te lokken bij de concurrentie en zo een zekere cashflow veilig te stellen om belangrijk personeel in dienst te kunnen houden. Men kwam steeds meer tot het besef, dat door samenwerking , men de klant meer te bieden had, omdat men gebruik kon maken van elkaars specialiteiten. Ook kon men zodoende de verkoopkosten ter verkrijging van orders omslaan naar de deelnemende werven en dus goedkoper werken.
Op 24 december 1943 wordt de VOF I.H.C. Holland bij de Kamer van Koophandel ingeschreven. De leden verbonden zich daar bij aan het ‘Bagger- en Ertscontract’. Nog maar enige tijd daarvoor was er discussie over de te voeren handelsnaam. Dacht men in 1942 nog aan de naam Internationale Exportmaatschappij Holland, of Nedinex, in november 1943 dacht men nog serieus aan de handelsnaam Export Maatschappij Holland. Men gaf nationaal weinig ruchtbaarheid aan de nieuwe combinatie I.H.C. Holland, want hier wilde men nog ‘zelfstandig’ werken, alleen internationaal trad men op als een partij waar men terdege rekening mee moest houden. In 1944 werd de samenwerking nog aangevuld met een Kranencontract tussen de leden Werf Conrad, Verschure en Gusto, onder de naam Holland Cranes.
Rond 1935 konden we daarvan de eerste duidelijke voorbeelden van samenwerken zien. Werf Gusto bouwde samen met De Klop aan twee persbaggermolens voor de Sovjet-Unie (Gusto-Bnr. 696 & 697). Deze samenwerking gaf op de korte termijn wat extra speelruimte. Grote zorg was, dat de bij dit soort projecten verworven ‘kennis’ gedeeld moest worden. Het was natuurlijk heel goed denkbaar, dat de ‘partner’ van vandaag in de toekomst de concurrent kon zijn. Zes werven, Werf Gusto, Werf Conrad, Scheepswerf- & Machinefabriek De Klop, Verschure & Co, J. en K. Smit en L Smit & Zoon, zagen wel de vele voordelen van deze manier van samenwerken. In 1935 begonnen verkennende gesprekken tussen de werven en dat resulteerde in 1936 in de ondertekening van een informele overeenkomst om samen te gaan werken bij de levering van baggermaterialen.
In de praktijk werkte de ‘overeenkomst’ goed, alhoewel het wel eens voorkwam, dat een van de deelnemers met zijn offerte aan een klant onder die van de samenwerkende werven kwam, daartoe genoodzaakt om niet tussentijds failliet te gaan. Men bewoog zich altijd wel binnen het raamwerk van de gemaakte afspraken, maar het ondermijnde wel het onderlinge vertrouwen en zorgde voor fricties tussen de leden onderling.
Het eerste grote succes was in 1937 bij het afsluiten van een grote order voor de Sovjet-Unie voor de levering van twaalf zeewaardige baggermolens met persinrichting (voor Werf Gusto waren dat de Bnr. 734, 735 en 736). Deze order, die geen van de bedrijven zelfstandig had kunnen uitvoeren vanwege de omvang en daarmee gepaard gaande tijdsdruk, inspireerde hen verder te kijken op het gebied van samenwerking. De volgende stap in de ontwikkeling vond men in het samen ontwikkelen van technologieën op het gebied van baggeren, in het bijzonder baggerpompen. Conrad stelde een buiten gebruik gestelde werfloods ter beschikking op haar werf in Haarlem voor de club technici.
Het werk van de eenheid leidde uiteindelijk tot de oprichting van het MTI (Mineral Technology Institute) in 1942 te Delft. Het MTI is internationaal vooral bekend geworden voor haar onderzoek op het gebied van bodemclassificatie en baggerpompen.
Door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam alles weer tot stilstand door het gemis aan orders. De zes aangesloten werven gingen zich bezinnen op een situatie na het beëindigen van de oorlog. Dat resulteerde op 24 december 1943 in een omvangrijk contract waarin een formeler samenwerkingsverband neergelegd werd. De Industrieele Handels Combinatie Holland was een feit. Als bedrijfslogo koos men voor een tuimelaar, met zes baggeremmers, voorstellende, de zes leden.
De eerste grote order, die de I.H.C. binnensleepte was de bouw van zes tinbaggermolens voor de Billiton Mijnbouw. De besprekingen van dit contract werden al voor het uitbreken van WO II gevoerd. Haar gehele vloot van tinbaggermolens, die gebruikt werden in Nederlands Oost-Indië (het tegenwoordige Indonesië), was verloren gegaan in WO II. De eerste drie van deze order werden gebouwd bij Werf Gusto in Schiedam en kregen als gezamenlijk bouwnummer de nieuw ingevoerde Co. nummering (Centrale Opdracht), die duidde op een order verkregen via de I.H.C.. De bouw begon in 1946 met de Co.1 Menumbing, Co. 2 Singkep en Co. 3 Maras. In 1947 volgden nog contracten met Boskalis, Argentinië en Brazilië. In 1948 kon de I.H.C. een groot contact afsluiten voor het Donzère Mondragon Project in Frankrijk (een 38 kilometer lang kanaal om de Rhône beter bevaarbaar te maken). Werf Gusto leverde daarvoor vijf baggermolens met bandtransport onder de Bnr. Co. 53 Douala, Co. 54 Estaque, Co. 55 Port Bouet, Co. 56 Haipong en Co. 90 Tourane. Ook niet onvermeld mag blijven het contract voor zes passagiersschepen voor de Turkse regering in 1948. Werf Gusto leverde er drie af, Co. 61 Rumelihisari, Co. 62 Anadoluhisari en Co. 63 Haydarpasa.
Het hoofdkantoor van de I.H.C. werd geopend in den Haag, waar de afdeling Sales & Marketing gevestigd was. Men had een vast ‘contactpunt’ nodig, waar de I.H.C. eenvoudig te vinden was. In het kantoor in den Haag vond eveneens elke maandagochtend een ‘werkvergadering’ plaats (zie foto boven), waaraan de directeuren van alle zes aangesloten werven deelnamen. Gespreksonderwerpen waren o.a. de verdeling van de binnengekomen orders.
Alhoewel de I.H.C. succesvol was in het binnenhalen van orders, bleek het in de praktijk vaak onvoldoende om grotere werven, zoals Werf Gusto van de benodigde orders te voorzien om alle manuren te kunnen terugverdienen. Werf Gusto zag zich genoodzaakt zelf nog regelmatig ‘de boer’ op te gaan om orders binnen te halen buiten de afspraken om. Het ontbreken van financiële transparantie (want wie draaide er op voor de verliezen, die optraden als een van de deelnemers failliet ging?) en de moeilijkheden die optraden bij het vrij rigide systeem van orderroulatie leidden in 1962 tot het oprichten van een comité. Dit comité kreeg als opdracht de mogelijkheden te onderzoeken van een verregaande integratie van de aangesloten werven binnen de I.H.C. Op deze wijze was men ook beter voorbereid om de opkomende goedkope Aziatische werven het hoofd te kunnen bieden. Na drie jaar onderzoek, gepaard gaande met soms verhitte debatten, besloten vijf van de zes deelnemende werven in te stemmen met een volledige fusie op alle fronten. Conrad-Stork kon hieraan niet meedoen, daar zij onderdeel was geworden van de VMF Groep.
De fusie werd van kracht op 21 september 1965. De naam I.H.C. Holland bleef ongewijzigd. De individuele leden zetten vanaf 1971 de afkorting IHC* voor hun bedrijfsnaam, dus Werf Gusto werd IHC Gusto. Er ontstond op deze wijze een bedrijf met meer dan 4500 personeelsleden. Op een aantal verdiepingen van het gebouw ‘Overbeeckhuis’ aan het Marconiplein te Rotterdam werd het hoofdkantoor ingericht. Dit gebouw werd in de volksmond ook wel ‘Goldfinger’ genoemd vanwege de bronskleurige ramen en onder het personeel van Werf Gusto sprak men van de ‘Paal’. Dit gebouw dat eigenlijk bestond uit een betonnen paal waaraan de verdiepingen waren opgebouwd door middel van een staalconstructie (Gusto Staalbouw Bnr. 299) was gebouwd in 1965.
In 1965 ging I.H.C. Holland van start met een 20-koppige directie waarin, omdat het in feite familiebedrijven waren, allerlei familieleden zitting hadden. Deze mensen hadden geen kennis van het leiden van een scheepswerf. Deze situatie bleef ongewijzigd tot 1968, toen onder druk van het management en een paar niet-familieleden in de directie de gehele directie tijdens een algemene aandeelhoudersvergadering aftrad.
De Raad van Bestuur nieuwe stijl werd voorgezeten door Harry Smulders met naast zich, D.L. Smit en W. Beelen.
Via Werf Gusto werd het productenpakket dat aangeboden werd door I.H.C. Holland plots uitgebreid van hoofdzakelijk baggermaterialen naar ook offshore-producten, zoals; zelf heffende platforms (SEP), pijpenleggers, boorschepen, zware offshore kranen. Ook Gusto’s deelneming (33%) in het Franse aannemersbedrijf Foramer, dat wereldwijd booropdrachten uitvoerde op zoek naar olie, gaf I.H.C. Holland toegang tot de olie-offshore industrie.
Het was onvermijdelijk dat er gesneden moest worden in de jonge organisatie om zoveel mogelijk doublures te voorkomen, maar het accent lag toch op het ‘egaliseren’ van de onderlinge verschillen, die de bedrijven tot dan toe hinderden om naar buiten te treden als één organisatie. Aan het eind van dat eerste fusiejaar in 1965 rapporteerde de Raad van Bestuur een nettowinst van bijna 4 miljoen gulden en aan het eind van het jaar 1969 was dit toegenomen tot bijna 6,5 miljoen nettowinst. Het was een mooi getal, maar bedroeg slechts 2,5% van de omzet. Zware tijden lagen toen al in het verschiet.
Bron: SBM Offshore, D. Keller, P. van Berkel en R. Smulders
Bron: 70 jaar IHC Merwede, Joke Korteweg
Stichting Erfgoed Werf Gusto® 2017
*Vanaf 1970 werd de naam I.H.C. zonder punten geschreven, dus als IHC
Laatst bijgewerkt op: 10 april 2024