De Russisch-Japanse oorlog van 1904-1905 was het eerste conflict waarin mijnen een grote rol speelden. Aan beide zijden werden grote verliezen geleden die aan mijnen toegeschreven konden worden. Daarna ging elke belangrijke marine in de wereld over tot het oprichten van een mijnendienst. Voor Nederland gold dit in 1907.
In eerste instantie werden alleen bestaande schepen zoals trawlers en slepers omgebouwd maar vanaf 1910 werden de eerste Nederlandse mijnenleggers op stapel gezet.
Het duurde echter nog tot 1930 voordat de eerste mijnenvegers ontworpen en gebouwd werden op de Rijkswerf Willemsoord in Den Helder. Het betrof de stalen mijnenvegers Hr. Ms. A, Hr. Ms. B, Hr. Ms. C en Hr. Ms. D van 179 ton, bestemd voor de dienst in Nederlands Oost-Indië. Mijnenvegers werden toen nog gewoon van staal gemaakt omdat het begrip magnetische mijn nog niet bekend was. Pas in 1939 zouden de Duitsers dit nieuwe wapen voor het eerst gebruiken.
Nederland was niet bij machte een grote vloot te bouwen met belangrijke kapitale schepen maar was wel afhankelijk van een vrije, bevaarbare zee. Daartoe zou zij, ook als men neutraal kon blijven, moderne mijnenvegers, mijnenleggers en escorteschepen nodig hebben. De oplossing werd gevonden in de door ir. D.J. de Jonge ontworpen stalen mijnenvegers van de Jan van Amstel-klasse. Deze klasse zou bestaan uit acht schepen die alle in 1936 op stapel werden gezet. De schepen waren groot en relatief zwaar bewapend zodat zij ook als mijnenleggers en voor konvooibegeleiding ingezet konden worden. De kanonnen van 7,5cm waren afkomstig van de uit dienst gestelde Nederlandse pantserdekschepen.
De helft van de Jan van Amstel-klasse, VAM-klasse, VAMmen of ABC-klasse, zoals de schepen ook wel genoemd werden, was bestemd voor de Oost en de andere helft voor de Nederlandse wateren. Door hun aantal en door hun herkenbare ontwerp werden de schepen karakteristieke en veelvuldige verschijningen in Nederlandse en Indische havens.
De klasse bestond uit:
– Hr. Ms. Jan van Amstel (A)*,
– Hr. Ms. Pieter de Bitter (B)*,
– Hr. Ms. Abraham Crijnssen (C)*, Bnr. 702
– Hr. Ms. Eland Dubois (D)*, (Werf Gusto) Bnr. 703
– Hr. Ms. Willem van Ewijck (E),
– Hr. Ms. Pieter Florisz (F),
– Hr. Ms. Jan van Gelder (G) (Werf Gusto) Bnr. 714
– Hr. Ms. Abraham van der Hulst (H). (Werf Gusto) Bnr. 715
* Bestemd voor Nederlands Oost-Indië
Hr. Ms. Abraham Crijnssen is beroemd geworden omdat zij op zeer spectaculaire wijze ontsnapte aan de Japanners toen die Nederlands Oost-Indië onder de voet liepen in maart 1942. Vermomd als tropisch eiland wist zij aan de vijand te ontkomen en naar Australië uit te wijken. Zij heeft ook als het enige schip van deze klasse het oorlogsgeweld en de slopershamer overleefd en bestaat nu nog steeds als museumschip te Den Helder.
Technische gegevens
Grootste lengte: | 55,8 meter |
Grootste breedte: | 7,8 meter |
Diepgang: | 2,2 meter |
Waterverplaatsing standaard: | 460 ton (502 als mijnenlegger) |
Waterverplaatsing volbeladen: | 620 ton |
Machine installatie: | 2 triple expansie machines, 2 Yarrow ketels in één ketelruim |
Machinevermogen: | 2x800pk |
Voortstuwing: | 2x 3-bladige schroef |
Snelheid: | 15 knopen |
Actieradius: | 1600 zeemijl bij 15 knopen, 4700 zeemijl bij 11 knopen |
Bunkercapaciteit: | 110 ton stookolie |
Bemanning: | 45 koppen |
Bewapening bij oplevering: | 1 7,5cm kanon, 2 dubbel mitrailleurs 12,7mm als mijnenlegger capaciteit voor 40 mijnen |
Bewapening van 1946 tot 1951: | 1 Bofors 40mm en 3 Oerlikon 20mm mitrailleurs |
Bewapening als netpoort schip: | 2 Oerlikon 20mm mitrailleurs |
Bron: Go2War2
Stichting Erfgoed Werf Gusto 2019
Laatst bijgewerkt op: 12 september 2023