De Maas Slikkerveer (Intermaas)

Leestijd: 4 minuten

 


Na de ingebruikname door A.F. Smulders van de nieuwe werf Gusto in Schiedam (1905) werd o.a. de oude werf van A.F. Smulders in Slikkerveer, destijds in 1894 aangekocht onder de naam ‘De Industrie’ te koop gezet. Na een lange periode werd rond 1916/1917 de werf inclusief opstallen verkocht aan een nieuwe eigenaar. Op 16 november 1916 vermeldde de Nederlandsche Staatscourant de inschrijving onder no. 1379 van N.V. Scheepswerf ‘De Maas’ te Slikkerveer. Het geplaatste aandelenkapitaal bedroeg 500 duizend gulden, uitgegeven in aandelen van 500 gulden.  Het bestuur van N.V. De Maas bestond uit de heren: R. Schelling, W. Prins en J.C.A. Ribbens.

Het (vermoedelijk) eerste schip werd in 1917 op stapel gezet.  Het was een schoener, gedoopt als ‘Carlito’. (zie hier bouwlijst ‘Intermaas’). Op 6 januari 1918 werd het eerste vrachtschip te water gelaten. Het was de ‘Slikkerveer’ welke gebouwd werd in opdracht van de Rotterdamse Algemeene Scheepvaart Mij*. 

Op 1 december 1917 werd in de algemene aandeelhouders-vergadering besloten het aandelenkapitaal uit te breiden tot 2 miljoen gulden. De werf wilde investeren in het uitbreiden van de werf. Op 16 januari 1919 werd voorgesteld en later aangenomen het voorstel om scheepswerf ‘De Maas’ te laten fuseren met de N.V. Internationale Gewapend Beton Scheepsbouw Mij. De scheepswerf ‘De Maas’ werd daarop geliquideerd en de nieuwe naam werd ‘N.V. Internationale Gewapend Beton Scheepsbouw Mij. ‘De Maas’ met een geplaatst aandelenkapitaal van 1 miljoen gulden. De bedoeling was dat de nieuwe N.V. zich zou specialiseren in de bouw van betonnen schepen.

Amerikaansen en Duitse werven echter, die voor 1920 uitgebreid ervaring hadden opgedaan met het bouwen van betonnen schepen, vonden dat betonnen schepen zich niet konden meten met stalen schepen. Vooral het afmeren en de slechte prestaties van de schepen tijdens ijsgang waren negatieve punten. Men vond het alleen voor tijden van grote staalschaarste, zoals tijdens oorlogen, een mogelijkheid om de scheepsruimte uit te breiden. Ook de moeilijkheid de schepen verzekerd te krijgen speelde de verdere ontwikkeling danig parten. Na verloop van tijd geen markt voor te zijn, dus men ging terug naar staal.

De heer G.J. Berendsen, op dat moment directeur van de oude werf ‘De Maas’ werd in februari van dat jaar aangesteld als tweede directielid in de nieuwe organisatie.

De werf concentreerde zich op nieuwbouw van zeeschepen. De marges op dit soort schepen was gering. Dit leidde al meteen in de eerste jaarverslagen van de onderneming tot de opmerking, dat de liquiditeit van de werf krap was. Men voerde een conservatief beleid met betrekking tot de financiering van de werf. De werf heeft nooit aanspraak gemaakt op privékapitaal. Investeringen werden uit eigen middelen betaald, opgebouwd middels reserves uit de winsten op de schepen. Het rendement kwam nooit boven de 6%, waardoor in de twintig jaar van haar bestaan geen uitkeringen werden gedaan aan de aandeelhouders.

De nieuwe keersluis te Vlissingen. Als extra-waterkering bij de nieuwe keersluis in Vlissingen. Gebouwd voor het doorlaten van schepen met grote afmetingen, voornamelijk die gebouwd zijn op de werf van ‘De Schelde’. Er was een schipdeur aangebracht, die gebouwd is door de N. V. Internationale Scheepsbouwmaatschappij ‘De Maas’ te Slikkerveer. De deur was vijfenveertig meter lang, vijf meter breed en had een totale hoogte van 12.40 meter en drijvend een diepgang van 5.73 meter. De deur dreef rechtstandig in het water. Als een schip door de grote sluisdeuren moest, werd de schipdeur eerst uitgevaren, na door een elektrisch gedreven centrifugaalpomp te zijn leeggepompt. De schipdeur was verder uitgerust met een installatie om door middel van luchtdruk de verschillende compartimenten te lenzen.
Bron: Dagblad De tijd 17 juli 1930
Foto: Zeeuws Archief, Kon. Mij. De Schelde, collectie 7519, nr. 533

In 1928 bedroeg het aantal personeelsleden 825. Ook werf ‘Intermaas’ kreeg klappen in de 30′ jaren, toen de crisis in volle hevigheid toesloeg binnen de scheepsbouw. Begin dertiger jaren moest de werf bijna al haar personeel ontslaan.  De werf heeft buiten nieuwbouwschepen ook diverse constructie-opdrachten uitgevoerd, zoals de kolenverlaadbrug in Noorwegen, werken aan staalconstructie voor de brug in Vianen (1935) en de deur voor de keersluis van Vlissingen (1930). De bouw van twee mijnenleggers voor de Koninklijke Marine en een laatste schip voor de KPM Amsterdam konden de werf niet redden. Overheidssteun werd door de overheid geweigerd met als verklaring dat ‘het bedrijf al in liquidatie’ was. Velen waren ervan overtuigd dat met een subsidie van 200.000 gulden de werf kon doorgaan. In 1937 werd de werf definitief gesloten en opgekocht door de N.V. Scheepsbelangen te Den Haag. 

Aanlegponton voor P. Smit jr. (1928)

Deze laatste was een NV waarin Nederlandse scheepswerven vertegenwoordigd waren, waaronder ook Werf Gusto en Wilton Fijenoord uit Schiedam, die failliete collega-werven opkochten. Dit om de eigen belangen veilig te stellen. Failliete werven werden vaak voor een appel en een ei opgekocht door derden. De overheadkosten waren daardoor laag en was men in staat schepen tegen zeer concurrerende prijzen aan te bieden.

Het laatste nieuwsfeit was de verkoop van de vier 40 ton werfkranen op 10 november 1937.

Foto: Collectie Regionaal Archief Alkmaar / fotograaf: Onbekend


Stichting Erfgoed Werf Gusto 

* Totaaloverzicht bouwlijst vindt u hier.

Laatst bijgewerkt op: 27 november 2023

Scheepsbouwmuseum