Categorie archieven: Werf Gusto schiedam

Excavateurs

Leestijd: 9 minuten

In 1878 werd het Kanaal van Gent naar Terneuzen gegraven met behulp van een excavateur. De afbeelding laat duidelijk zien wat het principe van een excavateur is en waarom hij in het Duits Trockenbagger genoemd wordt. In een gevonden catalogus staan de machines afgebeeld die door het bedrijf A. Couvreux & H. Hersent gebruikt zijn voor de aanleg van het Kanaal van Gent naar Terneuzen. In die catalogus staat ook de originele afbeelding van (Foto: 1). Het is duidelijk dat het geen machine van Smulders was, ook al lijkt hij er sterk op.

Couvreux, Hersent et Compagnie was betrokken bij de aanleg van het Suezkanaal en werd door De Lesseps (Couvreux was een vriend van hem) ook weer uitgenodigd om te helpen bij de aanleg van het Panamakanaal. Met grote, complexe systemen en machines was Smulders succesvol. Niet alleen voor de Nederlandse markt. In september 1885 kreeg het bedrijf de opdracht tot het leveren van 10 excavateurs voor de aanleg van het kanaal in Panama. Elk van deze excavateurs bevatte 4 stoommachines met een gezamenlijk vermogen van 100 paardenkracht. Daarmee moest per dag 2000 m3 grond verplaatst kunnen worden. Daarbij zond het bedrijf ook een twaalftal arbeiders met een chef uit Utrecht om die machines gedurende een drietal jaren te bedienen. De arbeiders verdienden daarbij een weekloon van fl. 40, waarschijnlijk voor die tijd een heel behoorlijk salaris. De genoemde baggermachines zijn waarschijnlijk dezelfde die in 1886 excavateurs genoemd worden. Spaarnestad publiceerde in de Katholieke Illustratie een foto van de fabriekshal van de Utrechtsche IJzergieterij Firma A.F. Smulders (zie foto bovenaan de pagina) en de excavateurs in werking, waarschijnlijk bij proefnemingen. De eerste machine werd midden 1887 opgeleverd. De foto uit het bezit van het (Panama) Canal Museum van een excavateur gebruikt bij Bas Obispo (Foto: 2) lijkt één van deze Smulders machines te zijn. Misschien geldt dat ook voor de excavateur die gebruikt werd bij de doorsnijding bij La Culebra (Foto: 3).

Begin 1886 krijgt Smulders ook de opdracht een excavateur (en een baggermolen) te bouwen voor B.A. Wiegerink uit Groenlo en F.E. Terwindt uit Pannerden ten behoeve van het graafwerkzaamheden in het Merwedekanaal.

Eind 1887 kreeg Smulders de opdracht nog vier baggermachines te vervaardigen voor het Panamakanaal. Waarschijnlijk dat ook dit excavateurs waren. Kort na deze opdracht bracht de Utrechtsche IJzergieterij Firma A.F. Smulders een viertalige catalogus uit met als titel Type Excavators ( met een remake in 1911). Hoewel gesuggereerd werd, dat dit een standaard product was, werden waarschijnlijk uitsluitend de Panamakanaal excavateurs afgebeeld. Interessant is te zien dat er twee types waren, de Talud-excavateur bedoeld voor het uitgraven van grond lager dan de machine, en de Heuvel-excavateur bedoeld om grond te verwijderen van een positie hoger dan de machine. Het verschil was de richting waarin de emmers werkten. Het was relatief eenvoudig het ene type om te bouwen tot het andere. Duidelijk was dat Smulders graag met deze machines aan de weg timmerde.

De gemeente Den Bosch had van het rijk grond aangekocht en het aannemersduo Nicolaas van Haaren en de Vughtenaar Arie Dammus van Seters de opdracht gegeven tot het ophogen en bouwrijp maken van het terrein. Beide heren waren sinds 1887 in het bezit van zandgronden op de Vughtse heide en gingen vervolgens aan de slag als ‘maatschap van Haaren & van Seters’ waartoe ook Cornelis van Haaren (broer van, en burgemeester van Kerkdriel) en August F. Smulders. Voor het ontginnen van de zandgronden werd een stoombaggermolen ingezet. Dit tot ongenoegen van de arbeiders die vreesden dat er door dit ‘monster’ banen verloren zouden gaan. Al snel kreeg dezemachine dan ook de scheldnaam ‘De IJzeren Man’ (Foto: 4). Het strandbad is ernaar vernoemd en de wijk buiten den Bosch naar het materiaal van de ophoging: het Zand (ligt voor/naast het station). De graafwerkzaamheden duurden van 1887-1892.

De maatschap duurde slechts tijdelijk want de heren Seters en Van Haaren gingen later elk hun eigen weg. De firma Van Haaren was de basis van het latere Ackermans & van Haaren geworden. Gelet op het feit dat Smulders participeerde in het zandafgravingsbedrijf mag er zonder meer van uitgegaan worden dat de gebruikte excavateur er een van Smulders was.

In 1888 werden voor het verleggen van de Maasmond tussen Keizersveer en Dussen bij het graven van de Bergsche Maas vier door Smulders geleverde excavateurs gebruikt. De prestaties waren enorm. Een trein van 22 zandwagens werd in 25 minuten door een excavateur geladen: elke minuut een wagon! Ondanks deze besparing in arbeidskrachten waren er toch nog zo’n 1000 arbeiders bij het werk daar betrokken. Andere berichten spreken over het gebruik van vijf excavateurs. Of ook een vijfde een Smulders-machine was, is niet bekend. De droge baggermachines waren op dat moment belangrijker dan de meer traditionele natte baggermolens.

Foto: 1. Een afbeelding van een van de gebruikte machines door het bedrijf A. Couvreux & H. Hersent voor de aanleg van het Kanaal van Gent naar Terneuzen.
Scientific American December 14, 1878
Foto:2. 1886 Graafmachine aan het werk bij Bas Obispo 1886 – Graafmachine aan het werk nabij Empire. Gemiddeld 400 kubieke meter per dag. Graafmachine aan het werk nabij Empire. Gemiddeld 400 kubieke meter per dag.
Foto: Panama Canal History Museum
Foto: 3. Leden van de Geographical Society waren aanwezig toen het Panamakanaal werd gegraven. Hier werd in 1886 een graafmachine van het type ‘groot model, 180 pk’.
Foto: Liternaute.com – Fotograaf: A. Blanc.
Foto: 4. Baggermachine (excavateur) ‘De IJzeren Man’ op rails.
Brabants Historisch Informatie Centrum – Fotovu.3426.

Laatst bijgewerkt op: 5 mei 2024

Kraanbouw Schiedam

Leestijd: 11 minuten

In november 1907 werd ten kantore van Werf Gust onder het toeziend oog van de directie van A.F. Smulders en een afgezant van het Argentijnse M.O.P. (Ministry Of Public Works) een contract getekend voor de levering van twee drijvende kranen met een hijsvermogen van respectievelijk 60- en 100-ton voor de haven van Buenos Aires. De kranen zouden volgens tekening geleverd worden naar voorbeeld van een door M.O.P. in 1891 aangekochte drijvende kraan van het Duitse bedrijf A. Sachsenberg te Rosslau a.d. Elbe. Deze kraan met een hijsvermogen van 35 ton was te lichte en slechts de enige om de toenemende vraag naar zware hijscapaciteit in de Argentijnse haven te kunnen uitvoeren.

De twee kranen (Foto: 1) met de bouwnummers 339 en 340 voor respectievelijk de 100-ton en 60-ton kraan staan in de bouwlijsten vermeld als ‘Puerto de la Capital 1 & 2′. Eenmaal afgeleverd in 1908 in Argentinië werd de naam gewijzigd voor de 100-ton kraan in G 3 en voor de 60-ton kraan in G 2. (De G stond voor het Spaanse woord `Grua’, hetgeen ‘Kraan’ betekent).

De samenwerking tussen Smulders en het Argentijnse ministerie begon al in 1904 met de opdracht van twee 300 pk dubbel-schroefi’s gasboten (Foto: 2 & 3) voor het Argentijnse gouvernement. Deze werden nog gebouwd en te water gelaten op de oude werf in Slikkerveer. In 1906 gevolgd door de opdracht voor drie sleepboten van 250 pk elk. De goede samenwerking tussen beide partners resulteerde waarschijnlijk in de opdracht voor de twee drijvende kranen. In amper 10 maanden tijd was de order afgerond en waren beide kraanschepen onder eigen stoom behouden aangekomen in Buenos Aires, waar zij meteen werden ingezet.
De kranen werden bijna midscheeps geplaatst in verband met de stabiliteit. Het contragewicht hing in een bak achter de niet verstelbare giek. Het schip van de 100-ton kraan is te water gelaten op 21 mei 1908. De lengte was 47 m., de breedte 17 m. en de holte 4 m.. De kraan stond op een schip met eigen aandrijving door twee schroeven. Het vaartuig was uitgerust met twee compound machines, die gezamenlijk 540 I.P.K. leverden met aangegoten condensors. Deze machines dreven elk een lucht-, voeding-, en lenspomp aan Het circulatiewater voor beide machines werd geleverd door een centrifugale circulatie pompmachine. Het kraanwerk werd gedreven door een compound machine van 150 I.P.K., voorzien van onafhankelijke condensor met lucht- en circulatiepomp.
Verder was het schip voorzien van twee stoom-verhaallieren, een stoom-ankerlier, een centrifugale salvage pompmachine en stoompompen voor ketelvoeden, lenzen en verschillende andere doeleinden. De stoom voor deze machine werd geleverd door twee scheepsketels elk van 100 m2 warmte oppervlak en acht atm. druk. Na voltooiing voer de 100-ton kraan evenals de 60-ton kraan onder eigen stoom naar Buenos Aires.

Rond 1909-1910 begon Werf Gusto met de uitwerking van een geheel eigen ontworpen en ontwikkelde drijvende kraan. Uitgangspunt was dat, mede gelet op de eisen van de markt, de hijscapaciteit minimaal 150 ton moest zijn. De kraan was vooral bedoeld voor het werken in grote havens en op scheepswerven. Vooral de marine-scheepswerven hadden behoefte aan drijvende kranen met grote hijscapaciteit in verband met de plaatsing van grote kanonnen en forse stoomketels op de nieuw te bouwen marineschepen. Niet alleen moest de hijscapaciteit voldoende zijn, maar de kranen moesten ook flexibel inzetbaar zijn, 360 graden om hun as kunnen draaien en de giek moest verstelbaar zijn, opdat de vracht eenvoudig in of op het schip geplaatst kon worden vanaf het water.

De kraan, die in 1910 van de tekentafel kwam voldeed aan deze wensen en was in alle opzichten uniek te noemen. Werf Gusto had gekozen voor bevestiging van het kraanhuis aan een tapse kegel. Deze kegel die met een brede voet stevig verankerd was op het achterdek zorgde ervoor dat het dek onder het kraanhuis vrij toegankelijk was en gebruikt kon worden als opslagplaats voor vracht. Datzelfde gold voor het voordek van het kraanhuis. Het dek voor het kraanhuis was geheel vrij om grote vrachten tijdelijk op te plaatsen. Alle machinerieën waren door Werf Gusto in de ponton geprojecteerd, zoals machinekamers, kabelhaspels en manschapsverblijven. De kegelconstructie zorgde niet alleen voor meer ruimte op het dek, maar stelde de kraan ook in staat om 360 graden om zijn as te draaien. Twee grote contragewichten van elk 75 ton aan weerszijden van het kraanhuis zorgden ervoor, dat de kraan onder elke positie kon hijsen en stabiel bleef. Bij een te hijsen last van 150 ton werden de contragewichten door de kraandrijver in de achterste positie gemanoeuvreerd en bleef de kraan horizontaal en verticaal in balans.

Alhoewel de kraan was uitgerust met stoommachines, werd de kracht benodigd voor het hijsen en alle andere functies van de kraan, zoals verlichting verkregen door elektriciteit. De kranen konden worden aangepast aan de wensen van de klant en dat leverde in het verloop van de tijd een reeks kranen op, die zich moeilijk met elkaar laten vergelijken.

Foto 1: De bouwnummers 339 (100 ton) & 340 (60 ton) in 1908 voor de afbouwkade. De 100 ton kraan werkt een aantal hijstest af voor vertrek naar Buenos Aires.
Foto: St. Erfgoed Werf Gusto
Fotograaf: Onbekend.
Foto 2: De M.O.P. 109B klaar om de oversteek te maken naar Argentinië. Het schip is opgetuigd als zeilschip. De voorraad kolen in de bunker was te weinig voor de reis.
Foto: Digitale Collectie St. Erfgoed Werf Gusto
Fotograaf: Onbekend
Foto 3: De M.O.P. 109B klaar om de oversteek te maken naar Argentinië. Het schip is opgetuigd als zeilschip. De voorraad kolen in de bunker was te weinig voor de reis.
Foto: Digitale Collectie St. Erfgoed Werf Gusto
Fotograaf: Onbekend
Foto 4: Bouwnummer 410 uit 1911. wordt (voor de Marinehaven Spezia in Italië) onderworpen aan hijstest in de Schiedamse Oosterhaven’. Op de achtergrond is de tweede kraan in aanbouw zichtbaar in de `Gustohaven’. Deze kraan met het bouwnummer 415 werd in opdracht gebouwd voor de scheepswerf `Ansaldo’ in Genua Italië.
Foto: Digitale Collectie St. Erfgoed Werf Gusto
Fotograaf: Onbekend.

Laatst bijgewerkt op: 27 april 2024