Categorie archieven: Werf Gusto schiedam

Excavateurs

Leestijd: 9 minuten

In 1878 werd het Kanaal van Gent naar Terneuzen gegraven met behulp van een excavateur. De afbeelding laat duidelijk zien wat het principe van een excavateur is en waarom hij in het Duits Trockenbagger genoemd wordt. In een gevonden catalogus staan de machines afgebeeld die door het bedrijf A. Couvreux & H. Hersent gebruikt zijn voor de aanleg van het Kanaal van Gent naar Terneuzen. In die catalogus staat ook de originele afbeelding van (Foto: 1). Het is duidelijk dat het geen machine van Smulders was, ook al lijkt hij er sterk op.

Couvreux, Hersent et Compagnie was betrokken bij de aanleg van het Suezkanaal en werd door De Lesseps (Couvreux was een vriend van hem) ook weer uitgenodigd om te helpen bij de aanleg van het Panamakanaal. Met grote, complexe systemen en machines was Smulders succesvol. Niet alleen voor de Nederlandse markt. In september 1885 kreeg het bedrijf de opdracht tot het leveren van 10 excavateurs voor de aanleg van het kanaal in Panama. Elk van deze excavateurs bevatte 4 stoommachines met een gezamenlijk vermogen van 100 paardenkracht. Daarmee moest per dag 2000 m3 grond verplaatst kunnen worden. Daarbij zond het bedrijf ook een twaalftal arbeiders met een chef uit Utrecht om die machines gedurende een drietal jaren te bedienen. De arbeiders verdienden daarbij een weekloon van fl. 40, waarschijnlijk voor die tijd een heel behoorlijk salaris. De genoemde baggermachines zijn waarschijnlijk dezelfde die in 1886 excavateurs genoemd worden. Spaarnestad publiceerde in de Katholieke Illustratie een foto van de fabriekshal van de Utrechtsche IJzergieterij Firma A.F. Smulders (zie foto bovenaan de pagina) en de excavateurs in werking, waarschijnlijk bij proefnemingen. De eerste machine werd midden 1887 opgeleverd. De foto uit het bezit van het (Panama) Canal Museum van een excavateur gebruikt bij Bas Obispo (Foto: 2) lijkt één van deze Smulders machines te zijn. Misschien geldt dat ook voor de excavateur die gebruikt werd bij de doorsnijding bij La Culebra (Foto: 3).

Begin 1886 krijgt Smulders ook de opdracht een excavateur (en een baggermolen) te bouwen voor B.A. Wiegerink uit Groenlo en F.E. Terwindt uit Pannerden ten behoeve van het graafwerkzaamheden in het Merwedekanaal.

Eind 1887 kreeg Smulders de opdracht nog vier baggermachines te vervaardigen voor het Panamakanaal. Waarschijnlijk dat ook dit excavateurs waren. Kort na deze opdracht bracht de Utrechtsche IJzergieterij Firma A.F. Smulders een viertalige catalogus uit met als titel Type Excavators ( met een remake in 1911). Hoewel gesuggereerd werd, dat dit een standaard product was, werden waarschijnlijk uitsluitend de Panamakanaal excavateurs afgebeeld. Interessant is te zien dat er twee types waren, de Talud-excavateur bedoeld voor het uitgraven van grond lager dan de machine, en de Heuvel-excavateur bedoeld om grond te verwijderen van een positie hoger dan de machine. Het verschil was de richting waarin de emmers werkten. Het was relatief eenvoudig het ene type om te bouwen tot het andere. Duidelijk was dat Smulders graag met deze machines aan de weg timmerde.

De gemeente Den Bosch had van het rijk grond aangekocht en het aannemersduo Nicolaas van Haaren en de Vughtenaar Arie Dammus van Seters de opdracht gegeven tot het ophogen en bouwrijp maken van het terrein. Beide heren waren sinds 1887 in het bezit van zandgronden op de Vughtse heide en gingen vervolgens aan de slag als ‘maatschap van Haaren & van Seters’ waartoe ook Cornelis van Haaren (broer van, en burgemeester van Kerkdriel) en August F. Smulders. Voor het ontginnen van de zandgronden werd een stoombaggermolen ingezet. Dit tot ongenoegen van de arbeiders die vreesden dat er door dit ‘monster’ banen verloren zouden gaan. Al snel kreeg dezemachine dan ook de scheldnaam ‘De IJzeren Man’ (Foto: 4). Het strandbad is ernaar vernoemd en de wijk buiten den Bosch naar het materiaal van de ophoging: het Zand (ligt voor/naast het station). De graafwerkzaamheden duurden van 1887-1892.

De maatschap duurde slechts tijdelijk want de heren Seters en Van Haaren gingen later elk hun eigen weg. De firma Van Haaren was de basis van het latere Ackermans & van Haaren geworden. Gelet op het feit dat Smulders participeerde in het zandafgravingsbedrijf mag er zonder meer van uitgegaan worden dat de gebruikte excavateur er een van Smulders was.

In 1888 werden voor het verleggen van de Maasmond tussen Keizersveer en Dussen bij het graven van de Bergsche Maas vier door Smulders geleverde excavateurs gebruikt. De prestaties waren enorm. Een trein van 22 zandwagens werd in 25 minuten door een excavateur geladen: elke minuut een wagon! Ondanks deze besparing in arbeidskrachten waren er toch nog zo’n 1000 arbeiders bij het werk daar betrokken. Andere berichten spreken over het gebruik van vijf excavateurs. Of ook een vijfde een Smulders-machine was, is niet bekend. De droge baggermachines waren op dat moment belangrijker dan de meer traditionele natte baggermolens.

Op de bouwlijsten, die we gevonden hebben over de periode van Smulders in Slikkerveer, staan geen Excavateurs vermeld. Zeer waarschijnlijk werden die tot 1905 nog in de Utrechtse vestiging gebouwd. Plots vinden we ze wel terug op de bouwlijsten van Werf Gusto vanaf 1905, toen de vestigingen Utrecht en Slikkerveer waren gesloten. In 1909 werden twee excavateurs afgeleverd (Bouwnummers 368 en 369), voor respectievelijk Polensky & Zolner (D) en De Cloedt (B). In 1912 (Bouwnummer 391) werd er een excavateur afgeleverd aan Counon (F) en een grint-excavateur (Bouwnummer 399) voor De Vries (NL). In 1918 werden nog twee excavateurs afgeleverd aan Bergrode Heerlen onder de bouwnummers 518 en 525, gevolgd door een derde aan dezelfde opdrachtgever in 1919 onder bouwnummer 532. In 1922 werd nog een excavateur afgeleverd onder bouwnummer 551. De naam van deze opdrachtgever is helaas niet bekend. Volgens de bouwlijsten was dit de laatste ooit afgeleverd door Werf Gusto.

Foto: 1. Een afbeelding van een van de gebruikte machines door het bedrijf A. Couvreux & H. Hersent voor de aanleg van het Kanaal van Gent naar Terneuzen.
Scientific American December 14, 1878

Foto:2. 1886 Graafmachine aan het werk bij Bas Obispo 1886 – Graafmachine aan het werk nabij Empire. Gemiddeld 400 kubieke meter per dag. Graafmachine aan het werk nabij Empire. Gemiddeld 400 kubieke meter per dag.
Foto: Panama Canal History Museum
Foto: 3. Leden van de Geographical Society waren aanwezig toen het Panamakanaal werd gegraven. Hier werd in 1886 een graafmachine van het type ‘groot model, 180 pk’.
Foto: Liternaute.com – Fotograaf: A. Blanc.
Foto: 4. Baggermachine (excavateur) ‘De IJzeren Man’ op rails.
Brabants Historisch Informatie Centrum – Fotovu.3426.
Foto: 5. Een excavateur. waarvan er meerdere verkocht zijn voor werk in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, België en Nederland.
Foto: ‘Excavateurs Werf Gusto 1911’ – Fotograaf: Onbekend.

Foto: 6. Het testen van een van de excavateurs voor gebruik in de Solo-vallei in Nederlands-Indië (Indonesië)
Foto: ‘Excavateurs Werf Gusto 1911’ – Fotograaf: Onbekend.
Foto: 7. Een van de Smulders-excavateurs die is gebruikt bij het uitdiepen van de Antwerpse haven. Jaar van uitvoering is niet bekend.
Foto: ‘Excavateurs Werf Gusto 1911’ – Fotograaf: Onbekend.

H. Reinhold vergeleek in 1889 de prestaties van een Dunbar Ruston excavator gebruikt bij de aanleg van het Manchester Ship Canal (2500 cub. yard per dag) met die van een Smulders excavateur die per dag 4500 cub. yard stijve klei kan produceren. Daarbij bleek Smulders’ excavateur te werken in de Maas nabij Den Bosch (De Ingenieur 4(23) 8 Juni 1889). Het is de vraag of dit werkelijk excavatoren van een vergelijkbaar type waren. Van het Britse bedrijf zijn tot nu toe alleen afbeeldingen van het Shovel-type (lepel-baggermolen) gevonden. Dit is het type graafmachines dat ook door de Amerikanen gebruikt werd toen zij begin 20e eeuw het graven van het Panama Kanaal weer opvatten nadat het bedrijf van De Lesseps failliet was gegaan in 1889 en zijn werk had gestopt. Daarbij bleek de shovel-excavator duidelijk in het voordeel te zijn ten opzichte van het type met een emmerketting, zoals van Smulders.

Overigens kondigde Reinhold in zijn commentaar ook nog aan dat er ‘binnenkort’ voor het Noord-Oostzeekanaal en andere werken in Duitsland en Oostenrijk nog tenminste een dozijn van deze machines in werking gingen komen. Bij dit laatste leverde Smulders kennelijk ook bedienend personeel. In ieder geval werd er geadverteerd voor molenbazen voor Duitsland.

Smulders heeft ook enkele excavateurs geleverd voor bruinkoolmijnen in Duitsland en Oostenrijk. Zij werden gebruikt om de harde bovengrond te verwijderen van de bruinkoolbedding. Bruinkoolmijnen worden meestal in dagmijnbouw geëxploiteerd.

Ook voor de aanleg van het Noord-Oostzeekanaal (Foto: 5), het Kaiser-Wilhelm-Kanal, leverde Smulders een aantal excavateurs (naast de baggermolens en elevatoren). Smulders leverde zes van deze machines. Een veel groter aantal werd geleverd door het Duitse Lübecker Maschinenbau-Gesellschaft en gebruikt door de Beierse firma M. Sager. Die van Smulders waren minder krachtig en daardoor alleen geschikt voor het ontgraven van lichtere grond. Zo werd de ‘Grünenthaler Einschnitt’ uitgevoerd met 5 Lübecker machines in combinatie met één van Smulders. In totaal werden bij de aanleg van het kanaal 27 excavateurs (Trockenbagger) gebruikt.

Op maandag 15 november 1897 was de Minister van Koloniën in Utrecht aanwezig bij de beproeving in een weiland achter de Utrechtsche IJzergieterij van vier excavateurs die door Smulders vervaardigd waren om baggerwerkzaamheden te verrichten in de Solo-vallei (Foto: 6) in Nederlandsch-Indië, het huidige Indonesië. De machines zouden kort daarna daarna naar Indië verzonden worden. De beproeving vond plaats met één machine. Er werd nog vermeld dat oorspronkelijk door het Ministerie van Koloniën aan vier fabrikanten opdracht gegeven was om in totaal acht excavateurs te bouwen. Na beproeving werd besloten, dat de door Smulders gebouwde machine het best presteerde waarna Smulders opdracht kreeg er nog een viertal te bouwen. In totaal waren voor het werk in de Solo-vallei acht excavateurs nodig. Smulders’ excavateurs (Foto: 7) zijn ook gebruikt bij de aanleg en verdieping van de haven van Antwerpen.

Opvallend is dat bij het graven van de haven van Scheveningen een excavateur van Smulders werd gekocht tegen een gunstige prijs, die oorspronkelijk voor de Solo-vallei bestemd was. De details over het hoe en waarom ontbreken. Tussen 1900 en 1904 werd de Binnenhaven (Foto: 8) in Scheveningen aangelegd. Daarbij werden twee excavateurs ingezet in het jaar 1901. De werkzaamheden zijn uitgebreid beschreven in P.J. van Voorst Vader’s artikel ‘De Binnenhaven te Scheveningen’, De Ingenieur 17(39) 1902. Het werk werd opgedragen aan K.L. Kalis uit Sliedrecht en C. de Groot uit Gorinchem voor in totaal f. 1.517.000. Uit defensieoverwegingen mocht de haven alleen geschikt zijn voor bommen (de vissersschepen!) zodat hij relatief ondiep moest blijven. De haven werd in duingebied gegraven en met een beetje plannen en wat pompen waren er geen baggermolens nodig: alles kon met de excavateurs gedaan worden. Bbijkomend voordeel was, dat graven van droog zand minder energie vergde dan nat zand. Eerst werd puur handmatig wat duin weggegraven en een stukje spoor aangelegd aansluitend op de H.IJ.S.M. lijn naar Scheveningen (ruwweg de loop van (stoom-)tramlijn 11). Daarop konden al snel handmatig geladen en geloste kipwagens gebruikt worden. Vanaf december 1900 werden langs de spoorlijn onderdelen aangevoerd voor de door A.F. Smulders geleverde excavateur. Deze werd ter plaatse opgebouwd. Op 25 maart 1901 was hij gereed en werd vanaf de volgende dag in gebruik genomen.

Ondertussen werd een tweede excavateur besteld, dit keer bij de Lübecker Maschinenbau-Gesellschaft (LMG). Ook nu werden de onderdelen per spoor aangevoerd en ter plaatse samengebouwd. Deze tweede excavateur werd op 10 juni 1901 in dienst genomen. Aanvankelijk werden beide machines als heuvel-excavateurs gebruikt om de duinen af te graven. In de tweede helft van het jaar werd de LMG-machine dag en nacht ingezet, de Smulders machine alleen overdag. In december 1901-januari 1902 werd de LMG excavateur omgebouwd voor diep baggeren en ging 7 meter diep (ten opzichte van het spoor waarop de machine stond) de havenkom zelf diepbaggeren.

In 1903 werd de ‘Maashaven in Rotterdam eveneens gegraven met gebruik van Smulders’ excavateurs (T. van Dam De Rotterdamse Haven 650 jaar Amsterdam 1990). Merkwaardig is dat de foto in dit boek op de machine duidelijk de naam Werf Gusto laat zien, terwijl deze naam pas in 1905 onofficieel en in 1911 officieel in gebruik werd genomen. Wellicht is in het  boek een latere foto geplaatst. Dezelfde foto is gebruikt in het verslag dat over De Wereldtentoonstelling te Brussel. V. Inzending der Werf Gusto, firma A.F. Smulders,  Schiedam geschreven door R.A. van Sandick en gepubliceerd in De Ingenieur 25(34) 1910.

Kijk hier voor bouwlijst Excavateurs gebouwd in Schiedam.
Kijk hier voor Excavateurs gebouwd in Utrecht.

Foto: 8. Eerste haven Scheveningen (1903) in aanleg, een excavateur aan het werk.
Foto: Beeldbank Den Haag (0. 76227) – Fotograaf: Onbekend.


Bronnen:
The Path between the Seas: The creation of the Panama
Canal, 1870-1914
De Gooi- en Eemlander 15 mei 1886
Het Nieuws van den Dag 3 September 1885
Schiedamsche Courant 18 december 1885
Schiedamsche Courant 1 juli 1887
De ingenieur jrg 1, 1886, no 1, 02-01-1886
Nieuwsblad het land van Heusden en Altena de Langstraat en de Bommelerwaard 22 augustus 1888
Het Nieuws van den Dag 8 October 1889
Het Nieuws van den Dag 4 Februari 1890
Het Nieuws van den Dag 4 Februari 1890
Deutsche Bauzeitung, XXIX, 4 mei 1895
De Tijd 9 November 1897
De Telegraaf 10 November 1897
Van A.F. Smulders tot Werf “Gusto” voorheen Firma A.F. Smulders 1862-1911 – B. Boon
Teksten aangepast voor publicatie: D.H. Allewelt (St. Erfgoed Werf Gusto).

Laatst bijgewerkt op: 11 augustus 2024

Kraanbouw Schiedam

Leestijd: 11 minuten

In november 1907 werd ten kantore van Werf Gust onder het toeziend oog van de directie van A.F. Smulders en een afgezant van het Argentijnse M.O.P. (Ministry Of Public Works) een contract getekend voor de levering van twee drijvende kranen met een hijsvermogen van respectievelijk 60- en 100-ton voor de haven van Buenos Aires. De kranen zouden volgens tekening geleverd worden naar voorbeeld van een door M.O.P. in 1891 aangekochte drijvende kraan van het Duitse bedrijf A. Sachsenberg te Rosslau a.d. Elbe. Deze kraan met een hijsvermogen van 35 ton was te lichte en slechts de enige om de toenemende vraag naar zware hijscapaciteit in de Argentijnse haven te kunnen uitvoeren.

De twee kranen (Foto: 1) met de bouwnummers 339 en 340 voor respectievelijk de 100-ton en 60-ton kraan staan in de bouwlijsten vermeld als ‘Puerto de la Capital 1 & 2′. Eenmaal afgeleverd in 1908 in Argentinië werd de naam gewijzigd voor de 100-ton kraan in G 3 en voor de 60-ton kraan in G 2. (De G stond voor het Spaanse woord `Grua’, hetgeen ‘Kraan’ betekent).

De samenwerking tussen Smulders en het Argentijnse ministerie begon al in 1904 met de opdracht van twee 300 pk dubbel-schroefi’s gasboten (Foto: 2 & 3) voor het Argentijnse gouvernement. Deze werden nog gebouwd en te water gelaten op de oude werf in Slikkerveer. In 1906 gevolgd door de opdracht voor drie sleepboten van 250 pk elk. De goede samenwerking tussen beide partners resulteerde waarschijnlijk in de opdracht voor de twee drijvende kranen. In amper 10 maanden tijd was de order afgerond en waren beide kraanschepen onder eigen stoom behouden aangekomen in Buenos Aires, waar zij meteen werden ingezet.
De kranen werden bijna midscheeps geplaatst in verband met de stabiliteit. Het contragewicht hing in een bak achter de niet verstelbare giek. Het schip van de 100-ton kraan is te water gelaten op 21 mei 1908. De lengte was 47 m., de breedte 17 m. en de holte 4 m.. De kraan stond op een schip met eigen aandrijving door twee schroeven. Het vaartuig was uitgerust met twee compound machines, die gezamenlijk 540 I.P.K. leverden met aangegoten condensors. Deze machines dreven elk een lucht-, voeding-, en lenspomp aan Het circulatiewater voor beide machines werd geleverd door een centrifugale circulatie pompmachine. Het kraanwerk werd gedreven door een compound machine van 150 I.P.K., voorzien van onafhankelijke condensor met lucht- en circulatiepomp.
Verder was het schip voorzien van twee stoom-verhaallieren, een stoom-ankerlier, een centrifugale salvage pompmachine en stoompompen voor ketelvoeden, lenzen en verschillende andere doeleinden. De stoom voor deze machine werd geleverd door twee scheepsketels elk van 100 m2 warmte oppervlak en acht atm. druk. Na voltooiing voer de 100-ton kraan evenals de 60-ton kraan onder eigen stoom naar Buenos Aires.

Rond 1909-1910 begon Werf Gusto met de uitwerking van een geheel eigen ontworpen en ontwikkelde drijvende kraan. Uitgangspunt was dat, mede gelet op de eisen van de markt, de hijscapaciteit minimaal 150 ton moest zijn. De kraan was vooral bedoeld voor het werken in grote havens en op scheepswerven. Vooral de marine-scheepswerven hadden behoefte aan drijvende kranen met grote hijscapaciteit in verband met de plaatsing van grote kanonnen en forse stoomketels op de nieuw te bouwen marineschepen. Niet alleen moest de hijscapaciteit voldoende zijn, maar de kranen moesten ook flexibel inzetbaar zijn, 360 graden om hun as kunnen draaien en de giek moest verstelbaar zijn, opdat de vracht eenvoudig in of op het schip geplaatst kon worden vanaf het water.

De kraan, die in 1910 van de tekentafel kwam voldeed aan deze wensen en was in alle opzichten uniek te noemen. Werf Gusto had gekozen voor bevestiging van het kraanhuis aan een tapse kegel. Deze kegel die met een brede voet stevig verankerd was op het achterdek zorgde ervoor dat het dek onder het kraanhuis vrij toegankelijk was en gebruikt kon worden als opslagplaats voor vracht. Datzelfde gold voor het voordek van het kraanhuis. Het dek voor het kraanhuis was geheel vrij om grote vrachten tijdelijk op te plaatsen. Alle machinerieën waren door Werf Gusto in de ponton geprojecteerd, zoals machinekamers, kabelhaspels en manschapsverblijven. De kegelconstructie zorgde niet alleen voor meer ruimte op het dek, maar stelde de kraan ook in staat om 360 graden om zijn as te draaien. Twee grote contragewichten van elk 75 ton aan weerszijden van het kraanhuis zorgden ervoor, dat de kraan onder elke positie kon hijsen en stabiel bleef. Bij een te hijsen last van 150 ton werden de contragewichten door de kraandrijver in de achterste positie gemanoeuvreerd en bleef de kraan horizontaal en verticaal in balans.

Alhoewel de kraan was uitgerust met stoommachines, werd de kracht benodigd voor het hijsen en alle andere functies van de kraan, zoals verlichting verkregen door elektriciteit. De kranen konden worden aangepast aan de wensen van de klant en dat leverde in het verloop van de tijd een reeks kranen op, die zich moeilijk met elkaar laten vergelijken.

Foto 1: De bouwnummers 339 (100 ton) & 340 (60 ton) in 1908 voor de afbouwkade. De 100 ton kraan werkt een aantal hijstest af voor vertrek naar Buenos Aires.
Foto: St. Erfgoed Werf Gusto
Fotograaf: Onbekend.
Foto 2: De M.O.P. 109B klaar om de oversteek te maken naar Argentinië. Het schip is opgetuigd als zeilschip. De voorraad kolen in de bunker was te weinig voor de reis.
Foto: Digitale Collectie St. Erfgoed Werf Gusto
Fotograaf: Onbekend
Foto 3: De M.O.P. 109B klaar om de oversteek te maken naar Argentinië. Het schip is opgetuigd als zeilschip. De voorraad kolen in de bunker was te weinig voor de reis.
Foto: Digitale Collectie St. Erfgoed Werf Gusto
Fotograaf: Onbekend
Foto 4: Bouwnummer 410 uit 1911. wordt (voor de Marinehaven Spezia in Italië) onderworpen aan hijstest in de Schiedamse Oosterhaven’. Op de achtergrond is de tweede kraan in aanbouw zichtbaar in de `Gustohaven’. Deze kraan met het bouwnummer 415 werd in opdracht gebouwd voor de scheepswerf `Ansaldo’ in Genua Italië.
Foto: Digitale Collectie St. Erfgoed Werf Gusto
Fotograaf: Onbekend.

Laatst bijgewerkt op: 27 april 2024

Werf Gusto is ‘Spektakelstukken’

Leestijd: 3 minuten

Schiedam heeft een grote naam op het gebied van de fijnmetaal, maar ook in de scheepsbouw; in de bouw van fijne apparatuur evengoed als in de uitvoering van zware, ingewikkelde staalconstructies. In Schiedam worden boor- en kraaneilanden gebouwd en brugdekken gemaakt voor de grootste wateroverspanningen. Er wordt baggermaterieel aanbesteed door nagenoeg alle naties ter wereld en er worden scheepsreparaties uitgevoerd die ergens anders voor onmogelijk worden versleten. Vooral in deze laatste sectoren heeft Schiedam grote bekendheid gekregen door de aanwezigheid van twee maatschappijen, die zich in dat werk hebben gespecialiseerd. De Dok- en Werfmaatschappij Wilton Feijenoord en de Werf Gusto, voorheen A. F. Smulders. De eerste van deze twee staat voor de scheepsreparaties, de tweede voor elk denkbare opdracht die op het gebied van speciaal scheepvaart- en baggermaterieel te vergeven is.

Van beide is de Werf Wilton numeriek de grootste, zowel gemeten naar zijn personeelssterkte als naar zijn oppervlakte en dokinhoud. Hij is zelfs zo groot dat „men van buitenaf” geneigd is de maatschappij voor een Rotterdamse te verslijten, zoals een voorname heer uit Den Haag eens deed bij een belangrijke openingsplechtigheid, waarbij hij de Rotterdamse burgemeester W. Thomassen onder zijn toehoorders wist. „Zie nu maar weer eens”, zei hij, „naar dat enorme dok, dat Wilton Feijenoord een paar dagen geleden in gebruik nam. Honderdvijftig duizend tonnen groot is het. Groot, groter, grootst; zo’n dok dat is toch alleen maar weer mogelijk in Rotterdam nietwaar?”

En eerlijk gezegd, die indruk krijgt men ook door zijn omvang in de eerste plaats en door de snelheid en het improvisatievermogen bij lastige scheepsreparaties die Wilton Feijenoord zijn internationale reputatie hebben gegeven.De Werf Gusto is kleiner. Een een flink stuk ook. Maar daartegenover kan hij het feit stellen dat hij de werf is van de spektakelstukken. Gusto is gespecialiseerd in moeilijke opdrachten. De uitvoering van de draagconstructie van de eerste vrijhangende kantoorflat van elf verdiepingen in Nederland. De bouw van brugconstructies voor onder andere de Van Brienenoordbrug en de Basculebrug bij Gorcum. Van baggermolens en snijkopzuigers. Maar ook werden door Gusto uitgevoerd de transportbruggen voor de ENCI in Maastricht, de Hoogoven Vier in IJmuiden en de schachtmantel voor de Staatsmijn Beatrix. Het is niet overdreven te zeggen dat de superlatieven die bij Wilton gebruikt kunnen worden bij de beschrijving van de werf, bij Gusto van toepassing zijn op de aard van de verrichte werkzaamheden. Groot, groter, grootst wordt daar moeilijk en moeilijker in een oplopende reeks die eindigt bij het nog ternauwernood uitvoerbare.

Het specialisme van de maatschappij is een traditie die hij zich overigens al had opgebouwd voordat hij naar Schiedam kwam. Al in de negentiende eeuw had de toen nog hetende firma A. F. Smulders zijn geschiedenis geschreven in voor die tijd zeer zware opdrachten. Excavateurs voor de aanleg van het Panamakanaal, pompen voor stoomgemalen, locomotieven en hopperzuigers voor onder andere Brazilië, Duitsland, Australië, Rusland, China en Siam.

Dat was de balans in 1905. Het jaar dat Gusto naar Schiedam kwam. Het bedrijf was toen 43 jaar oud en uitgegroeid van het in 1862 door Augustus Smulders opgerichte fabriekje, dat, tezamen met nog twee andere, drie arbeiders in dienst had, tot een vierhonderd man sterke grootindustrie. Het is daarom zo verwonderlijk, dat de Schiedamse Gemeenteraad zich niet opgetogen toonde toen de vestiging van de werf ter sprake kwam. De eerste reactie was een voor die tijd typisch Schiedamse. Men vond het bod dat Smulders deed op de terreinen aan de Nieuwe Maas te laag. „Wilton had kort daarvoor in Rotterdam het zesvoudige geboden voor een stuk grond in de Bospolder”, gaf de Raad zijn voorzitter te kennen en hij vond het niet meer dan redelijk dat Smulders hetzelfde zou betalen in Schiedam.

Slechts een minderheid, gegroepeerd rond de grote Schiedammer M. C. M. de Groot, was  een andere mening toegedaan. Tegen het oordeel van een groot aantal stadgenoten, zag hij als eerste een paar lichtpunten in de aanbieding, en hij verklaarde in de Raad dat: „ . . . door de vestiging van deze nieuwe industrie een opwekking zal komen van de algemene geest hier ter stede, een opwekking die verheffend zal werken”.

De tijd heeft hem gelijk gegeven. In meer opzichten dan hijzelf verwachtte. De komst van de Werf Gusto bleek later niet alleen een opwekking te zijn geweest. Het betekende ook de inleiding tot een nieuw industrieel tijdperk en een keerpunt in de economische ontwikkeling van Schiedam.

De komst van de nieuwe maatschappij trok andere industrieën aan en verschafte aan een deel van de al bestaande een nieuwe basis. Door zijn aanwezigheid alleen al droeg hij bij tot betere arbeids-voorwaarden en tot verbeterde omstandigheden, wat zijn terugslag weer had in een klimaatbevordering voor vestiging van nog meer industrie.


Uit: ‘Schiedam Nu’ door Hans van der Sloot
Foto: Robert Collette
Uitgave 1967 Europese Bibliotheek – Zaltbommel

Bewaren

Laatst bijgewerkt op: 6 december 2024