Categorie archieven: ‘Utrechtsche IJzergieterij’

Louis Smulders (Broer en Vennoot van A.F. Smulders)

Leestijd: 2 minuten
De eerste zelfrijdende dynamowagen (fabrikaat Jaffa) uit 1907. Dit voertuig had waarschijnlijk het nummer L-429.
Foto: Collectie Jan Bakker – Geniemuseum Vucht.
De tweede zelfrijdende dynamowagen van het Regiment Genietroepen te Utrecht.
Foto: Collectie Jan Bakker – Genie museum Vucht.

Het automerk ‘Jaffa’
De Jaffa als automobielmerknaam van Nederlands fabricaat is niet zo algemeen bekend. De productie is waarschijnlijk zeer gering geweest en er zijn weinig gegevens over bekend. Zelfs in het Gemeentearchief van de stad Utrecht en met name in de stukken van en over de Machinefabriek Jaffa is over de autoproductie van dit bedrijf in de beginjaren van deze eeuw [opm. red.: de twintigste eeuw!] niet veel terug te vinden.

Toch zijn ze er geweest, de Jaffa-wagens! De gemeente Utrecht heeft er waarschijnlijk vier gehad, die dienst hebben gedaan als autoluchtpomp. Eén ervan zou tot in de jaren dertig hebben dienstgedaan.

Een andere afnemer was het Regiment Genietroepen in Utrecht, waar ze gebruikt werden als dynamowagen. Eén van deze Geniewagens reed met het Provincienummer L-430 [opm. red.: de nummers L-429 en L-430 stonden inderdaad op naam van het Regiment Genietroepen te Utrecht]. Het bouwjaar van deze twee wagens was waarschijnlijk 1907. Deze dynamowagens hebben kennelijk niet geheel voldaan, want ze werden beide omgebouwd voor paardentractie.

Bronnen:
Het automerk ‘Jaffa’: Conam.info – Tekst: J. Bakker.

Laatst bijgewerkt op: 27 mei 2024

De Oprichter A.F. Smulders

Leestijd: 6 minuten

Augustinus Franciscus Smulders, de oprichter van het bedrijf, werd op 27 november 1838 geboren in Tilburg. Zoals gebruikelijk in katholieke kringen werd A.F. vernoemd naar zijn grootvader. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in hetzelfde jaar 1838 er in Tilburg een tweede Augustinus Franciscus Smulders werd geboren, een volle neef van “onze” A.F. De andere A.F. werd later bakker en het bewaard gebleven receptenboekje moet aan deze neef worden toegeschreven.

August Smulders nam de technische interesse van zijn vader over. Op 9 september 1862 huwde hij in ’s Hertogenbosch Catharina Maria Westerlaken. Een familie-overlevering vertelt dat vader Westerlaken pas toestemming voor het huwelijk wilde geven nadat A.F. getoond had stoommachines te kunnen bouwen voor de polderwerken van Van der Eigen en ’t Empel, beiden net ten noorden van Den Bosch.

In 1869 heeft A.F.’s jongere broer Charles zich in het bedrijf ingekocht Waarschijnlijk is dit de gelegenheid geweest dat broer Charles zich in het bedrijf van zijn oudere broer heeft ingekocht. Waarschijnlijk was hij toen al enige tijd bij zijn broer werkzaam geweest. Charles koopt eenderde van het bedrijf, tweederde blijft in handen van de oudste broer A.F. De naam van de laatste is dan ook waaronder het bedrijf blijft bestaan (akte in bezit van de familie Smulders).

Waarschijnlijk woonde A.F. in Den Bosch op het bedrijfsterrein. Dit blijkt uit de verkoop van het bedrijf toen het naar Utrecht verhuisde. Daarbij was een woonhuis onderdeel van de verkoop. In 1872 nam hij het bedrijf Utrechtsche IJzergieterij over, dat in financiële problemen was gekomen door de opdracht tot de bouw van de spoorbrug bij Hedel. Het bedrijf uit ’s Hertogenbosch werd daaropvolgend al snel naar Utrecht overgeplaatst. Smulders voegde zijn naam aan de oorspronkelijke naam van het bedrijf toe tot Utrechtsche IJzergieterij A.F. Smulders.

In Utrecht ging A.F. wonen aan de Bemuurde Weerd Oostzijde 19, d.w.z. bij het bedrijf. A.F. heeft dit huis, samen met dat van zijn broer Charles aan de andere zijde van de Bemuurde Weerd, laten bouwen. De eerste steen is op 15 september 1886 gelegd door de dan 15-jarige Joseph Smulders. Er was een gevelsteen aangebracht met een locomotief en een vrouw.

In april 1883 kreeg hij vergunning zijn twee huizen vanuit zijn eigen bedrijf te voorzien van elektriciteit (Nederlandsche Staatscourant 5 April 1883, De Amsterdammer 5 April 1883). Het ligt voor de hand dat dit tweede huis het pand was waar zijn broer Charles woonde (zie bij Charles). Dit was best vroeg gezien het feit dat in Amerika Edison voor het eerst elektrisch licht showde op 31 december 1879 en in 1892 een octrooi verwierf voor geïsoleerde draad; dit laatste met het oog op elektriciteitsvoorzieningen in huis (Dini, D.A.: “Some history of residential wiring practices in the U.S.”, Underwriters LaboratoriesInc., 2006 digitaal 313).

Ook in 1883 werd A.F. samen met zijn broer Charles benoemd door de Sultan van Turkije benoemd tot ridder in de Medjidié-orde (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 31 Mei 1883). Wellicht dat dit te maken had met de bouw van baggermolens voor Turkije.

A.F.’s maatschappelijke betrokkenheid wordt door sommige publicisten  gering genoemd. Uitsluitend de voorbereidings-commisie van de internationale tentoonstelling in Utrecht en een commissie ter voorbereiding van een ambachtsschool in Den Bosch. Maar hij was ook nog bestuurslid van de kiesvereniging Nederland in Den Bosch (Algemeen Handelsblad 4 juni 1871). Dit lijkt een soort politieke partij in oprichting te zijn geweest met als hoofddoel de getrouwe naleving der Grondwet. Meer kennis over de oogmerken van deze kiesvereniging zou mogelijk meer zicht kunnen verschaffen op de politieke en sociale denkbeelden van A.F. Uit een advertentie geplaatst door die Kiesvereeniging bleek dat zij op dat moment vooral de verkiezing van Mr. Van der Does de Willebois niet wilden steunen. Deze persoon werd weliswaar hoog geacht, maar was tegen de scheiding van Kerk en Staat. Mogelijk betreft het hier Petrus van der Does de Willebois. De Kiesvereeniging “Nederland”, waar A.F. een van de bestuursleden was, wilde die scheiding juist wel. Zo wilden zij openbaar onderwijs. Maar zeker niet de godsdienst uitbannen (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 8 juni 1871).

In 1887 geeft hij ter gelegenheid van zijn 25-jarig huwelijk en het even lang bestaan van het bedrijf een groot feest bij het dan kennelijk ook in zijn bezit zijnde Veebeek in Berlikum (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 29 september 1887). Mogelijk was de aankoopprijs van dit huis f. 140.000, als blijkt uit de informatie uit het blad Recht voor Allen van 23 december 1887.

In 1871 zijn een 13-tal belangstellenden op uitnodiging van de Commissaris der Koning gaan onderzoeken of het mogelijk zou zijn hier ter stede een ambachtschool op te richten in Den Bosch. Tot die 13 behoorden ook Rouppe van der Voort Sr. en J. v.d. Griend, duidelijk voor A.F. interessante contacten. G. Bosch was ook al een der bestuursleden van de genoemde Kiesvereeniging “Nederland”. Hoewel sommige bazen vreesden dat met een ambachtsschool-opleiding goedkope jonge arbeidskrachten zouden verdwijnen, dachten de meesten dat de verbetering van de kwaliteit van de arbeiders een veel belangrijker aspect was. Daarnaast werd het sociaal ook wenselijk geacht dat sommigen op deze manier de armoede te boven te kunnen komen. Omdat aansluiting gevonden kon worden met reeds bestaande onderwijsinstellingen, zouden de kosten meevallen (f. 5000 ’s jaars). In januari 1872 werd dan ook besloten tot oprichting van de vereniging De Noordbrabantsche Ambachtsschool (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 3 februari 1872). In de commissie had opnieuw A.F zitting. De statuten werden verspreid en steun verworven teneinde ’s Hertogenbosch de zetel te laten worden van de derde ambachtsschool in Nederland. Wel werd er nog op gewezen dat loonsverhoging voor de arbeiders geen zin heeft (de levensbehoeften zouden navenant duurder worden), maar wel loonsvermeerdering door productiviteitsverhoging die onder andere door een betere opleiding zou kunnen worden verkregen (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 23 april 1872). Misschien mag hieruit worden afgeleid dat stuksloon de basis van de inkomsten voor de arbeider was.

Uiteindelijk werd de ambachtsschool pas in 1877 daadwerkelijk opgericht. Vanwege gebrek aan ruimte en overige belangstelling werd bovendien slechts in het vak timmeren les gegeven. (Th. A. Wouters Technisch onderwijs in: H.F.J.M. van den Eerenbeemt, L.P.L. Pirenne ’s-Hertogenbosch op de drempel van een nieuwe tijd, Nijmegen, 1960 blz. 225).

Interessant hierbij is dat de KvK in 1912 minder te spreken was over het ambachtsonderwijs in Den Bosch. Zo werd de uitgroei van de metaalnijverheid ernstig geremd door het feit, dat op de plaatselijke ambachtsschool alleen in het timmervak onderwijs werd gegeven, terwijl in andere en dikwijls kleinere gemeenten volledig geoutilleerde ambachtsscholen bestonden (H.A.M. Boekraad: Enkele aspecten van de industrie, 1875-1914 in: H.F.J.M. van den Eerenbeemt, L.P.L. Pirenne ’s-Hertogenbosch op de drempel van een nieuwe tijd, Nijmegen, 1960 blz. 145).

In november 1874 werd A.F. samen met enkele andere personen gekozen in het bestuur van de Kamer van Koophandel in Utrecht. Zij verdrongen daarmee een paar al lang in het bestuur zittende personen. Het aantal opgekomen stemmers was duidelijk groter dan gebruikelijk. Sommigen, volgens het Utrechtsch Dagblad, zagen hierin een geregisseerde actie van katholieke zijde om meer invloed binnen de koophandel te krijgen (Het Nieuws van den Dag 27 november 1874, De Standaard 4 december 1874).

Steeds vaker nam A.F. deel aan activiteiten die duidelijk in het belang van het bedrijf waren, maar niet direct daarmee verbonden. In maart 1881 werd A.F. benoemd tot lid van het Bewind (Hoofdbestuur) van de Vereeniging van en voor Nederlandsche Industrieelen (De Standaard 14 maart 1881, Provinciale Drentsche en Asser Courant 14 juni 1881). In dezelfde vergadering wendde deze vereniging zich tot de Koning om te vragen in navolging van de wet op auteursrecht ook de regten van den auteur van industrieële of technische scheppingen door de wet tegen aanranding te beveiligen. Eigenlijk dus een soort octrooirecht. In 1883 was A.F. (evenals overigens zijn in 1880 uit het bedrijf gestapte broer Louis) een van de ondertekenaars van een request naar de Koning waarin gevraagd werd om een zekere mate van bescherming voor de Nederlandse industrie tegenover de buitenlandse door middel van invoerheffingen. Dit omdat zulks andersom ook geschiedde en er daardoor sprake was van oneerlijke concurrentie. Dit request was overigens vruchteloos (De Tijd 25 oktober 1887).

In november 1887 kocht de firma A.F. Smulders de Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen De Atlas in Amsterdam (De Tijd 21 november 1887 en 22 november 1887) voor fl 150.000. Het was overigens nog de vraag of men dat bedrijf wil voortzetten (De Standaard 22 november 1887).

Activiteiten buiten het bedrijf werden ook ontplooid. Zo was A.F. Smulders in 1888 lid van het Comité van den Bond “Nationalen-Arbeid” (Tilburgsche Courant 2 augustus 1888), de protectionisten. Wat deze bond deed op dit ogenblik nog niet geheel bekend, maar duidelijk is dat dit voor Smulders ook een bijdrage aan zijn nationaal industrieel netwerk betekende. Een van de mede-comité leden was L.A. Hartogh, directeur van de Koninklijke Kaarsenfabriek Gouda. Saillant detail is, dat de buurman van Werf Gusto (1905) de Apollo Kaarsenfabriek was, die in 1929 fuseerde met de Koninklijke Kaarsenfabriek Gouda. Werf Gusto kocht na WO II de braakliggende terreinen van de voormalige kaarsenfabriek en noemde dat intern het ‘Kaarsenterrein’.

Als A.F. in 1894 de werf in Slikkerveer koopt, verhuizen hij en zijn beide zoons met hun gezinnen naar Rotterdam (De Tijd 7 juli 1894). In april 1895 is A.F. naar Brussel verhuisd. Mogelijk hing dit samen met zijn verminderende gezondheid. Dit was ook de reden dat zijn zoons Henri en Frans in die tijd steeds meer de leiding over het bedrijf de facto overnamen. In 1897 werd namens A.F. de bouw van een buitenhuis nabij Venlo aanbesteed (De Ingenieur 12(10) 6 maart 1897). Ongetwijfeld is dit het huize Gusto geweest waarin zijn zoon Piet (Directeur van de steenfabrieken van Canoy & Herfkens) ging wonen. In 1904 ging A.F, in ieder geval des zomers, in Nijmegen wonen op het adres Stationsweg 15 (W. Desserjer Periode 1900 tot 1920; Indrukwekkende mo(nu)menten op Daalseweg, In Paradisum 22(2), 2013).

Bij zijn overlijden werd vooral gemeld dat hij  benoemd was tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Deze onderscheiding kreeg hij naar aanleiding van de deelname van het bedrijf aan de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1900 (Algemeen Handelsblad 14 augustus 1900). Daarnaast was hij Medjidie van het Groot Ottomaanse Rijk en Commandeur in de Orde van O.L. Vrouw van Villa Vicosaa van het Koninkrijk Portugal.

Op 29 april 1908 overleed August Smulders in zijn villa Augusta in Nice waar hij de winters doorbracht. Hij werd in Nijmegen, waar hij des zomers woonde, na een uitvaartdienst in de St. Ignatiuskerk begraven op de R.K. begraafplaats aan de Daalseweg. Later werd ook zijn   echtgenote daar begraven. Het grafmonument is in een zuivere Art Nouveau stijl uitgevoerd en heeft de status  ‘Rijksmonument’.

Laatst bijgewerkt op: 25 mei 2024

Publiciteit

Leestijd: 3 minuten

Al in 1868 zagen we de eerste publiciteit gegeven aan een product van de Stoomwerktuigenfabriek A.F. Smulders. Het betrof toen het stoomgemaal De Tuut. In enkele kranten werd namens het polderbestuur gerapporteerd over de kwaliteit van het gemaal (Den Bosch; het eerste decennium en Poldergemalen). Het zou het interessant zijn te weten of dit op eigen initiatief van het polderbestuur is gedaan of dat zij om een of andere reden Smulders een vriendendienst wilden bewijzen. In het laatste geval mogen we dit als een eerste duidelijke publicitaire actie van Smulders zien. Ook als dat niet het geval was, werd hij door de publicatie ervan wel gewezen op de waarde van publiciteit voor het bedrijf.

Een jaar later werd Smulders expliciet betrokken bij publiciteit in het algemeen toen hij in het provinciale en lokale voorbereidingscomité zat voor de Internationale Tentoonstelling te Utrecht in 1869. Dit was de eerste keer dat iets dergelijks georganiseerd werd (althans dat zegt het krantenartikel dat gelijkluidend verscheen in het Weekblad van Tilburg en in de Noord-Brabanter van 20 februari 1869). Het doel was voorwerpen voor de huishouding en het bedrijf van den handwerksman te laten zien. Met als strekking den werkman den weg te wijzen, om op de minst kostbare en meest doelmatige wijze te voorzien in de benoodigdheden niet alleen voor zijne huishouding maar ook voor zijn bedrijf, en daardoor zijn lot te verbeteren. De getoonde producten waren in zeven klassen ingedeeld, nl. huisvesting, huisraad, kleding, voeding, gereedschappen, middelen tot ontwikkeling en beschaving (o.a. lectuur, muziekinstrumenten en vakstudie) en verenigingen ten behoeve van de handwerksman. Deelname vanuit het buitenland toonde anders onbekende producten, terwijl Nederlandse bedrijven daarmee automatisch ook aan het buitenland zouden laten zien wat zij konden.

Niet bekend is of Smulders ook daadwerkelijk op de tentoonstelling stond en, zo ja, met welke producten. Het meest passend lijken de zaken in de advertentie voor A.F. Smulders & Compagnie van 1864 waren afgebeeld, zoals kachels e.d. Maar het is de vraag of dat in 1869 (nog) tot het productenpakket behoorde.

Wel zal duidelijk zijn dat Smulders met deze bemoeienissen inzicht verwierf in het nut van deelname aan tentoonstellingen. Eind mei 1875 nam Smulders zitting in de Commissie van Bijstand voor de Nationale Tentoonstelling in september en oktober 1875 in de Parkzalen te Amsterdam. Weer is het een brede tentoonstelling van vooral huishoudelijke aard. Echter een van de zeven hoofdgroepen is Nuttige Voorwerpen (Algemeen Handelsblad 30 Mei 1875). Waarschijnlijk is dat de groep waarin ook Smulders tentoonstelde. In 1876 verscheen er opnieuw een publicatie van een zeer tevreden polderbestuur. Dit maal van dat van de Zuiderpolder bij Bodegraven (Het Nieuws van den Dag 12 februari 1876). Opnieuw doet zich de vraag voor of dit inderdaad initiatief van het polderbestuur was of door de Firma Smulders is ingegeven.

Nadat Smulders in 1876 een succesvolle boomschorsbemaling installeerde in Waalwijk werd dit in verschillende kranten met grotendeels dezelfde woorden gepubliceerd. In ieder geval verschenen artikelen in het Algemeen Handelsblad, De Tijd en de Tilburgsche Courant. De lovende bewoordingen die gebruikt werden: de voor niets terugdeinzende ondernemingszucht der Firma A.F. Smulders en even later De grootste lof komt den heer Smulders toe. In dit geval lijkt het aannemelijk dat aan deze krantenberichten een persbericht van het bedrijf ten grondslag lag. Het is een vorm van Public Relations die we bij Smulders van nu af aan steeds vaker zagen.

In de loop der decennia is Smulders steeds meer publiciteit gaan zoeken op deze twee manieren: krantenartikelen en deelname aan tentoonstellingen. In 1877 publiceerde Smulders op 1 januari een heilgroet voor begunstigers, vrienden en kennissen (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 1 Januari 1877). Het is opvallend te zien dat de sociale contacten in die tijd toch nog vooral in het zuiden van het land lagen.

In dit verband is het goed aan te halen wat van den Eerenbeemt en Pirenne over deelname aan tentoonstellingen zeggen in ’s Hertogenbosch op de drempel van een nieuwe tijd (p. 30): Met het ontstaan van deze maatschappijen hangt nauw het typisch 19e eeuws verschijnsel samen handel en nijverheid te bevorderen door middel van tentoonstellingen en toekenning van prijzen. Geen firma van enige betekenis of zij streefde er naar haar producten of het verpakkingsmateriaal te “versieren” met afbeeldingen van erepenningen, gewonnen op exposities in binnen en buitenland. Smulders volgde heel duidelijk deze benadering.

Op de avond van 29 januari 1886 werd de fabriek in Utrecht bezocht door een groot aantal leden van de Utrechtse afdeling van de Vereeniging tot bevordering van fabrieks- en handwerksnijverheid in Nederland (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 2 februari 1886). In 1894 werd aan A.F. Smulders uit Utrecht een ere-diploma toegekend voor zijn deelname aan de Wereldtentoonstelling te Antwerpen (De Ingenieur 9(39) 29 september 1894). In 1897 kreeg Smulders op de Brusselsche tentoonstelling in de Afdeeling Materiëel en stelsels van de burgelijke genie van de bouwnijiverheid de Grand Prix voor hun model van een stoom-hopperbaggermachine (Rotterdamsch Nieuwsblad 18 september 1897)

Laatst bijgewerkt op: 24 mei 2024

Graanmolens

Leestijd: 2 minuten

Een van de eerste specifieke producten waar Smulders mee adverteerde, waren ijzeren assenkoppen als vervanging voor versleten uiteinden van houten molenassen.

Onbekend is of deze molenaskoppen standaard afmetingen hadden en dus op voorraad gebouwd konden worden, of dat zij verschillend waren voor individuele molens. Wel weten we dat, nadat Smulders  naar Utrecht was verhuisd, er ook andere onderdelen werden aangeboden zoals de molenassen zelf en waterassen (Culemborgsche Courant 11 mei 1873).

Volgens de advertentie (Foto: 1) bood hij de askoppen al aan in Den Bosch. Of de in Den Bosch gefabriceerde askoppen ook nog bestaan en herkend zijn is niet bekend. Wel zijn er verschillende windmolens in Nederland met op de houten molenas gietijzeren insteekkoppen gefabriceerd door A.F. Smulders uit Utrecht. Dit was o.a. het geval bij de Zeldenrust te Geffen, de standerdmolen De Haag te Beuningen, de standerdmolen te Rosmalen, De Coppens molen te Zeeland (N.Br.), de standerdmolen De Heidebloem te Beugen en de Doesburgermolen tussen Ede en Lunteren. Volgens de molendatabase zijn zowel voor de molen Zeldenrust als voor De Haag de bovenas vervaardigd door Smulders. Het is niet duidelijk of daarmee de askop bedoeld wordt of de as zelf.

Wel wilde de Utrechtsche IJzergieterij vanzelfsprekend een mechanisch alternatief leveren voor de windgedreven molens. Vanaf 18.. adverteert A.F. met de levering van stoomgedreven graanmolens. Deze advertenties staan vooral in het Rotterdamsch Nieuwsblad, maar ook wel in andere kranten. Tot nog toe zijn geen daadwerkelijke verkopen van deze machines voor graan-stoommolens bekend geworden. In dit kader is het wellicht mogelijk te onderzoeken of een van de stoommolens, die in Schiedam tussen 1866 en 1892 gebouwd zijn was uitgerust met een machine van Smulders?


Bron:
Van A.F. Smulders tot Werf “Gusto” voorheen Firma A.F. Smulders 1862-1911.
Tekst & Research: ir. B. Boon,
Tekst bewerkt en aangevuld door: St. Erfgoed Werf Gusto.


Foto: 1. Nieuwe Tielsche Courant 29 januari 1870
Foto: 2. Advertentie uit het Rotterdamsch Nieuwsblad van 16 november 1885. De advertentie zou vele keren herhaald worden.

Laatst bijgewerkt op: 21 mei 2024

Schepen

Leestijd: 4 minuten

In 1870 biedt Smulders voor het eerst een schip te koop aan. En wel een schroefboot van  20 paardenkracht, ook zeer geschikt om te slepen (Algemeen Handelsblad 9 januari 1870). In 1876 bood Smulders wederom een schip te koop aan. Dit maal een schroef-sleepboot van 14 pk, lang 16,75 meter, breedte 3,10 meter en een diepgang van 0,80 tot 0,90 meter. Helaas is niet bekend of dit een nieuw schip was in opdracht gebouwd, dat of het een gebruikte boot was en, zo ja, door wie (Algemeen Handelsblad 30 maart 1876).

In 1887 maakte een geheel door de Utrechtsche IJzergieterij, firma A.F. Smulders gebouwde ijzeren stoomboot haar proeftocht op de Keulsche Vaart (onderdeel Merwedekanaal). Dit schip was bestemd voor de vaart Tussen Amsterdam, Rotterdam, Antwerpen en Brussel. Het bedrijf had op dat moment nog drie van zulke boten in aanbouw (De Tijd 25 april 1887). In mei van dat jaar leverde A.F. de Congo af aan de Gebr. van Haagen uit Utrecht en de heer Jacobie uit Antwerpen. Dit was het tweede schip in een serie van vier voor de eigenaar Van Hagen & Jacobi uit Antwerpen is (Het Nieuws van den Dag 9 mei 1887).

Een van de eerste (het tweede op de bouwnummerlijst) schepen die in Slikkerveer gebouwd zijn was Bnr. 209, de Gusto, een schip voor het eigen bedrijf. Op de bouwnummerlijst wordt dit een sleepboot genoemd. Maar uit vermeldingen in kranten e.d. bleek het schip voor verschillende doeleindeningezet te worden. Het kan dan ook een directieboot of veerboot genoemd worden. De bereikbaarheid van Slikkerveer vanuit Rotterdam was beperkt en de mogelijkheid de verbinding met een eigen boot te onderhouden werd dan ook graag benut.

Eind 1895 is in Slikkerveer in aanbouw een drijvend dok voor rekening van de Portugese regering en bestemd voor de haven van St. Paul de Loanda aan de westkust van Afrika. Het dok heeft een lengte van 60 meter, een breedte van ruim 22 meter. De constructie is zo ontworpen, dat een gedeelte van de dokvloer in het dok zelf kan worden gedokt en gerepareerd. Hierdoor was het probleem dat bij veel gebouwde voorkwam, namelijk corrosie aan de onderzijde, opgelost (De Tilburgsche Courant 5 december 1895). Het hefvermogen was 1200 ton (Schiedamsche Courant, 17/07/1896). Op de bouwnummerlijst wordt dit dok niet terug gevonden. Dus òf de opdracht dateert uit de periode vòòr Slikkerveer, òf aan zo’n dok werd geen nummer uit de bouwnummerlijst gegeven.

In juli 1896 werd het dok naar de 1e Katendrechtse Haven in Rotterdam getransporteerd om daar beproefd te worden (Schiedamsche Courant, 17/07/1896). Die beproevingen werden bijgewoond door een namens de Portugese regering uitgenodigde commissie (Algemeen Handelsblad 23 juli 1896). De sleepreis naar de eindbestemming werd als een grote onderneming gezien. Het gereed maken van het dok voor transport werd uitgevoerd door de sleepdienst van L. Smit en Co. (directie: Murk Lels en Zoon) te Alblasserdam. De losse pontons van de bodem werden bijeen gehouden door de zijkasten met houten keggen spelingsvrij verbonden.

Zicht op de drijvende pontons en de zij caissons tijdens de bouw.
Foto: Uit ‘Werf Gusto Firma A.F. Smulders 1911
Fotograaf: Onbekend.
Het dok klaar voor beproevingen in Rotterdam.
Foto: Uit ‘Werf Gusto Firma A.F. Smulders 1911
Fotograaf: Onbekend.
Foto: 3. Bouwnummer 280 – 1903 ‘Rapide’
Foto: Digitale Collectie St. Erfgoed Werf Gusto.
Fotograaf: Onbekend.

Beide zijcaissons werden voorzien van masten met razeilen. De sleepbemanning werd in dekhuizen ondergebracht, terwijl 250 ton kolen werdenmeegenomen voor de machinerie die de pompen kon aandrijven. De hele reis werd stoom opgewekt, zodat indien nodig, het dok omhoog gepompt kon worden. Er was proviand voor 120 dagen. De veiligheid van de bemanning werd gegarandeerd met een reddingboot en een jol, elf zwemvesten, de nodige reddinggordels en vier oliestortzakken. De 9-koppige sleepbemanning stond onder bevel van kapitein A. Weltevreden, normaal kapitein van de sleepboot Wodan. De sleepboten Oceaan  (1200 pk, bevel kapitein Homan) en Oostzee (800 pk, bevel kapitein Bouman) voerden de reis uit. De drie kapiteins hadden speciale “codes” (seinen?) om met elkaar te kunnen communiceren als de normale verbinding zou uitvallen (Algemeen Handelsblad 16 augustus 1896).

Bouwnummer 280 de ‘Rapide’ werd in 1903 gebouwd (Foto: 3) voor Tunis (tegelijkertijd met Bnr. 279 de zeewaardige hopperbaggermolen ‘Regence’, ook voor Tunis. Vooralsnog is dit de enige motorboot op de bouwnummerlijst in de periode dat Smulders bedrijven had in Utrecht, Grace Berleur en Rotterdam (Slikkerveer).


Bron:
Van A.F. Smulders tot Werf “Gusto” voorheen Firma A.F. Smulders 1862-1911.
Tekst & Research: ir. B. Boon,
Tekst bewerkt en aangevuld door: St. Erfgoed Werf Gusto.

Laatst bijgewerkt op: 21 mei 2024

Andere Machines

Leestijd: 5 minuten

In 1876 bouwde Smulders een stoomschorsbemaling ten behoeve van de leerlooierij. Het is niet duidelijk of hij dat in opdracht van een bepaald bedrijf gedaan heeft, voor zichzelf of, misschien wel het meest voor de hand liggende, als demonstratiemodel. De machine werd in Waalwijk geïnstalleerd, dus in de Langstraat waar veel leerlooierijen gevestigd waren.

Op 15 februari 1877 verscheen in de Schiedamsche Courant de eerste advertentie voor werktuigen tot bereiding van kunstboter (margarine). Er werdt ook vermeld dat er daarvan reeds een groot aantal door hen geleverd zijn. Hieruit blijkt dat het bedrijf veel gefabriceerd heeft waarvan we verder geen kennis hebben. 9Of de advertentietekst moet ‘aangedikt’ zijn.)  Anderhalf jaar later werden kunstboter machines gepresenteerd als een specialiteit van het bedrijf (Het Nieuws van den Dag 21 november 1878). Een manier waarop nog lang het product aangeprezen werd.

In 1879 nam Smulders met twee aandelen voor in totaal fl. 10.000 deel in de Middelburgsche  Kunstboterfabriek (Algemeen Handelsblad 6 September 1879). Ongetwijfeld opnieuw een manier om de afzet van zijn machines te bevorderen (Foto: 1). De fabriek werd op 2 juli van dat jaar door zes mensen opgericht. Smulders werd commissaris in de nieuwe onderneming (Franken, A.F.: “The Middelburg  Margarine Works; Geschiedenis van een Middelburgse margarinefabriek”, De Wete, 31(2) april 2002).

Later adverteerde Smulders met Amerikaansche werktuigen voor boterfabrieken (Algemeen Handelsblad 25 februari 1881). Of hij hierbij handelaar was namens de Amerikaanse leverancier of dat hij zelf deze werktuigen had aangeschaft om daar lering uit te trekken, is niet bekend. In 1884 werd gemeld dat Smulders drie complete inrichtingen voor nieuwe kunstboterfabrieken mocht leveren. Die werden geleverd voor Haarlem, Zwijndrecht en Manchester. De krant zag hierin een bewijs van de kwaliteit van deze door Smulders geleverde producten (De Tijd 21 maart 1884).

Gebruikte maaltoestellen uit een rijstpellerij laten zien dat A.F. een zeer breed pakket aan machines verhandelde (Algemeen Handelsblad 27 maart 1877). In 1879 leverde Smulders de machinerieën voor de nieuwe, modern ingerichte diamantslijperij van Hemmers aan de Daniel Stalpaertstraat in Amsterdam. De slijperij was met 46 molens uitgerust en werd aangedreven door een machine van 24 paardenkracht (Het Nieuws van den Dag 17 juni1879). Mogelijk is dit niet echt een succes geworden, want ruim een half jaar later adverteerde Smulders met een in volle werking zijnde stoomdiamantslijperij met 62 molens, alles nieuw (Algemeen Handelsblad 25 januari 1880). Nog weer een half jaar later wordt G.J.N. von Glahn namens de Utrechtsche IJzergieterij A.F. Smulders aangesteld als directeur van de dan Anna genaamde diamantslijperij (Algemeen Handelsblad 27 oktober 1880). Kennelijk heeft hij het bedrijf dan maar zelf opgekocht.

Ook in 1879 liet A.F. Smulders samen met Van Schijndel en Van Dijk een nieuwe klompenfabriek bouwen in Gemert (De Grondwet 19 Augustus 1879). Ongetwijfeld werd de nieuwe onderneming met machines van Smulders uitgerust. Zulke machines bood Smulders dan ook te koop aan. In dezelfde advertentie werden ook zo goed als nieuwe machines uit de fabriek van F. Arbey in Parijs te koop aangeboden (Algemeen Handelsblad 31 maart 1880). De vraag dringt zich op of Smulders deze laatste machines misschien gebruikt heeft om zijn eigen machines te ontwikkelen.

Foto: 1. Pakhuis van de Middelburgsche Margarinefabriek.
Foto uit: Franken, A.F.: “The Middelburg Margarine Works; Geschiedenis van een Middelburgse margarinefabriek”, De Wete, 31(2) april 2002.
Foto: 2. Door Smulders (of Werf Gusto) geleverde locomobiel.
Foto: Digitale Collectie St. Erfgoed Werf Gusto – Fotograaf: Onbekend.
Foto: 3. Drijvende heistelling gebouwd door A.F. Smulders.
Foto: Uit de Brochure ‘Pile and Driving Installations 1904’ – Fotograaf: Onbekend.

Smulders nam dit keer duidelijk deel aan weer een tentoonstelling en wel te Arnhem. Het bedrijf liet daar twee producten zien: een complete trasmolen in werking en enkele mitrailleuses. De laatste stonden opgesteld bij Musis Sacrum en trokken daar grote belangstelling (Het Nieuws van den Dag 10 september 1879). Opvallend is de betrokkenheid van Smulders bij dergelijke wapens. Of hij er ook van verkocht heeft, is onbekend.

De ijzeren, deels gegoten, schoorsteenpijp van de voormalige garancinefabriek (een geconcentreerd pigment uit de meekrapwortel; Wikipedia) in Tiel werd in 1879 voor een spotprijs aangeboden. Deze pijp was vier jaar eerder door de heer A.F. Smulders te Utrecht gefabriceerd (Nieuwe Tielsche Courant 15 oktober 1879). Het illustreert een van die Smulders producten waarover we meestal weinig horen. Of het noemen van de naam van de fabrikant betekende dat deze speciaal vermeldenswaard was, is gissen. Ook weten we niet of Smulders meer van de genoemde fabrieksuitrusting heeft geproduceerd.

Lieten de zeepketel en loogketels die Smulders eind 1880 te koop zette, aan dat hij ook betrokken was geraakt bij machines voor zeepfabricatie (Algemeen Handelsblad 27 november 1880)? Werktuigen voor een papierfabriek worden ook aangeboden (Algemeen Handelsblad 11 oktober 1881). Zo ook werktuigen voor een bloemfabriek (Algemeen Handelsblad 8 september 1882). Lintzaagmachines met zagen (De Amsterdammer 5 april 1883).

In 1883 vroeg Smulders bij de gemeenteraad van Zwolle concessie om een hoogdruk-waterleiding ten behoeve deze gemeente te mogen aanleggen. Er waren nog drie eerdere aanvragen (Algemeen Handelsblad 6 juni 1883). Het is niet bekend wie de gunning kreeg, maar waarschijnlijk niet Smulders.

In 1887 bood Smulders te koop of te huur vier Morisson heimachines (Algemeen Handelsblad 24 september 1887). Weer is niet duidelijk of dit eigen fabrikaat was, nieuw of gebruikt waren. Het toont in ieder geval de interesse aan van het bedrijf in zulke machines. Overigens werden ook de eerder door Smulders te koop aangeboden locomobielen vaak als heimachine gebruikt. In 1889 leverde Smulders twee locomobielen aan Duitse opdrachtgevers (Nieuws van den Dag 4 februari 1890). Waarschijnlijk waren deze bestemd voor de aandrijving van de tussenpompen in de stortleidingen naar de wal vanaf de geleverde elevateurs (Foto: 2).

Ook werden losse componenten aangeboden, zoals een stoomheiblok van veel verbeterd  systeem (Algemeen Handelsblad 24 januari 1882). Weer lijkt de gekozen bewoording te wijzen op voortgaande innovatie. Een jaar later werd een zelfwerkend stoomheiblok aangeboden dat op elke bestaande machine past. Bovendien kon het steeds in werking worden gezien in de fabriek van Smulders (De Amsterdammer 4 februari 1883). In een brochure van Smulders ‘Pile and Driving Installations’ uitgegeven in 1904 geeft Smulders een opgave van in totaal 52 afgeleverde hei-installaties tot de datum van uitgifte.  Men heeft bij deze opsomming geen onderscheid gemaakt tussen landinstallaties en drijvende installaties (Foto: 3)

Spoorwegmaterieel stond wel in de bedrijfsproducten genoemd. Maar lang horen we er niets over. Totdat er eind 1881 twee locomotieven besteld worden die gebruikt zullen worden bij de uitbreiding van Scheveningen (Tilburgsche Courant 18 December 1881).


Bron:
Van A.F. Smulders tot Werf “Gusto” voorheen Firma A.F. Smulders 1862-1911.
Tekst & Research: ir. B. Boon,
Tekst bewerkt en aangevuld door: St. Erfgoed Werf Gusto.

Laatst bijgewerkt op: 21 mei 2024

Baggermaterieel

Leestijd: 3 minuten

In 1875 bood Smulders een, waarschijnlijk gebruikte, baggermachine te koop aan (Algemeen Handelsblad 22 juli 1875). In 1882 besteedde een van de grootste aannemers van het land Volker Pzn. uit Sliedrecht voor ruim ƒ100.000 bij Smulders drie baggermachines van de grootste soort, een type baggermolen dat tot dan toe meestal uit Groot-Brittannië kwam. Ook Volker bezat zulke buitenlandse machines. Samen met enkele andere grote opdrachten betekende dit voor zo’n 250 mensen werk, een hele opluchting in die sombere economische tijden (Tilburgsche Courant 3 December 1882). Smulders zal zeker inzage hebben gehad in de bij Volker reeds aanwezige baggermachines.

Begin 1886 krijgt Smulders ook de opdracht een baggermolen (en een excavateur) te bouwen voor B.A. Wiegerink uit Groenlo en F.E. Terwindt uit Pannerden ten behoeve van het graven in het Merwedekanaal (De ingenieur jrg 1, 1886, no 1, 02-01-1886). Ook Arnoud Seters, van Bekker-van Seters was bij de aanleg van ditkanaal betrokken. J.J. Bekker uit Lent en A.D. van Seters uit Vught hadden de opdracht gekregen voor de aanleg van een gedeelte van het kanaal nabij den Zeijlweg onder de Gemeente Maarssen, tot de schutsluis bewesten Utrecht en het omleggen van de spoorwegen (De Ingenieur 28 Juni 1990).

Voor de aanleg van het Noord-Oostzeekanaal in Duitsland mocht Smulders een groot aantal excavateurs, baggermolens en elevatoren leveren. Smulders leverde in 1889 naar Duitsland 2 persbaggermachines, 6 excavateurs, 11 gewone baggermachines, 1 vaste en 4 drijvende elevators, 1 zandzuiger en 2 locomobielen met in totaal 36 compound stoommachines van bij elkaar 3984 ipk (De Ingenieur 5(8) 22 februari 1890) en 31 stoomketels met bij elkaar 1788 m2 verwarmd oppervlak. De meeste machines waren bestemd voor werken aan het Noord-Oostzeekanaal, maar ook enkele voor de bruinkoolwinning. In totaal ging het hierbij om een bedrag van 3 miljoen mark. Het was een belangrijk stuk export in tijden waar men over het algemeen klaagde over de Nederlandse concurrentiekracht, met name ten opzichte van Duitsland (Het Nieuws van den Dag 4 februari 1890).

In totaal werden bij de kanaalaanleg 40 drijvende installaties, dus baggermolens en elevatoren, gebruikt (Deutsche Bauzeitung, XXIX, 4 mei 1895). De baggermolens kwamen vooral van de Lübecker Maschinenbau-Gesellschaft, de Schiffs- und Maschinenbau-Aktiengesellschaften Germania uit Berlijn, de Gebr. Schulz uit Mannheim en dus ook Smulders uit Utrecht. Belangrijker was de leverantie door Smulders van de elevatoren.

Zulke elevatoren werden als een typisch Hollands product gezien. In wezen was het een op twee pontons staande baggermolen. Een bak (met ongeveer 100 m3 inhoud) met elders gebaggerde grond kwam tussen de pontons liggen. De grond werd eruit geschept en met water vermengd. Via een schuin naar beneden gerichte goot kon de bagger dan op de wal gestort worden. Op deze manier konden de Hollandse elevatoren ongeveer 6000 m3 per 24 uur verwerken. Een innovatie was dat er twee emmerkettingen parallel aan elkaar lagen. Zij waren onderling zo gepositioneerd dat er steeds een schalm met emmer op de ene ketting naast een schalm zonder emmer op de andere ketting lag. Op deze manier werd, met kleinere emmers, bereikt dat de hoeveelheid grond die tegelijkertijd met water vermengd moest worden, kleiner was bij gelijkblijvende totaal productie. Het spoelproces verliep hierdoor efficiënter. Dit systeem was door Smulders gepatenteerd. Het is op de foto (Foto: 2) niet zichtbaar. De elevatoren werden aangedreven met 100 PK voor de baggerkettingen en 150 PK voor de pompen. De kosten van een dergelijke machine bedroegen 180.000 tot 250.000 Mark.

De goot naar de wal kon gesloten zijn (een buis) waarbij Smulders dan een tussenpomp halverwege de leiding aanbracht. Daardoor konden minder krachtige pompen gebruikt worden en de transportafstand vergroot. Bovendien waren de pompen minder aan slijtage onderhevig. Ook dit was door Smulders gepatenteerd (Fülscher: “Der Bau des Kaiser Wilhelm-Canals”, Zeitschrift für Bauwesen, XLVII, 1897).

 

Bron:
Van A.F. Smulders tot Werf “Gusto” voorheen Firma A.F. Smulders 1862-1911.
Tekst: ir. B. Boon, bewerkt door St. Erfgoed Werf Gusto

Foto: 1. In april 1889 adverteerde Smulders in de Schweizerische Bauzeitung met een afbeelding van een baggermolen. Hierbij noemde hij een groot aantal plaatsen waarnaar zulke “Nass-Bagger” reeds geleverd waren: Holland en haar Koloniën, het Panamakanaal, het Noord-Oostzee-kanaal, Oporto, Lissabon, Braila en Galatz in Roemenië, Boulogne en Duinkerken in Frankrijk, Buenos Aires in Argentinië. Uit deze opsomming blijkt dat we maar van een klein deel van Smulders’ leveringen op de hoogte zijn.
Foto: 2. Elevator gebruikt bij de aanleg van het Noord-Oostzeekanaal.
(Deutsche Bauzeitung, XXIX, 4 mei 1895)

Laatst bijgewerkt op: 18 mei 2024