Augustinus Franciscus Smulders, de oprichter van het bedrijf, werd op 27 november 1838 geboren in Tilburg. Zoals gebruikelijk in katholieke kringen werd A.F. vernoemd naar zijn grootvader. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in hetzelfde jaar 1838 er in Tilburg een tweede Augustinus Franciscus Smulders werd geboren, een volle neef van “onze” A.F. De andere A.F. werd later bakker en het bewaard gebleven receptenboekje moet aan deze neef worden toegeschreven.
August Smulders nam de technische interesse van zijn vader over. Op 9 september 1862 huwde hij in ’s Hertogenbosch Catharina Maria Westerlaken. Een familie-overlevering vertelt dat vader Westerlaken pas toestemming voor het huwelijk wilde geven nadat A.F. getoond had stoommachines te kunnen bouwen voor de polderwerken van Van der Eigen en ’t Empel, beiden net ten noorden van Den Bosch.
In 1869 heeft A.F.’s jongere broer Charles zich in het bedrijf ingekocht Waarschijnlijk is dit de gelegenheid geweest dat broer Charles zich in het bedrijf van zijn oudere broer heeft ingekocht. Waarschijnlijk was hij toen al enige tijd bij zijn broer werkzaam geweest. Charles koopt eenderde van het bedrijf, tweederde blijft in handen van de oudste broer A.F. De naam van de laatste is dan ook waaronder het bedrijf blijft bestaan (akte in bezit van de familie Smulders).
Waarschijnlijk woonde A.F. in Den Bosch op het bedrijfsterrein. Dit blijkt uit de verkoop van het bedrijf toen het naar Utrecht verhuisde. Daarbij was een woonhuis onderdeel van de verkoop. In 1872 nam hij het bedrijf Utrechtsche IJzergieterij over, dat in financiële problemen was gekomen door de opdracht tot de bouw van de spoorbrug bij Hedel. Het bedrijf uit ’s Hertogenbosch werd daaropvolgend al snel naar Utrecht overgeplaatst. Smulders voegde zijn naam aan de oorspronkelijke naam van het bedrijf toe tot Utrechtsche IJzergieterij A.F. Smulders.
In Utrecht ging A.F. wonen aan de Bemuurde Weerd Oostzijde 19, d.w.z. bij het bedrijf. A.F. heeft dit huis, samen met dat van zijn broer Charles aan de andere zijde van de Bemuurde Weerd, laten bouwen. De eerste steen is op 15 september 1886 gelegd door de dan 15-jarige Joseph Smulders. Er was een gevelsteen aangebracht met een locomotief en een vrouw.
In april 1883 kreeg hij vergunning zijn twee huizen vanuit zijn eigen bedrijf te voorzien van elektriciteit (Nederlandsche Staatscourant 5 April 1883, De Amsterdammer 5 April 1883). Het ligt voor de hand dat dit tweede huis het pand was waar zijn broer Charles woonde (zie bij Charles). Dit was best vroeg gezien het feit dat in Amerika Edison voor het eerst elektrisch licht showde op 31 december 1879 en in 1892 een octrooi verwierf voor geïsoleerde draad; dit laatste met het oog op elektriciteitsvoorzieningen in huis (Dini, D.A.: “Some history of residential wiring practices in the U.S.”, Underwriters LaboratoriesInc., 2006 digitaal 313).
Ook in 1883 werd A.F. samen met zijn broer Charles benoemd door de Sultan van Turkije benoemd tot ridder in de Medjidié-orde (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 31 Mei 1883). Wellicht dat dit te maken had met de bouw van baggermolens voor Turkije.
A.F.’s maatschappelijke betrokkenheid wordt door sommige publicisten gering genoemd. Uitsluitend de voorbereidings-commisie van de internationale tentoonstelling in Utrecht en een commissie ter voorbereiding van een ambachtsschool in Den Bosch. Maar hij was ook nog bestuurslid van de kiesvereniging Nederland in Den Bosch (Algemeen Handelsblad 4 juni 1871). Dit lijkt een soort politieke partij in oprichting te zijn geweest met als hoofddoel de getrouwe naleving der Grondwet. Meer kennis over de oogmerken van deze kiesvereniging zou mogelijk meer zicht kunnen verschaffen op de politieke en sociale denkbeelden van A.F. Uit een advertentie geplaatst door die Kiesvereeniging bleek dat zij op dat moment vooral de verkiezing van Mr. Van der Does de Willebois niet wilden steunen. Deze persoon werd weliswaar hoog geacht, maar was tegen de scheiding van Kerk en Staat. Mogelijk betreft het hier Petrus van der Does de Willebois. De Kiesvereeniging “Nederland”, waar A.F. een van de bestuursleden was, wilde die scheiding juist wel. Zo wilden zij openbaar onderwijs. Maar zeker niet de godsdienst uitbannen (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 8 juni 1871).
In 1887 geeft hij ter gelegenheid van zijn 25-jarig huwelijk en het even lang bestaan van het bedrijf een groot feest bij het dan kennelijk ook in zijn bezit zijnde Veebeek in Berlikum (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 29 september 1887). Mogelijk was de aankoopprijs van dit huis f. 140.000, als blijkt uit de informatie uit het blad Recht voor Allen van 23 december 1887.
In 1871 zijn een 13-tal belangstellenden op uitnodiging van de Commissaris der Koning gaan onderzoeken of het mogelijk zou zijn hier ter stede een ambachtschool op te richten in Den Bosch. Tot die 13 behoorden ook Rouppe van der Voort Sr. en J. v.d. Griend, duidelijk voor A.F. interessante contacten. G. Bosch was ook al een der bestuursleden van de genoemde Kiesvereeniging “Nederland”. Hoewel sommige bazen vreesden dat met een ambachtsschool-opleiding goedkope jonge arbeidskrachten zouden verdwijnen, dachten de meesten dat de verbetering van de kwaliteit van de arbeiders een veel belangrijker aspect was. Daarnaast werd het sociaal ook wenselijk geacht dat sommigen op deze manier de armoede te boven te kunnen komen. Omdat aansluiting gevonden kon worden met reeds bestaande onderwijsinstellingen, zouden de kosten meevallen (f. 5000 ’s jaars). In januari 1872 werd dan ook besloten tot oprichting van de vereniging De Noordbrabantsche Ambachtsschool (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 3 februari 1872). In de commissie had opnieuw A.F zitting. De statuten werden verspreid en steun verworven teneinde ’s Hertogenbosch de zetel te laten worden van de derde ambachtsschool in Nederland. Wel werd er nog op gewezen dat loonsverhoging voor de arbeiders geen zin heeft (de levensbehoeften zouden navenant duurder worden), maar wel loonsvermeerdering door productiviteitsverhoging die onder andere door een betere opleiding zou kunnen worden verkregen (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 23 april 1872). Misschien mag hieruit worden afgeleid dat stuksloon de basis van de inkomsten voor de arbeider was.
Uiteindelijk werd de ambachtsschool pas in 1877 daadwerkelijk opgericht. Vanwege gebrek aan ruimte en overige belangstelling werd bovendien slechts in het vak timmeren les gegeven. (Th. A. Wouters Technisch onderwijs in: H.F.J.M. van den Eerenbeemt, L.P.L. Pirenne ’s-Hertogenbosch op de drempel van een nieuwe tijd, Nijmegen, 1960 blz. 225).
Interessant hierbij is dat de KvK in 1912 minder te spreken was over het ambachtsonderwijs in Den Bosch. Zo werd de uitgroei van de metaalnijverheid ernstig geremd door het feit, dat op de plaatselijke ambachtsschool alleen in het timmervak onderwijs werd gegeven, terwijl in andere en dikwijls kleinere gemeenten volledig geoutilleerde ambachtsscholen bestonden (H.A.M. Boekraad: Enkele aspecten van de industrie, 1875-1914 in: H.F.J.M. van den Eerenbeemt, L.P.L. Pirenne ’s-Hertogenbosch op de drempel van een nieuwe tijd, Nijmegen, 1960 blz. 145).
In november 1874 werd A.F. samen met enkele andere personen gekozen in het bestuur van de Kamer van Koophandel in Utrecht. Zij verdrongen daarmee een paar al lang in het bestuur zittende personen. Het aantal opgekomen stemmers was duidelijk groter dan gebruikelijk. Sommigen, volgens het Utrechtsch Dagblad, zagen hierin een geregisseerde actie van katholieke zijde om meer invloed binnen de koophandel te krijgen (Het Nieuws van den Dag 27 november 1874, De Standaard 4 december 1874).
Steeds vaker nam A.F. deel aan activiteiten die duidelijk in het belang van het bedrijf waren, maar niet direct daarmee verbonden. In maart 1881 werd A.F. benoemd tot lid van het Bewind (Hoofdbestuur) van de Vereeniging van en voor Nederlandsche Industrieelen (De Standaard 14 maart 1881, Provinciale Drentsche en Asser Courant 14 juni 1881). In dezelfde vergadering wendde deze vereniging zich tot de Koning om te vragen in navolging van de wet op auteursrecht ook de regten van den auteur van industrieële of technische scheppingen door de wet tegen aanranding te beveiligen. Eigenlijk dus een soort octrooirecht. In 1883 was A.F. (evenals overigens zijn in 1880 uit het bedrijf gestapte broer Louis) een van de ondertekenaars van een request naar de Koning waarin gevraagd werd om een zekere mate van bescherming voor de Nederlandse industrie tegenover de buitenlandse door middel van invoerheffingen. Dit omdat zulks andersom ook geschiedde en er daardoor sprake was van oneerlijke concurrentie. Dit request was overigens vruchteloos (De Tijd 25 oktober 1887).
In november 1887 kocht de firma A.F. Smulders de Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen De Atlas in Amsterdam (De Tijd 21 november 1887 en 22 november 1887) voor fl 150.000. Het was overigens nog de vraag of men dat bedrijf wil voortzetten (De Standaard 22 november 1887).
Activiteiten buiten het bedrijf werden ook ontplooid. Zo was A.F. Smulders in 1888 lid van het Comité van den Bond “Nationalen-Arbeid” (Tilburgsche Courant 2 augustus 1888), de protectionisten. Wat deze bond deed op dit ogenblik nog niet geheel bekend, maar duidelijk is dat dit voor Smulders ook een bijdrage aan zijn nationaal industrieel netwerk betekende. Een van de mede-comité leden was L.A. Hartogh, directeur van de Koninklijke Kaarsenfabriek Gouda. Saillant detail is, dat de buurman van Werf Gusto (1905) de Apollo Kaarsenfabriek was, die in 1929 fuseerde met de Koninklijke Kaarsenfabriek Gouda. Werf Gusto kocht na WO II de braakliggende terreinen van de voormalige kaarsenfabriek en noemde dat intern het ‘Kaarsenterrein’.
Als A.F. in 1894 de werf in Slikkerveer koopt, verhuizen hij en zijn beide zoons met hun gezinnen naar Rotterdam (De Tijd 7 juli 1894). In april 1895 is A.F. naar Brussel verhuisd. Mogelijk hing dit samen met zijn verminderende gezondheid. Dit was ook de reden dat zijn zoons Henri en Frans in die tijd steeds meer de leiding over het bedrijf de facto overnamen. In 1897 werd namens A.F. de bouw van een buitenhuis nabij Venlo aanbesteed (De Ingenieur 12(10) 6 maart 1897). Ongetwijfeld is dit het huize Gusto geweest waarin zijn zoon Piet (Directeur van de steenfabrieken van Canoy & Herfkens) ging wonen. In 1904 ging A.F, in ieder geval des zomers, in Nijmegen wonen op het adres Stationsweg 15 (W. Desserjer Periode 1900 tot 1920; Indrukwekkende mo(nu)menten op Daalseweg, In Paradisum 22(2), 2013).
Bij zijn overlijden werd vooral gemeld dat hij benoemd was tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Deze onderscheiding kreeg hij naar aanleiding van de deelname van het bedrijf aan de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1900 (Algemeen Handelsblad 14 augustus 1900). Daarnaast was hij Medjidie van het Groot Ottomaanse Rijk en Commandeur in de Orde van O.L. Vrouw van Villa Vicosaa van het Koninkrijk Portugal.
Op 29 april 1908 overleed August Smulders in zijn villa Augusta in Nice waar hij de winters doorbracht. Hij werd in Nijmegen, waar hij des zomers woonde, na een uitvaartdienst in de St. Ignatiuskerk begraven op de R.K. begraafplaats aan de Daalseweg. Later werd ook zijn echtgenote daar begraven. Het grafmonument is in een zuivere Art Nouveau stijl uitgevoerd en heeft de status ‘Rijksmonument’.