Categorie archieven: Scheepsbouwmuseum

Nieuwe Waterweg info Bouwnummers

Leestijd: 9 minuten


Bouwnummer 101 – 1918 ‘ss Sidlaw Range’

Foto: Digitale Collectie Scheepsbouwmuseum Schiedam – Fotograaf: Onbekend


Opdrachtgever:
Furness Withy & Co, Ltd, Liverpool.

Tonnage: 4407 brt, 7080 dwt, 9940 twvp.
Hoofdafmetingen: L = 371,1′, B = 50,2′, H = 8,80 m, d = 26,5′.
Voortstuwing: NW triple expansie stoommachine, 1620 apk, snelheid 9 kn.
Verdere gegevens: Geregistreerd in Liverpool.

Historie:
Het schip werd in 1918 als s.s. “Sidlaw Range” gebouwd voor goederenvervoer op de route: Rotterdam – UK – oostkust USA.
In 1922 ging het schip als s.s. “Kamir” naar The “K” Steamship Co, Ltd, 118 Fenchurch Street, London (managers Kaye, Son & Co Ltd.). Ze werd geregistreerd in Londen. Ze vervoerde toen meestal kolen op de uitreis en graan en stukgoed op de terugreis.
In 1934 ging ze als s.s. “Kyriakoula” naar A.G. & D.G. Lemos & Tramp Shipping Developement Co Ltd., Piraeus, Griekenland en werd aldaar geregistreerd.
Op 26 februari 1941, in ballast op reis van Liverpool naar Halifax, werd het schip door de Duitsers gebombardeerd en is daarna gezonken in positie 55°02′ NB en 16°25′ WL.

Bron: rdm-archief.nl/old/


Bouwnummer 102-1919 ‘ss Delft’

Foto: Digitale Collectie Scheepsbouwmuseum Schiedam – Fotograaf: Onbekend.

Opdrachtgever: Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij.
Tonnage: 4368 brt, 7500 dwt, 10750 twvp.
Hoofdafmetingen: L = 112,77 m, B = 15,31, H = 8,80 m, d = 7,50 m.
Voortstuwing: NW triple expansie stoommachine, 3 cilinders, 1980 apk, snelheid 10,5 kn.
Verdere gegevens: Roepletters NLWF.
Het schip kon 8 passagiers en 118 dekpassagiers vervoeren.

Historie:
Kiellegging op 01-08-1917, tewaterlating op 19-08-1919 en oplevering op 18-10-1919.
Het schip, met een lading stukgoed op weg van Hamburg via Amsterdam naar Valpaiso, strandde op 14 juni 1926 ter hoogte van Santa Clara Island in de Golf van Guayaquil en ging daarbij verloren. De bemanning kon worden gered.

Bron: rdm-archief.nl/old/


Bouwnummer 103-1921 ‘ss Grängesberg’

Foto: Sjöhistoriska museet – Fotograaf: Onbekend.


Opdrachtgever: Trafik Akt. bol Dillner, Stockholm.
Tonnage: 4575 brt, 2460 nrt, 7383 dwt, 9940 twvp.
Hoofdafmetingen: L = 117,30 m, B = 15,27 m, H = 8,80 m, d = 7,89 m.
Voortstuwing: Triple expansie stoommachine, 1800 ipk, 1620 apk, snelheid 10 kn.
Gedurende een renovatie werd een stoommachine met een lage druk turbine, 2000 ipk, in het schip geplaatst.

Historie:
Het casco van dit schip werd gebouwd bij de N.V. Lobithsche Scheepsbouw Maatschappij Gebr. Bodewes in Lobith (bouwnummer 187). Het casco in aanbouw werd in maart 1921 gekocht door Trafik AB Grängesberg-Oxelösund (TGO), Gränges AB, Stockholm, Zweden. De verdere afbouw geschiedde bij Scheepswerf Nieuwe Waterweg in Schiedam.

Op 19-06-1940, op het traject tussen Newcastle en Le Havre, werd het schip door de Duitse Marine gedwongen naar Nantes te varen. Het schip werd daar in beslag genomen en onder Duitse vlag gesteld. Ze kwam in beheer bij Reed, Eugen Friedrich, Hamburg, Duitsland en werd omgedoopt in s.s. “Argonaut”.
Op 29-12-1942 kwam ze in aanvaring met de Noorse “Banco” uit Bøkfjorden en zonk. Er waren 14 slachtoffers te betreuren.

Bron: rdm-archief.nl/old/


Bouwnummer 104-1920 ‘ss Albireo’

Foto: Van Nievelt, Goudriaan & Co. 1905-1980, F.M.E.W. Haalmeijer – Fotograaf: Onbekend.

Opdrachtgever: Van Nievelt, Goudriaan & Co., Rotterdam.
Tonnage: 4427 brt, 7080 dwt, 9940 twvp.
Hoofdafmetingen: Loa = 126,66 m, Lpp = 112,80 m, B = 15,25 m, d = 8,85 m.
Voortstuwing: NW triple expansie stoommachine, 3 cilinders, 2000 ipk, 1620 apk, snelheid 10 kn.
Verdere gegevens: Roepletters NCDW.

Historie:
Kiellegging op 25-01-1918, tewaterlating op 06-12-1919, proefvaart op 13-02-1920 en oplevering op 24-02-1920. De doopster was Mevr. Chraighton, de echtgenote van de directeur van de bouwwerf.

Eerst werd ze als s.s. “Zevenbergen” voor Furness Scheepvaart Maatschappij in Rotterdam op stapel gezet. Tijdens de afbouw werd ze door een Spaans bedrijf aangekocht en onder de naam s.s. “Maria A de Numbru” te water gelaten. Uiteindelijk kwam ze in 1920 als s.s. “Albireo” voor Van Nievelt, Goudriaan & Co in de vaart.

Op 30-05-1939 ging ze als s.s. “Hans Schmidt” naar Schmidt H., Duitsland.
Op 24-01-1943, tijdens een reis van Pola naar Venetië, in de Adriatische Zee nabij Pola door een mijn tot zinken gebracht.

Bron: rdm-archief.nl/old/


Bouwnummer 105-1919 ‘Moa’

Foto: Stadsarchief Rotterdam, Beeldnummer NL-RtSA_4181_33411. Fotograaf: Onbekend


Opdrachtgever: De Rotterdamsche Droogdok Maatschappij N.V., Rotterdam.
Tonnage: ca. 50 ton, 130 twvp.
Hoofdafmetingen: L = 15,15 m, B = 10,00 m, H = 1,60 m.
Voortstuwing: Geen. Kromhout motor, no. 15291, voor hijsvermogen.
Verdere gegevens: Brandmerk 9769 b Rott, 1956.
Moa’s waren grote niet-vliegende vogels, die leefden in Nieuw-Zeeland.

Historie:
In 1919 (volgens S&Dv) door de NW aan de RDM opgeleverd.
Andere bronnen vermelden dat deze drijvende bok in 1919 door de NW aan de NW opgeleverd werd als “Schiedam” en pas in 1926 naar de RDM ging als de drijvende bok “Moa”.
In 1970 doorhaling van de teboekstelling en gesloopt.

Bron: rdm-archief.nl/old/


Bouwnummer 106 ss Brielle’ 1921

Foto: searcharchives.vancouver.ca/s-s-djurma – Photograph by Walter E. Frost


Opdrachtgever: Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij, Amsterdam.
Tonnage: 6915 brt, 9772 dwt, 14024 twvp.
Hoofdafmetingen: L = 122,69 m, B = 17,78 m, H = 11,30 m, d = 7,25 m.
Voortstuwing: NW triple expansie stoommachine, 3 cilinders, 3300 ipk, 2970 apk, proeftochtsnelheid 12,75 kn.
Verdere gegevens: Roepletters PDGW.
Shelterdek stoomschip met 5 laadruimen voor de vrachtvaart, 10 hutpassagiers en 77 dekpassagiers.

Historie:
Kiellegging op 18-04-1919, tewaterlating op 31-12-1920 en oplevering op 05-04-1921.
Op 27-03-1935 verkocht en als s.s. “Dzhurma” naar Dalstroi, Rusland.
In 1969 (of eerder) vermoedelijk gesloopt.

Bron: rdm-archief.nl/old/


Bouwnummer 107 ‘ss Breda’ 1921

Foto: Kombuispraat.com – Collectie: Willem Oldenburg.


Opdrachtgever: Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij, Amsterdam.
Tonnage: 6941 brt, 9850 dwt, 14024 twvp.
Hoofdafmetingen: L = 122,69 m, B = 17,78 m, H = 11,30 m, d = 7,25 m.
Voortstuwing: Vickers hoge en lage druk turbine met 4 stoomketels, 3200 apk, proeftochtsnelheid 15 kn.
Verdere gegevens: Roepletters PDGH.
Shelterdek stoomschip met 5 laadruimen en 22 lieren. Het schip kon 12 hutpassagiers en 75 dekpassagiers vervoeren.

Historie:
Kiellegging op 16-12-1919, tewaterlating op 02-07-1921 en oplevering op 10-12-1921.
Op 18-03-1929, tijdens een reis van Cooal naar Amsterdam, brak er brand uit aan boord in positie 44°20′ NB en 27°50′ WL. De sleepboot “Zwarte Zee” werd vanuit de Azoren ter assistentie gestuurd. Op 20-03-1929 kwam de sleepboot met het schip op de Azoren aan. De brand werd met stoom geblust.
Op 23-12-1940, tijdens een reis van Londen naar Bombay met een lading cement en stukgoed, werd het schip op de Oban Roads aan de Westkust van Schotland door Duitse vliegtuigen tot zinken gebracht in positie 56°29′ NB en 05°25′ WL. Het schip ligt daar op de zeebodem en er wordt nog steeds naar het wrak gedoken

Bron: rdm-archief.nl/old/


Bouwnummer 108 ‘ss Leerdam 2’ 1921

s.s.-Leerdam 2 na de verbouwing bij Piet Smit jr. in 1935 met een enkele schoorsteen.
Foto: RDM-archief.nl – Collectie: archief D. Jorritsma.


Opdrachtgever: Holland-Amerika Lijn, Rotterdam.
Tonnage: 8854 brt, 11400 dwt, 17400 twvp.
Hoofdafmetingen: Lll = 137,28 m, B = 17,75 m, H = 12,20 m, d = 9,20 m.
Voortstuwing: Brown Curtis stoomturbines met dubbele tandwieloverbrenging en 4 ketels, 4200 pk, proeftochtsnelheid 13,5 kn.
Verdere gegevens: Roepletters PJCN.
Vracht- en passagiersstoomschip van het shelterdektype met bak en brug, 6 laadruimen, 20 lieren, 2 stalen masten met elk 6 laadbomen van 5 ton en 1 laadboom van 40 ton.
Het schip werd besteld als vrachtschip. Tijdens de bouw werd het plan gewijzigd, het schip moest ook passagiers kunnen vervoeren. Het schip kon daarna 14 1e klasse, 174 2e klasse en 802 3e klasse dek-passagiers vervoeren.
Op het sloependek 20 reddingboten met Schatpatent-davits en op het achtersloependek nog 4 reddingboten.
Extra dummy schoorsteen, elektrisch licht, geforceerde trek (Howden’s systeem), draadloze telegrafie en onderwaterkloksignaal.

Historie:
Kiellegging op 30-06-1919, tewaterlating op 06-12-1920 en oplevering op 25-10-1921.
Op 08-07-1929 stootte het schip bij St.-George Eiland op een klip.
In maart 1934 werd het schip in Rotterdam opgelegd.
In 1935 werd ze verbouwd bij scheepswerf “Piet Smit Jr.” in Rotterdam. De dummy-schoorsteen werd verwijderd en de passagiersaccommodatie werd aangepast voor het vervoeren van “slechts” 30 1e klasse en 60 3e klasse passagiers. Daarna kwam ze op 13-10-1935 weer in de vaart.
In juni 1940 ging ze varen voor de BMWT tot 02-03-1946.
Op 25-12-1952 werd het schip opgelegd tot de verkoop er op volgde.
In 1953 werd ze voor de sloop verkocht aan Foreign Assets Realization Corporation in New York. Het schip werd later doorverkocht naar Japan. Op 27-08-1954 kwam ze in Yokohama aan om in september van dat jaar daar te worden gesloopt bij Kawasaki.

Bron: rdm-archief.nl/old/


Bouwnummer 109  ‘ss Alchiba’ 1920

Foto: Collectie B.W. Scholten – Fotograaf: Alex Duncan.

Opdrachtgever: Van Nievelt, Goudriaan & Co., Rotterdam.
Tonnage: 4429 brt, 7794 dwt, 11000 twvp.
Hoofdafmetingen: Loa = 120,96 m, Lpp = 117,30 m, B = 15,20 m, H = 11,00 m, d = 7,50 m.
Voortstuwing: NW triple expansie stoommachine, 3 ketels, 3 cilinders, 2250 ipk, 1980 apk, proeftochtsnelheid 10,5 kn.
Verdere gegevens: Roepletters NCGB.
Shelterdekschip met 4 ruimen en 11 lieren.

Historie:
Kiellegging op 27-08-1919, tewaterlating op 26-06-1920, proefvaart op 13-08-1920 en oplevering op 14-08-1920.
Het schip werd, tijdens de bouw – toen nog s.s. “Vrijbergen” geheten – van de Zuid Hollandsche Scheepvaart Maatschappij overgenomen.
Op 27-08-1931, bij het uitgaan van de Nieuwe Waterweg, is het schip in de zuidwal omhoog gelopen. De volgende dag is ze met eigen middelen weer vlot gekomen.
Tijdens de 2e Wereldoorlog werd het schip door de Engelsen gevorderd en voer ze voor British Ministry of War Transport.
Op 08-07-1942, tijdens een reis van Durban naar Londen, werd het schip in de Straat van Mozambique door de Japanse onderzeeboot “I 10” getorpedeerd en met geschutvuur tot zinken gebracht in positie 18°30′ ZB en 41°40′ OL

Bron: rdm-archief.nl/old/


Bouwnummer 110  ‘ss Gemma’ 1922

Foto: Collectie Marien Lindenborn – Fotograaf: Onbekend.


Opdrachtgever: Van Nievelt, Goudriaan & Co.
Tonnage: 8420 brt, 12510 dwt, 17312 twvp.
Hoofdafmetingen: Loa = 142,44 m, Lpp = 137,20 m, B = 18,30 m, H = 12,00 m, d = 9,61 m.
Voortstuwing: 2 BTH stoomturbines van 4000 apk met 4 ketels, proeftochtsnelheid 13,5 kn.
Verdere gegevens: Roepletters NSWR.
Open shelterdekschip met een kruiser-achterschip met 5 ruimen, 20 lieren, 8 laadbomen van 5 ton, 12 laadbomen van 3 ton en 1 laadboom van 40 ton.
Inrichting voor 12 passagiers op het shelterdek, bemanning in het achterschip. Electrisch licht geleverd door 2 stroomdynamo’s van 12 en 9 kW. Draadloze telegrafie. Er werd hier een bijzondere electrische automatische alarminrichting toegepast voor de controle van de smering voor de turbines.

Historie:
Kiellegging op 12-01-1921, tewaterlating op 13-08-1921, proefvaart op 28-04-1922 en oplevering op 28-04-1922.
Op 07-09-1931 als s.s. “Serooskerk” verkocht naar de Ver. Ned. Scheepvaart Maatschappij in ‘s-Gravenhage.  In 1934 werd bij Scheepswerf Wilton-Fijenoord in Schiedam het voorschip verlengd en van een Maier-steven voorzien.

Tijdens de 2e Wereldoorlog heeft het schip gevaren voor de Shipping.
Op 06-12-1942, tijdens een reis van Loch Uwe naar Durban (kapitein D. de Boer) in konvooi ON-149, werd ze getorpedeerd door de Duitse onderzeeboot “U 155” en is ze gezonken in positie 37°00′ NB en 38°00′ WL. Het schip is met man en muis vergaan, er waren 84 slachtoffers te betreuren.

Bron: rdm-archief.nl/old/


Bouwnummer 111  ‘ss Zosma’ 1922

Foto: Facebookpagina Van Nievelt, Goudriaan & Co’s Stoomvaart Maatschappij – Fotograaf: Onbekend.


Opdrachtgever: Van Nievelt, Goudriaan & Co.
Tonnage: 8429 brt, 12510 dwt, 17312 twvp.
Hoofdafmetingen: Loa = 142,44 m, Lll = 137,20 m, B = 18,30 m, H = 12,00 m, d = 8,25 m.
Voortstuwing: 2 BTH turbines, 4000 pk, snelheid 12 a 13 kn.
Verdere gegevens: Roepletters: QDJG.
Het schip kon 12 passagiers vervoeren.

Historie:
Op de foto ligt ze in charter van de VNS in Holland Oost-Azië Lijn in de haven Vladivostok (oost Siberië-Rusland). Dit schip later verkocht aan de VNS, samen met haar zusterschip GEMMA. Beide schepen werden gebouwd in 1922 door Scheepswerd “De Nieuwe Waterweg” te Schiedam. Met een bruto-tonnenmaat van 8429 ton en een lengte van 142,44 meter, waren het wel de grotere schepen van de rederij. In de machinekamer stonden stoomturbines van het merk British Thomson-Houston Co. Ltd., Rugby en 2 Curtis turbines. Tezamen voor 4000 apk en 12 knopen dienstvaart.

In 1925 werden ze ingezet bij de VNS in deze dienst. De eerste rondreis in de HOAL ging van 15 januari 1925 vertrek uit Rotterdam en kwam begin juni weer terug in Rotterdam, een reis van ruim 5 maanden. Toen in 1931 er een algemene malaise in de scheepvaart plaatsvond en Nigoco ook aandeelhouder was van de VNS, deed zich de gelegenheid voor om de schepen te verkopen aan de VNS. Overdracht vond plaats op 12 september 1931 en werd daarbij herdoopt in ZUIDERKERK. Toen de oorlog uitbrak in 1940 kwamen ze onder beheer van de Ned. Scheepvaart- en Handelsonderneming in Londen.

Op 28 augustus 1942 kwam het noodlot. Onder kapitein D. de Boer was ze onderweg van Freetown naar de Clyde in Engeland, toen het konvooi SL-119 van 28 schepen door de Duitse U-566 werd getorpedeerd. Het schip bleef drijven op de machinekamer en voer weer mee in het konvooi. Toch lukte het niet om het drijvende te houden. Op 29 augustus werden alle opvarenden overgenomen door het Engelse HMS “Erne”, die de ZUIDERKERK daarna met dieptebommen tot zinken bracht in positie 40gr-20’N en 016gr-02′ W.

Bronnen:
rdm-archief.nl/old/

facebook.com/NIGOCO/posts/528810508488184/


 

 

Laatst bijgewerkt op: 2 december 2023

‘De Hoop’

Leestijd: 2 minuten

Een kleine werf met een lange historie. Rond 1780 koopt Cornelis Frater, telg uit een geslacht van vooraanstaande scheepsbouwers, scheepswerf “De Hoop” aan de Zalmhaven in Rotterdam. Hij bouwt in 1825 de eerste reddingsboot voor de Zuid-Hollandsche maatschappij.

A. van Hoboken, de grootste Rotterdamse reder, bestelde bij hem. In 1826 lopen kort na elkaar twee schepen van de helling. Het brikschip “Rottestroom” (370 ton) op 29 november en het fregat “Stad Rotterdam” (650 ton) op 13 december. Dus vermoedelijk was de Fraterwerf groot. Of had hij twee werven? Een niet zo gekke gedachte. Want in de familie Frater Smid is nog altijd een wandbord met een afbeelding met het karakteristieke kerkje van Overschie, en een scheefgetrokken zeilschip, waarvan de bodem wordt schoongemaakt. Op de achterzijde van dit bord staat “Cornelis Frater”. In het kantoor van werf “De Hoop” in Kethel tegenover Overschie hangt (of hing) dezelfde afbeelding als op het wandbord!

De oprichter Cornelis Frater wordt opgevolgd door zijn zoon Hendrik, die in 1819, hij is dan 55 jaar, met een 35 jaar jongere vrouw trouwt. Er komen veel kinderen, maar in 1893 is er nog maar één in leven, Antonia Christiana, die alle familiebezittingen erft. Everhardus Smid (geboren 1 mei 1863 en stoker van beroep) uit Groningen komt in contact met de zeer vermogende Antonia Frater, die dan ongeveer 74 jaar is. Samen kopen ze de kapitale villa “Buitenlust” in Hillegersberg. Het hele gezin Smid (met zijn twee kinderen uit een vorige verbintenis) trekt daar in.

Om de naam Frater te laten voortleven wordt de naam van het gezin Smid veranderd in Frater Smid. In 1899 overlijdt mejuffrouw Antonia Frater en de voormalige eenvoudige stoker Smid erft als Frater Smid de zeer aanzienlijke roerende en onroerende goederen. De familie Frater Smid verlaat na korte tijd villa ‘Buitenlust’ en keert terug naar het noorden. Wat er met de werf in Kethel gebeurde blijft tot nu toe onbekend. Het begin van de werf blijft duister. Het is de vraag of er continu bedrijvigheid op de locatie is geweest.

Om de mogelijkheden te vergroten beschikte het bedrijf sinds juni 1959 over een dwarshelling, waar schepen tot 65 meter konden worden drooggezet. Verder is er een hellingloods en een overdekte (reparatie-) langshelling. In augustus 1978 kwam er een 140 tons pneumatisch dok. Eind 1979 werd scheepswerf “De Hoop” in Hardinxveld-Giessendam overgenomen. Het bedrijf dat veel kleine tankers en bunkerboten bouwde, behoorde een tijd bij Damen, het bedrijf dat binnen en buiten Nederland veel werven bezit.


Tekst: W. Snikkers, deels ontleend aan kwartaalblad Scyedam nr. 2 2004

Laatst bijgewerkt op: 12 november 2023

Tijdlijn Scheepswerf ‘Nieuwe Waterweg’.

Leestijd: 3 minuten

1914

  • De vennootschap werd in Rotterdam opgericht op 10 juni 1914, bij acte verleden voor de notaris mr. S. J. van Zijst, op het ontwerp waarvan de Koninklijke toestemming is verleend bij ”Besluit van 22 mei 1914 no. 34”. 
  • Scheepsbouw-Mij. “Nieuwe Waterweg”. De Staats Courant No. 156 bevat de akte van oprichting der naamloze vennootschap Scheepsbouw-Mij. „Nieuwe Waterweg” (New Waterway Shiphuilding Cy.), Rotterdam. Kap. ∫ 1.500.000. aand. v. ƒ1000. Gepl. en volgest. 300 aand., nl. 270 bij de Furness Scheepvaart- en Agentuur-Mij: 10 aand. bij E. Furness, 10 aand. bij P. Chr. Jongeneel en 10 aand. bij W. v. Dam. Aan E. Furness worden 250 bewijzen van oprichtersrechten gegeven. 
    Bron: Schiedamsche Courant 7 juli 1914
  • Ontwerp-besluit ter uitvoering van de bereidverklaring in principe bij Raadsbesluit van 12 Mei l.l. om aan de N.V. Scheepsbouwmaatschappij “Nieuwe Waterweg” ten noorden van het groote terrein alsnog een stuk grond in erfpacht uit te geven. Overeenkomstig ’t voorstel besluit de Raad Burgemeester en Wethouders te machtigen aan de N.V. Scheepsbouw-Maatschappij „Nieuwe Waterweg” (New Waterway Shipbuilding Company) in erfpacht uit te geven voor ten hoogste 6O jaren, ongeveer 1 hectare opgehoogden grond, ten noorden van voormeld terrein, en tegen een canon per centiare van 65 cents, eventueel verhoogd met 20 cent voor het recht om een tweede dok in de haven te meren. 
    Bron: Schiedamsche Courant 22 december 1914 

1915

  • Augustus, werf nog niet in bedrijf, maar heeft al drie opdrachten voor schepen in porfolio.

1916

  • Op 8 juni kreeg  de N. V. Scheepsbouw Maatschappij „Nieuwe Waterweg” en haar rechtverkrijgenden van B&W  officieel toestemming, tot het oprichten van een scheepswerf en reparatie-inrichting op het terrein in het Sterrenbosch, kadaster Sectie N nos. 204, 205, 206, 216„ 218, 234, 235 en 236;
  • In augustus werd bekend dat de scheepswerf evenals glasfabriek ‘De Schie’ op een Duitse zwarte lijst was geplaatst. Plaatsing op die lijst hield in dat Duitsland aan deze bedrijven geen materialen leverde.

1919

  • Op 15 maart  liep het ss Trad op een mijn in de buurt van Ameland en voer naar Schiedam voor reparatie bij ‘Nieuwe Waterweg’.
  • Op 22 mei aankomst van het 10.000 tons droogdok dat wordt afgemeerd in de Wilhelminahaven.
  • Juli kiellegging twee vrachtschepen voor rekening van de Holland Amerika Lijn.
  • 19 augustus tewaterlating van het eerste gebouwde  schip op scheepswerf ‘Nieuwe Waterweg’. Doopvrouwe van de ‘ss Delft’ was gravin Van Heerdt tot Eversberge uit Heemstede.
  • 18 oktober proefvaart ‘ss Delft’.
  • 3 december tewaterlating van het ‘ss Maria a de Mumbru’. De doopvrouwe was mevrouw James Crighton.

1925

  • 31 januari: Tewaterlating van het ‘ss Monica Seed’ gebouwd voor Engelse rekening.
  • 2 februari: De Schiedamse werf wordt in zijn geheel overgenomen door de RDM uit Rotterdam. Al het personeel wordt per 21 februari ontslagen, maar kan zich daarna meteen aanmelden. Na aanmelding zal RDM bekijken of eenieder weer kan worden aangenomen en tegen welke voorwaarden.
  • 19 februari: Door de vergadering van Algemene Aandeelhouders van de Werf ‘Nieuwe Waterweg’  wordt de heer ir. A. Knape benoemd tot algemeen directeur.
  • 23 maart: Tewaterlating van het Engelse schip ‘ Orsa’. Het schip werd gedoopt door mevrouw A.M.M. Eikelenboom – Smit.
  • 7 mei: Tewaterlating van het schip ‘Magician’ in aanbouw voor rekening van ‘The Charente Steamship Co. Ltd ‘ in het Engelse Liverpool.
  • 12 mei: Tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders is eervol ontslag op eigen verzoek verleend aan de heer D.B. Geddie teruggetreden als directeur.  Bovendien werd benoemd als directeur de heer  J.M. Taylor.

1932

  • 25 april: Groot aantal werklieden wordt wegend de aanhoudende malaise ontslagen. Op 2 mei denkt de eigenaar van de werf (RDM) de werf te sluiten en een kleine kern daar te handhaven voor de hoogst nodige scheepsreparaties. De staf van de werf wordt tewerkgesteld op de werf van de RDM. 
    Bron: Schiedamsche Courant 25 april 1932
  • 18 juni: Aankomst van het Franse schip ss Enseigne Marice Prechac bij de werf in Schiedam voor reparatie.
     Bron: Schiedamsche Courant 20 juni 1932
  • 7 juli: De Finse 4 mast bark ‘Panope‘  komt van Rotterdam naar de werf in Schiedam om te dokken voor reparatie.
     Bron: Schiedamsche Courant 7 juli 1932

Laatst bijgewerkt op: 10 november 2023

Wilton-Fijenoord

Leestijd: 6 minuten

In 1916 vestigde zich een deel van het Rotterdamse Wilton’s Machinefabriek en Scheepsbouwbedrijf’ in de gemeente Schiedam. Deze scheepswerf zou uitgroeien tot één van de grootste van Nederland. Het maakte snel furore toen het in 1920 de hand kon leggen op het “Pola-dok“.

Voordat Wilton in 1916 in Schiedam neerstreek was het bedrijf in Rotterdam al op drie plaatsen actief geweest. Begonnen als smederij aan ‘De Baan‘ door Bartel Wilton in 1854, groeide het bedrijf onder zijn gelijknamige zoon uit tot een machinefabriek aan de Westzeedijk (tegenwoordig Parkhaven). Een complete scheepsreparatiewerf, inclusief ijzergieterij, ontstond vanaf 1903 toen diens zonen Bartel III, Henry, William, James en Daniel zich aan de Ruigeplaat in Delfshaven vestigden. Alleen de voormalige directievilla van dit complex, dat tot 1969 operationeel was, is behouden gebleven. Met hun grote ambities keken de vijf broers tien jaar later alweer westwaarts en lieten eerder hun oog vallen op de polder Madroel bij Pernis om een nog grotere werf aan te leggen. Dit strookte niet met de Rotterdamse havenplannen en daarom gingen ze in zee met de gemeente Schiedam, waarvan grond in erfpacht werd genomen aan oostzijde van de Vijfsluizenhaven‘. Het nieuwe terrein lag tegenover de polder ‘Madroel’. Schiedam offerde er ondanks protesten uit de bevolking een deel van het park Sterrebos’ voor op dat nog maar kort daarvoor was aangelegd en grote populariteit genoot.

In 1915 was ‘Wilton‘ begonnen met het uitbaggeren van de ‘Wiltonhaven‘ in Schiedam.  Van een echte werf in Schiedam was nog geen sprake. De ‘HAL’ had ‘Wilton’ een kapitaalinjectie toegezegd van 5 miljoen gulden in een nieuwe werf. Voorwaarde was dat hiervan een terrein werd aangekocht en een drijvend dok dat de grootste schepen van de HAL op dat moment kon herbergen. Het terrein was er in Schiedam en het bedrijf kocht inderhaast, zonder goed opmeten, het ‘Wilhelminadok‘ van de NSM. Bij aankomst van het transport bij de werf in Rotterdam bleek het dok te groot voor de insteekhaven. Gelukkig was de nieuwe Wiltonhaven in Schiedam niet echt klaar, maar wel op diepte! Dus kreeg Schiedam de primeur van het dokken van het ‘ss Rotterdam’.

In 1921 maakte de werf Wilton op haar nieuwe plaats furore door ingebruikname van het Pola-dok, met 46.000 ton het grootste drijvende dok van Nederland in 1914. Het was gebouwd bij de Duitse werf Blohm & Voss in opdracht van de Oostenrijks-Hongaarse Marine en bestemd voor de haven Pola bij Triëst. De Eerste Wereldoorlog verijdelde dat en Wilton kocht het dok. Vanaf die tijd konden de Nederlandse reders ook hun grootste schepen in eigen land laten repareren. Al snel kreeg deze faciliteit ook internationale bekendheid en tot ver in de jaren vijftig zou meer dan de helft van het reparatiewerk voor buitenlandse opdrachtgevers worden uitgevoerd.

In 1929 ging ‘Wilton’ een fusie aan met de werf Fijenoord in Rotterdam en gingen samen door als N.V. Dok- en Werfmaatschappij Wilton-Fijenoord. Beide werven hadden ervaring opgedaan in de nieuwbouw van passagiersschepen. Wilton nog op bescheiden schaal met een vloot van zeven gecombineerde vracht- en passagiersschepen voor de KPM, Fijenoord wat uitgebreider met enkele schepen voor Stoomvaartmaatschappij Nederland, de Koninklijke West-Indische Maildienst en de “Kota-Gede”, “Baloeran” en “Kota-Tjandi” voor de Rotterdamsche Lloyd.

De samensmelting van beide werven in 1929 zat al jaren in de lucht. De werf Fijenoord bevond zich achter de ‘Maasbruggen’ en dus op een ongunstig punt om reparatieactiviteiten te ontwikkelen. Wilton daarentegen was te veel op reparatie georiënteerd om een groot nieuwbouwprogramma op te zetten. Beide directies zagen in elkaars activiteiten de aanvulling die ze nastreefden, en doordat op dit punt de betrekkingen nauwer en nauwer werden, leek een fusie voor de hand te liggen. Temeer daar het terrein in Schiedam alle voorwaarden bood: ruimte voor nieuwbouw en expansie, uitgebreide faciliteiten voor reparatie en een ideale ligging voor de scheepvaart. Wilton kon sinds 1927 deskundige steun op het punt van nieuwbouw best gebruiken. In dat jaar werd het casco van de “Statendam” afgemeerd, een in alle opzichten onafgebouwd schip die de trots van de Nederlandse koopvaardij op de Noord-Atlantische route moest worden.

De bedrijfsdelen “Wilton” en “Fijenoord” bleven echter nog min of meer zelfstandig bestaan tot 1932 en daarna als afdeling nog tot in de jaren 70. Schiedam werd wel de hoofdvestiging en duizenden Schiedammers, vele Rotterdammers, Vlaardingers en andere werknemers uit de regio, hebben er bijna zestig jaar lang hun brood verdiend.

Door de fusie met ‘Fijenoord’ kwam ook de scheepsnieuwbouw van de grond, al duurde het nog tot 1935 voordat alle activiteiten in Schiedam geconcentreerd waren, inclusief een nieuw hoofdkantoor. Het belangrijkste nieuwbouwproject dat de NV Dok en Werf Maatschappij Wilton-Fijenoord voor de oorlog in opdracht kreeg was de bouw van de kruiser Hr. Ms. De Ruijter voor de Koninklijke Marine. Vanwege de crisisjaren was deze opdracht uiterst welkom en dan nog was de werf genoodzaakt om het aantal werknemers terug te brengen van bijna achtduizend kort na de fusie tot minder dan tweeduizend op het dieptepunt van de depressie. In aanloop naar WOII volgden nog meer marineopdrachten, waaronder de grotere kruiser Hr. Ms. Zeven Provinciën en enkele onderzeeërs die in mei 1940 nog allemaal onvoltooid waren. 

Veel Schiedammers werkten voor Werf Gusto, Nieuwe Waterweg, Wilton Fijenoord, of A. de Jong. De vader (Aad Allewelt) van de beheerder van deze website werkte voor Wilton Fijenoord. Zijn bedrijfsnummer was Nr. 2298. Hij werkte in de reparatie, gespecialiseerd in ‘Schroef en As’.
Foto: Collectie Erven A.H. Allewelt – Fotograaf: Onbekend.

Plattegrond van de werf in Schiedam uit 1926

Terreinen Gebouwen Drijvende dokken Gegraven dokken Water

Na de oorlog veranderde er aan de opzet van de werf niet veel. Deze was voor zijn tijd al modern en diende als voorbeeld hoe een complexe werf ingericht moest zijn. Dit betrof niet alleen de werfinrichting, maar ook de organisatie van de arbeid en de bedrijfsprocessen. Wel ontwikkelde de werf haar terrein: Loodsen, montagehallen, kantines en bedrijfsscholen verrezen en de directie liet nog in de jaren zestig nieuwe dokken graven, zoals het 150.000 ton dok VIII en het overdekte onderzeebotendok, waarin o.a. de Hr. Ms. Tonijn werd gebouwd.  Bekende schepen die in de jaren vijftig van stapel liepen waren de walvisvaarder Willem Barentz (1955), het passagiersschip Statendam (1957) en de kruiser Hr. Ms. De Ruijter (1953). Laatstgenoemd schip was voor de oorlog als Zeven Provinciën op stapel gezet, maar kreeg deze nieuwe naam omdat haar voorganger tijdens WOII ten onder was gegaan. Ook de Statendam had overigens een gelijknamige voorganger die eind jaren twintig door Wilton was afgebouwd en tijdens de strijd om Rotterdam in mei ’40 was uitgebrand. Het personeelsbestand groeide in deze hoogtijdagen tot boven de zevenduizend werknemers (1955).  

Speciale uitgave van het Wilton-Fijenoord Nieuws in januari 1954 bij de viering van het 100-jarig bestaan van de onderneming.
Brochure uitgegeven in 1956 bij de ingebruikname van de gegraven dokken 6 & 7.

In 1968 sloot Wilton Fijenoord zich aan bij het Rijn-Schelde-Verolme concern om sterker te staan in een alsmaar concurrerender wordende markt. RSV werd niet het succes dat IHC Holland voor de baggerscheepsbouw had betekend en eindigde in 1983 in faillissement. Een reddingsplan stelde Wilton Fijenoord in staat om zelfstandig verder te gaan, al moest in 1988 afscheid worden genomen van de scheepsnieuwbouw door het uitblijven van marineorders en exportvergunningen om oorlogsschepen aan het buitenland te kunnen leveren.

Plattegrond van de werf van rond 1965.
Beeld: Facebookpagina Wilton Fijenoord.

De sterk verkleinde werf ging verder als reparatiebedrijf onder de naam Rotterdam United Yard. De tijd dat Wilton-Fijenoord voor een belangrijk deel de geschiedenis van Schiedam en haar inwoners meebepaalde, was ten einde. De kleine en grote hallen van het voormalige Wilton-Fijenoord in Schiedam werden ontmanteld, met uitzondering van de “Timmerwinkel” (tegenwoordig 2022 de ’thuisbasis’ van GustoMSC). Uiteindelijk kwam nog een restant van Wilton-Fijenoord in handen van bedrijvendokter J. van den Nieuwenhuizen, maar de gouden tijden waren definitief voorbij. In 2003 werd ook het restant van de eens zo grote scheepswerf Wilton-Fijenoord in Schiedam overgenomen en als reparatiewerf Damen Shiprepair Rotterdam voortgezet. 

Wilton-Fijenoord of Wilton-Feijenoord?
Toen het ‘Etablissement Fijenoord’ in 1823 werd gestart heette het eilandje naast het dorpje Katendrecht ‘Fijenoord’ (Fijenort in oude documenten). De onderneming nam deze naam aan. In de loop der jaren verdween het eilandje en werd ‘Fijenoord’ deel van de gemeente Rotterdam, die het nieuwe stadsdeel ‘Feijenoord’  noemde. De in 1908 opgerichte voetbalclub ‘Feyenoord’ (Let op de y!) kreeg in 1912 de naam Rotterdamsche Voetbal Vereeniging Feijenoord, de naam van het nieuwe stadsdeel. 

Bronnen:
Historische Vereniging Schiedam / ‘Scyedam 30e jaargang nr. 2 mei 2004
Wilton-Fijenoord; Hans van der Sloot 1995
Fabriekofiel.nl
Stadsarchief Rotterdam
Schiedam ‘Nog pas gisteren’: M.P. Zuydgeest 1992
The New Graving Docks No’s 6 & 7: Wilton Fijenoord  1956
Jubileumnummer Wilton-Fijenoord Nieuws: januari 1954
Wilton-Fijenoord Nieuws: januari 1946
Gedenkboek Wilton-Fijenoord: prof. dr. P.J. Bouman 1954


 

Laatst bijgewerkt op: 7 september 2024

Scheepsbouwmuseum in Schiedam!

Leestijd: 4 minuten

In 2025 viert Schiedam, dat het 750 jaar geleden stadsrechten  kreeg. Het is in dat jaar dan ook op de kop af pas 120 jaar geleden, dat de gebroeders  Henri en Frans Smulders hun nieuw gebouwde scheepswerf “Werf Gusto” openden (1905) in Schiedam, gelegen aan de Nieuwe Maas. Met deze werf trokken ze de stad Schiedam uit het economisch vacuüm dat was ontstaan door de ineenstorting van de jeneverindustrie. Het succes van de werf bracht nieuw leven en elan in de ten dode opgeschreven stad. Het succes werkte aanstekelijk op andere metaalbedrijven/scheepswerven, die zoals bijvoorbeeld Wilton en Fijenoord, niet langer gewenst waren met hun havenblokkerende scheepswerven in Rotterdam. Ook zij vestigden zich in Schiedam, evenals scheepswerf “De Nieuwe Waterweg” en later de werf van A. de Jong. Alleen al deze ontwikkeling in amper 20 jaar van een uitgebluste stad naar een regio met een kerngezonde industrietak “de Scheepsbouw” genaamd, verdient een museum! Lees verder Scheepsbouwmuseum in Schiedam!

Laatst bijgewerkt op: 15 oktober 2022