←Utrechtsche IJzergieterij | 1895→ |
© Stichting Erfgoed Werf Gusto®
Laatst bijgewerkt op: 8 maart 2024
←Utrechtsche IJzergieterij | 1895→ |
© Stichting Erfgoed Werf Gusto®
Laatst bijgewerkt op: 8 maart 2024
Bnr. 296: Bakkenzuiginstallatie
←1903 | 1905→ |
© Stichting Erfgoed Werf Gusto®
Laatst bijgewerkt op: 8 maart 2024
Bnr. 282-283: R. No. 1 & R. No. 2
←1902 | 1904→ |
© Stichting Erfgoed Werf Gusto®
Laatst bijgewerkt op: 8 maart 2024
Bnr. 273-274: R.W.C. 6 & R.W.C. 7
Begin mei 1901 meldde de Engelse Shipping Gazette dat Smulders twee baggerschepen besteld had aan de Engelse Noordoostkust . Al snel bleek dat het bericht onjuist was: vanuit de Noordoostkust waren twee baggerschepen besteld bij A.F. Smulders. De opdracht omvatte twee grote baggermolens voor de haven van Sunderland, beide in staat 600 m3 /uur op 11,50 meter diepte te baggeren. De opdracht werd in concurrentie met Engelse fabrikanten verkregen.
De bestelling was gedaan door de River Wear Commissioners. De contractprijs voor beide schepen was ongeveer 20.000 pond sterling, terwijl zij in december van hetzelfde jaar geleverd moesten worden. De prijs van de Engelse inschrijvers was ongeveer het dubbele. Over de Engelse levertijd werd niets gemeld. De kiel voor de eerste romp werd gelegd op 17 mei 1901 onmiddellijk na de tewaterlating van de voor Duitse rekening gebouwde Tsingtau machine.
De opdracht was door Smulders verkregen na een openbare inschrijving. Kennelijk waren er meerdere Engelse inschrijvingen die alle veel duurder waren en een langere levertijd hadden. Dat deze opdracht uit het hart van de Engelse scheepsbouw naar het buitenland ging, was een grote schok. Natuurlijk lag het niet aan de Britse vakbekwaamheid. De lange levertijd kon mogelijk verklaard worden uit de goed gevulde orderboeken van de werven, maar die hoge prijs? Het moest zeker aanleiding zijn voor een grondige reflectie door de industrie daar. Discussie hierover in Engeland leidde tot de ongebruikelijke situatie dat de aanbiedingen ter inzage werden gelegd. Dat in totaal ₤ 40.000 naar het buitenland ging …. Het is niet bekend of er nog andere buitenlandse aanbieders waren.
De eerste baggermolen werd op 4 oktober 1901 te water gelaten. LxBxH was 39,5 x 7,55 x 3,05 meter. De tweede werd op 9 november 1901 te water gelaten (). Dit werd onmiddellijk gevolgd door de kiellegging voor de tweede molen voor Montevideo (Bnr. 276-1902).
Bronnen:
De Telegraaf 5 Mei 1901
De Telegraaf 8 Mei 1901
Rotterdamsch Nieuwsblad 18 Mei 1901
Rotterdamsch Nieuwsblad 24 Mei 1901
Rotterdamsch Nieuwsblad 1 Juni 1901
De Ingenieur 16(41) 12 October 1901
Algemeen Handelsblad 12 November 1901
Kort na de tewaterlating van de twee baggermolens voor Sunderland (Bnr.: 273 & 274) werd de bestelling aangenomen van de twee grootste hopper-baggermolens tot dan toe in ons land gebouwd. Zij waren bestemd voor de haven van Montevideo. De hoofdafmetingen waren lengte 70 m., breedte 12,5 m., holte 5,25 m en laadvermogen 800 m3 . De vaarsnelheid bedroeg 8 mijl met 1000 IPK op twee schroeven. De kiel voor de eerste baggermolen werd gelegd op 17 september onmiddellijk na de tewaterlating van de baggermolen voor Valparaiso (Bnr. 269). Zo werd de kiel voor de tweede gelegd op 9 november 1901 onmiddellijk na de tewaterlating van de tweede molen voor de Wear (Bnr. 274).
Bron:
De Ingenieur 16(19) 11 Mei 1901
Algemeen Handelsblad 18 September 1901
De Tijd 13 November 1901.
Gistermiddag werd van de werf der firma A. E. Smulders te Slikkerveer met goed gevolg te water gelaten de stalen romp van een der beide door haar voor rekening van het Gouvernement van Uruguay te bouwen Hopper-Emmer-baggermolens, genaamd Uruguay 1, waarvan de hoofdafmetingen zijn: Lengte over alles 73,15 M.; lengte op de waterlijn 70 M.; breedte 12,50 M.; holte 5,25 M.; capaciteit van het laadruim 800 kub. Meter. Onmiddellijk na het te water laten werd de kiel gelegd van een zeewaardigen. emmerbaggermolen tevens hopper en ingericht als pers- en zuig-bagger, voor de Fransche Regeering, voor de havenwerken in Tunis.
Bron:
Algemeen Handelsblad 4 juni 1902
Den 3den Juni werd van de werf der firma A. F. SMULDERS te Slikkerveer met goed gevolg te water gelaten de stalen romp van de Uruguay 1,(een der beide door die firma voor rekening van het Gouvernement van Uruguay te bouwen Hopper-Emmerbaggermolens, waarvan de hoofdafmetingen zijn: lengte over alles 73.45 M., lengte op de waterlijn 70.00 M , breedte 12.50 M., holte 5.25 M., capaciteit van het laadruim 800 kub. Deze baggermolen, de grootste tot dusver in Holland gebouwd, zal voorzien zijn van een zuiginrichting en behalve de verschillende hulpmachines, stoomlieren, enz., van twee hoofdstoommachines van het Compound-systeem, met oppervlakcondensatie, ontwikkelende elk 500 I.P.K., en voorts van twee stoomketels met een verwarmend oppervlak van 160 M2 elk, voor een stoomspanning van 8 atmosferen. De molen zal, met den emmerketting werkende, een gegarandeerd minimum opbrengst van 500 M2 per uur hebben, met de zuiginrichting werkende een gegarandeerd minimum opbrengst van 1200 M2 per uur. Hij zal geheel electrisch verlicht zijn. Deze baggermolens worden gebouwd onder Veritas Special Survey † (1 ) 3/3 11. R,, en zullen in ieder opzicht, zoowel wat den bouw als de inrichting betreft, aan de hoogste eischen voldoen. De machines zijn uit de fabriek der firma te Utrecht afkomstig, de ketels worden in haar ketelmakerij te Grâce-Berleur, bij Luik, vervaardigd. Onmiddellijk na het te water laten werd de kiel gelegd van een zeewaardigen hopper-emmerbaggermolen met zuig-en persinrichting voor rekening van de Fransche Regeering, voor de havenwerken in Tunis.
Bron:
De Ingenieur 17 (23) 7 Juni 1902
Op 3 dezer werd van de werf der firma A. F. Smulders te Slikkerveer, met goed gevolg te water gelaten de stalen romp van den tweeden der door haar voor het gouvernement Van Uruguay te bouwen twee hopper-emmer-baggermolens, waar van de hoofdafmetingen zijn : Lengte over alles 73,45 M., lengte op de waterlijn 70 M., breedte 12.50 M., holte 5,25 M., capaciteit van het laadruim 800 kub. Meter. Deze baggermolen, de grootste tot dusver in Nederland gebouwd, genaamd “Uruguay II”, zal, met den emmerketting werkende, eene gegarandeerde minimum opbrengst van 500 kub. M. per uur hebben. Hij zal geheel electrisch verlicht zijn. De machines zijn uit de fabriek der firma te Utrecht afkomstig. De ketels zijn vervaardigd in hare ketelmakerij te Grâce-Berleur nabij Luik.
Bron:
Het Nieuws van den Dag Maandag 8 September 1902
←1901 | 1903→ |
© Stichting Erfgoed Werf Gusto®
Laatst bijgewerkt op: 25 april 2024
Op 15 november 1900 werd direct na de tewaterlating van de Port Arthur XIV de kiel gelegd voor de grote zeegaande baggermolen 9 Hephaestos, bouwnummer 266), besteld door de Duitse Marine en bedoeld te worden gebruikt in de haven van Tsingtau (China). De afmetingen waren lengte over dek 155’ (45,13 m), breedte 27’8’’ (8,50 m) en holte 11’10’’ (3,60 m). Gebouwd werd volgens de voorschriften van Bureau Veritas, 1e divisie, Special Survey.
Het schip werd voorzien van twee compound machines met oppervlaktecondensatie en twee ketels met een verwarmd oppervlak van 180 m2. Het schip had een persinrichting die de gebaggerde specie 3 à 4 meter omhoog en 500 meter ver kon transporteren. Met emmers van 500 liter kon een opbrengst van 300 m3 /uur bereikt worden. De verlichting geschiedde met drie booglampen van 750 kaarsen . Het schip werd op 17 mei 1901 te water gelaten, waarna onmiddellijk de kiel gelegd werd voor een van de baggermolens voor Engeland (Bouwnummer 273) (zie hierna; ).
Het schip vertrok op 10 augustus 1901 naar zijn bestemming. De twee compound machines van 270 ipk elk gaven bij de beproevingen twee weken eerder aan het schip een snelheid van 8½ knoop, terwijl contractueel gehaald zou moeten worden. Zo was de baggeropbrengst 450 m3 /uur terwijl 300 m3 /uur vereist was.
Bronnen:
De Ingenieur 15(46) 17 November 1900.
Algemeen Handelsblad 20 Mei 1901.
In het voorjaar van 1901 werd op het Consulaat van Chili te Delft een contract afgesloten voor de levering en vervoer naar Valparaiso van een baggertrein bestaande uit een baggermolen en twee hopperbarges waarvan één met zandzuiger. Prof. J.C. Dijxhoorn hield toezicht op de bouw van deze schepen. De baggermolen werd op 17 september 1901 te water gelaten, waarna onmiddellijk de kiel gelegd werd voor een grote zeewaardige baggermolen voor Montevideo (Bnr. 275). De afmetingen van de Chileense baggermolen waren lengte 43,1 meter, breedte 7,5 meter en holte 3,2 meter.
Bron:
De Ingenieur 16(9) 2 maart 1901
De Ingenieur 16(19) 11 mei 1901
Algemeen Handelsblad 18 September 1901
Op 24 december is van de werf der firma A. F. Smulders te Slikkerveer te water gelaten de romp van een zeewaardigen stoomhopper met zuiginrichting, zijnde dit het derde vaartuig dat genoemde firma van de Chileensche Regeering voor de haven van Valparaiso in opdracht heeft, en het twaalfde dat in dit jaar (1901) van haar werf te water wordt gelaten.
Bron:
De Locomotief 27/1/1902
←1900 | 1902→ |
© Stichting Erfgoed Werf Gusto®
Laatst bijgewerkt op: 25 april 2024
Bnr. 241-244: Lakhta, Perkoun, Wenta en Grobine
De stoomhopper Perkoun arriveerde na een voorspoedige reis op 19 oktober 1899 te Libau.
Bron:
Rotterdamsch Nieuwsblad 23 October 1899.
Bnr. 260-263: XII, XIII, XIV en XV
In 1900 werden vier stoomhoppers gebouwd voor de Russische marine met bestemming Port Arthur (China). De eerste, de Port Arthur XII, wordt op 15 september 1900 te water gelaten. LxBxH was 160 x 22 x 15 voet. De romp was geheel gebouwd uit Siemens-Martin staal en overeenkomstig de voorschriften van het Bureau Veritas , 1e divisie, R. I. 3/3. De compound machine, gebouwd in Utrecht, was 350 ipk. De twee ketels gebouwd in Luik, hadden een gezamenlijk verwarmd oppervlak van 160 m2 . De elektrische verlichting geschiedde door een direct werkende stoomdynamo , waarop twee booglampen van 1000 kaarsen en gloeilampen van 16 kaarsen brandden. De hutten waren met stoomverwarming ingericht.
Al voor deze tewaterlating waren op bezoek geweest de Von Weckhowskoi en kapitein De Paulis van de Russische Marine. Na Slikkerveer bezochten zij ook de fabrieken in Utrecht en Luik. Op 15 november 1900 werd de derde romp uit deze serie te water gelaten, de Port Arthur XIV. Direct hierna werd de kiel gelegd voor de baggermolen bestemd voor de Duitse Marine om gebruikt te worden voor de haven van Tingtsau (Bnr. 266). In maart 1901 vertrok dit schip onder eigen stoom naar zijn bestemming met een bemanning bestaande uit Nederlanders, Japanners, Chinezen, Arabieren en Duitsers. Op 23 maart 1901 arriveerde de Port Arthur XII na 67 dagen varen en op 25 maart de Port Arthur XIII na 71 dagen varen. De Port Arthur XV was op 2 april 1901 aan zijn reis begonnen.
Bron:
Algemeen Handelsblad 16 september 1900
De Ingenieur 15(38) 22 september 1900
De Tijd 28 augustus 1900
De Ingenieur 15(46) 17 november 1900
Rotterdamsch Nieuwsblad 22 maart 1901
Rotterdamsch Nieuwsblad 29 Maart 1901
Rotterdamsch Nieuwsblad 6 April 1901
Den 15den September liep van de werf der firma A. F. SMULDERS te Slikkerveer, met goed gevolg te water de romp van den eersten eener serie van vier stoomhoppers, genaamd “Port Arthur XII”, in aanbouw voor rekening van het Marine-Ministerie der Russische Regeering, met bestemming voor de haven van Port Arthur (China). De hoofdafmetingen zijn de navolgende: Lengte over het dek: 160′. Breedte 22′. Holte 15′.
De romp is geheel uit Siemens Martin-staal en overeenkomstig de voorschriften van het Bureau Veritas, 1e divisie, R. I. 3/3 gebouwd. De voor het vaartuig bestemde machine, vervaardigd in hare werkplaatsen te Utrecht, is van het compound systeem, ontwikkelende een vermogen van 350 I. PK.; de twee scheepsketels uit hare fabrieken te Luik hebben een totaal verwarmend oppervlak van 160 M2. De electrische verlichting geschiedt door een direct werkende stoomdynamo, waarop twee booglampen van 1000 kaarsen en gloeilampen van 16 kaarsen branden. De hutten zijn met stoom verwarming ingericht.
Bron:
De Ingenieur 15 (38) 22 September 1900
←1899 | 1901→ |
© Stichting Erfgoed Werf Gusto®
Laatst bijgewerkt op: 25 april 2024
In 1899 leverde Smulders een baggermachine af aan het Russische Ministerie van Marine. Het schip zou onder eigen stoom naar de bestemming Wladiwostok (Siberië) varen, een reis die, volgens de kranten, 10 dagen zou duren! Het was de krachtigste tot dan toe in ons land gebouwde baggermachine.
Zij was voorzien van twee compound machines met 1000 IPK vermogen. De lengte bedroeg 162 voet, de breedte 33 voet en de holte 12,6 voet. Bij de beproevingen en oplevering waren afgevaardigden van andere buitenlandse regeringen ter bezichtiging aanwezig. Dit leidde tot een opdracht van een zelfde baggervaartuig voor het Roemeense Gouvernement. Bij de officiële beproevingen werd een baggeropbrengst van 365 m3 zware klei per uur bereikt. De vaarsnelheid bedroeg 10 knoop. Verschillende kranten en ook De Ingenieur gaven hetzelfde bericht weer. Het schip komt dan ook pas op 19 oktober in Nagasaki aan en arriveerde op zaterdag, 28 oktober in Wladiwostok. De reis had dus ongeveer 200 dagen geduurd.
Bron:
De Standaard 1 April 1899
De Tijd 1 April 1899
Rotterdamsch Nieuwsblad 23 October 1899
Rotterdamsch Nieuwsblad 1 November 1899
Op 19 october 1899 vertrok de baggermolen Cleveland gebouwd in Slikkerveer van Rotterdam naar Middlesbro.
Bron:
Rotterdamsch Nieuwsblad 23 October 1899.
Bnr. 241-244: Laktha-Perkoun-Wenta-Grobine
In 1899 werd er een baggermolen voor Nederlandse opdrachtgever gebouwd. Dat was de Beverwijk II voor van Hattum en Blankevoort. Afmetingen LxBxH 36,88 x 6,5 x 2,84 m, emmerinhoud 0,48 m3.
←1898 | 1900→ |
© Stichting Erfgoed Werf Gusto®
Laatst bijgewerkt op: 25 april 2024