Categorie archieven: A.F. Smulders Den Bosch

De Oprichter A.F. Smulders

Leestijd: 6 minuten

Augustinus Franciscus Smulders, de oprichter van het bedrijf, werd op 27 november 1838 geboren in Tilburg. Zoals gebruikelijk in katholieke kringen werd A.F. vernoemd naar zijn grootvader. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in hetzelfde jaar 1838 er in Tilburg een tweede Augustinus Franciscus Smulders werd geboren, een volle neef van “onze” A.F. De andere A.F. werd later bakker en het bewaard gebleven receptenboekje moet aan deze neef worden toegeschreven.

August Smulders nam de technische interesse van zijn vader over. Op 9 september 1862 huwde hij in ’s Hertogenbosch Catharina Maria Westerlaken. Een familie-overlevering vertelt dat vader Westerlaken pas toestemming voor het huwelijk wilde geven nadat A.F. getoond had stoommachines te kunnen bouwen voor de polderwerken van Van der Eigen en ’t Empel, beiden net ten noorden van Den Bosch.

In 1869 heeft A.F.’s jongere broer Charles zich in het bedrijf ingekocht Waarschijnlijk is dit de gelegenheid geweest dat broer Charles zich in het bedrijf van zijn oudere broer heeft ingekocht. Waarschijnlijk was hij toen al enige tijd bij zijn broer werkzaam geweest. Charles koopt eenderde van het bedrijf, tweederde blijft in handen van de oudste broer A.F. De naam van de laatste is dan ook waaronder het bedrijf blijft bestaan (akte in bezit van de familie Smulders).

Waarschijnlijk woonde A.F. in Den Bosch op het bedrijfsterrein. Dit blijkt uit de verkoop van het bedrijf toen het naar Utrecht verhuisde. Daarbij was een woonhuis onderdeel van de verkoop. In 1872 nam hij het bedrijf Utrechtsche IJzergieterij over, dat in financiële problemen was gekomen door de opdracht tot de bouw van de spoorbrug bij Hedel. Het bedrijf uit ’s Hertogenbosch werd daaropvolgend al snel naar Utrecht overgeplaatst. Smulders voegde zijn naam aan de oorspronkelijke naam van het bedrijf toe tot Utrechtsche IJzergieterij A.F. Smulders.

In Utrecht ging A.F. wonen aan de Bemuurde Weerd Oostzijde 19, d.w.z. bij het bedrijf. A.F. heeft dit huis, samen met dat van zijn broer Charles aan de andere zijde van de Bemuurde Weerd, laten bouwen. De eerste steen is op 15 september 1886 gelegd door de dan 15-jarige Joseph Smulders. Er was een gevelsteen aangebracht met een locomotief en een vrouw.

In april 1883 kreeg hij vergunning zijn twee huizen vanuit zijn eigen bedrijf te voorzien van elektriciteit (Nederlandsche Staatscourant 5 April 1883, De Amsterdammer 5 April 1883). Het ligt voor de hand dat dit tweede huis het pand was waar zijn broer Charles woonde (zie bij Charles). Dit was best vroeg gezien het feit dat in Amerika Edison voor het eerst elektrisch licht showde op 31 december 1879 en in 1892 een octrooi verwierf voor geïsoleerde draad; dit laatste met het oog op elektriciteitsvoorzieningen in huis (Dini, D.A.: “Some history of residential wiring practices in the U.S.”, Underwriters LaboratoriesInc., 2006 digitaal 313).

Ook in 1883 werd A.F. samen met zijn broer Charles benoemd door de Sultan van Turkije benoemd tot ridder in de Medjidié-orde (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 31 Mei 1883). Wellicht dat dit te maken had met de bouw van baggermolens voor Turkije.

A.F.’s maatschappelijke betrokkenheid wordt door sommige publicisten  gering genoemd. Uitsluitend de voorbereidings-commisie van de internationale tentoonstelling in Utrecht en een commissie ter voorbereiding van een ambachtsschool in Den Bosch. Maar hij was ook nog bestuurslid van de kiesvereniging Nederland in Den Bosch (Algemeen Handelsblad 4 juni 1871). Dit lijkt een soort politieke partij in oprichting te zijn geweest met als hoofddoel de getrouwe naleving der Grondwet. Meer kennis over de oogmerken van deze kiesvereniging zou mogelijk meer zicht kunnen verschaffen op de politieke en sociale denkbeelden van A.F. Uit een advertentie geplaatst door die Kiesvereeniging bleek dat zij op dat moment vooral de verkiezing van Mr. Van der Does de Willebois niet wilden steunen. Deze persoon werd weliswaar hoog geacht, maar was tegen de scheiding van Kerk en Staat. Mogelijk betreft het hier Petrus van der Does de Willebois. De Kiesvereeniging “Nederland”, waar A.F. een van de bestuursleden was, wilde die scheiding juist wel. Zo wilden zij openbaar onderwijs. Maar zeker niet de godsdienst uitbannen (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 8 juni 1871).

In 1887 geeft hij ter gelegenheid van zijn 25-jarig huwelijk en het even lang bestaan van het bedrijf een groot feest bij het dan kennelijk ook in zijn bezit zijnde Veebeek in Berlikum (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 29 september 1887). Mogelijk was de aankoopprijs van dit huis f. 140.000, als blijkt uit de informatie uit het blad Recht voor Allen van 23 december 1887.

In 1871 zijn een 13-tal belangstellenden op uitnodiging van de Commissaris der Koning gaan onderzoeken of het mogelijk zou zijn hier ter stede een ambachtschool op te richten in Den Bosch. Tot die 13 behoorden ook Rouppe van der Voort Sr. en J. v.d. Griend, duidelijk voor A.F. interessante contacten. G. Bosch was ook al een der bestuursleden van de genoemde Kiesvereeniging “Nederland”. Hoewel sommige bazen vreesden dat met een ambachtsschool-opleiding goedkope jonge arbeidskrachten zouden verdwijnen, dachten de meesten dat de verbetering van de kwaliteit van de arbeiders een veel belangrijker aspect was. Daarnaast werd het sociaal ook wenselijk geacht dat sommigen op deze manier de armoede te boven te kunnen komen. Omdat aansluiting gevonden kon worden met reeds bestaande onderwijsinstellingen, zouden de kosten meevallen (f. 5000 ’s jaars). In januari 1872 werd dan ook besloten tot oprichting van de vereniging De Noordbrabantsche Ambachtsschool (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 3 februari 1872). In de commissie had opnieuw A.F zitting. De statuten werden verspreid en steun verworven teneinde ’s Hertogenbosch de zetel te laten worden van de derde ambachtsschool in Nederland. Wel werd er nog op gewezen dat loonsverhoging voor de arbeiders geen zin heeft (de levensbehoeften zouden navenant duurder worden), maar wel loonsvermeerdering door productiviteitsverhoging die onder andere door een betere opleiding zou kunnen worden verkregen (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 23 april 1872). Misschien mag hieruit worden afgeleid dat stuksloon de basis van de inkomsten voor de arbeider was.

Uiteindelijk werd de ambachtsschool pas in 1877 daadwerkelijk opgericht. Vanwege gebrek aan ruimte en overige belangstelling werd bovendien slechts in het vak timmeren les gegeven. (Th. A. Wouters Technisch onderwijs in: H.F.J.M. van den Eerenbeemt, L.P.L. Pirenne ’s-Hertogenbosch op de drempel van een nieuwe tijd, Nijmegen, 1960 blz. 225).

Interessant hierbij is dat de KvK in 1912 minder te spreken was over het ambachtsonderwijs in Den Bosch. Zo werd de uitgroei van de metaalnijverheid ernstig geremd door het feit, dat op de plaatselijke ambachtsschool alleen in het timmervak onderwijs werd gegeven, terwijl in andere en dikwijls kleinere gemeenten volledig geoutilleerde ambachtsscholen bestonden (H.A.M. Boekraad: Enkele aspecten van de industrie, 1875-1914 in: H.F.J.M. van den Eerenbeemt, L.P.L. Pirenne ’s-Hertogenbosch op de drempel van een nieuwe tijd, Nijmegen, 1960 blz. 145).

In november 1874 werd A.F. samen met enkele andere personen gekozen in het bestuur van de Kamer van Koophandel in Utrecht. Zij verdrongen daarmee een paar al lang in het bestuur zittende personen. Het aantal opgekomen stemmers was duidelijk groter dan gebruikelijk. Sommigen, volgens het Utrechtsch Dagblad, zagen hierin een geregisseerde actie van katholieke zijde om meer invloed binnen de koophandel te krijgen (Het Nieuws van den Dag 27 november 1874, De Standaard 4 december 1874).

Steeds vaker nam A.F. deel aan activiteiten die duidelijk in het belang van het bedrijf waren, maar niet direct daarmee verbonden. In maart 1881 werd A.F. benoemd tot lid van het Bewind (Hoofdbestuur) van de Vereeniging van en voor Nederlandsche Industrieelen (De Standaard 14 maart 1881, Provinciale Drentsche en Asser Courant 14 juni 1881). In dezelfde vergadering wendde deze vereniging zich tot de Koning om te vragen in navolging van de wet op auteursrecht ook de regten van den auteur van industrieële of technische scheppingen door de wet tegen aanranding te beveiligen. Eigenlijk dus een soort octrooirecht. In 1883 was A.F. (evenals overigens zijn in 1880 uit het bedrijf gestapte broer Louis) een van de ondertekenaars van een request naar de Koning waarin gevraagd werd om een zekere mate van bescherming voor de Nederlandse industrie tegenover de buitenlandse door middel van invoerheffingen. Dit omdat zulks andersom ook geschiedde en er daardoor sprake was van oneerlijke concurrentie. Dit request was overigens vruchteloos (De Tijd 25 oktober 1887).

In november 1887 kocht de firma A.F. Smulders de Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen De Atlas in Amsterdam (De Tijd 21 november 1887 en 22 november 1887) voor fl 150.000. Het was overigens nog de vraag of men dat bedrijf wil voortzetten (De Standaard 22 november 1887).

Activiteiten buiten het bedrijf werden ook ontplooid. Zo was A.F. Smulders in 1888 lid van het Comité van den Bond “Nationalen-Arbeid” (Tilburgsche Courant 2 augustus 1888), de protectionisten. Wat deze bond deed op dit ogenblik nog niet geheel bekend, maar duidelijk is dat dit voor Smulders ook een bijdrage aan zijn nationaal industrieel netwerk betekende. Een van de mede-comité leden was L.A. Hartogh, directeur van de Koninklijke Kaarsenfabriek Gouda. Saillant detail is, dat de buurman van Werf Gusto (1905) de Apollo Kaarsenfabriek was, die in 1929 fuseerde met de Koninklijke Kaarsenfabriek Gouda. Werf Gusto kocht na WO II de braakliggende terreinen van de voormalige kaarsenfabriek en noemde dat intern het ‘Kaarsenterrein’.

Als A.F. in 1894 de werf in Slikkerveer koopt, verhuizen hij en zijn beide zoons met hun gezinnen naar Rotterdam (De Tijd 7 juli 1894). In april 1895 is A.F. naar Brussel verhuisd. Mogelijk hing dit samen met zijn verminderende gezondheid. Dit was ook de reden dat zijn zoons Henri en Frans in die tijd steeds meer de leiding over het bedrijf de facto overnamen. In 1897 werd namens A.F. de bouw van een buitenhuis nabij Venlo aanbesteed (De Ingenieur 12(10) 6 maart 1897). Ongetwijfeld is dit het huize Gusto geweest waarin zijn zoon Piet (Directeur van de steenfabrieken van Canoy & Herfkens) ging wonen. In 1904 ging A.F, in ieder geval des zomers, in Nijmegen wonen op het adres Stationsweg 15 (W. Desserjer Periode 1900 tot 1920; Indrukwekkende mo(nu)menten op Daalseweg, In Paradisum 22(2), 2013).

Bij zijn overlijden werd vooral gemeld dat hij  benoemd was tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Deze onderscheiding kreeg hij naar aanleiding van de deelname van het bedrijf aan de Wereldtentoonstelling in Parijs in 1900 (Algemeen Handelsblad 14 augustus 1900). Daarnaast was hij Medjidie van het Groot Ottomaanse Rijk en Commandeur in de Orde van O.L. Vrouw van Villa Vicosaa van het Koninkrijk Portugal.

Op 29 april 1908 overleed August Smulders in zijn villa Augusta in Nice waar hij de winters doorbracht. Hij werd in Nijmegen, waar hij des zomers woonde, na een uitvaartdienst in de St. Ignatiuskerk begraven op de R.K. begraafplaats aan de Daalseweg. Later werd ook zijn   echtgenote daar begraven. Het grafmonument is in een zuivere Art Nouveau stijl uitgevoerd en heeft de status  ‘Rijksmonument’.

Laatst bijgewerkt op: 25 mei 2024

Publiciteit

Leestijd: 3 minuten

Al in 1868 zagen we de eerste publiciteit gegeven aan een product van de Stoomwerktuigenfabriek A.F. Smulders. Het betrof toen het stoomgemaal De Tuut. In enkele kranten werd namens het polderbestuur gerapporteerd over de kwaliteit van het gemaal (Den Bosch; het eerste decennium en Poldergemalen). Het zou het interessant zijn te weten of dit op eigen initiatief van het polderbestuur is gedaan of dat zij om een of andere reden Smulders een vriendendienst wilden bewijzen. In het laatste geval mogen we dit als een eerste duidelijke publicitaire actie van Smulders zien. Ook als dat niet het geval was, werd hij door de publicatie ervan wel gewezen op de waarde van publiciteit voor het bedrijf.

Een jaar later werd Smulders expliciet betrokken bij publiciteit in het algemeen toen hij in het provinciale en lokale voorbereidingscomité zat voor de Internationale Tentoonstelling te Utrecht in 1869. Dit was de eerste keer dat iets dergelijks georganiseerd werd (althans dat zegt het krantenartikel dat gelijkluidend verscheen in het Weekblad van Tilburg en in de Noord-Brabanter van 20 februari 1869). Het doel was voorwerpen voor de huishouding en het bedrijf van den handwerksman te laten zien. Met als strekking den werkman den weg te wijzen, om op de minst kostbare en meest doelmatige wijze te voorzien in de benoodigdheden niet alleen voor zijne huishouding maar ook voor zijn bedrijf, en daardoor zijn lot te verbeteren. De getoonde producten waren in zeven klassen ingedeeld, nl. huisvesting, huisraad, kleding, voeding, gereedschappen, middelen tot ontwikkeling en beschaving (o.a. lectuur, muziekinstrumenten en vakstudie) en verenigingen ten behoeve van de handwerksman. Deelname vanuit het buitenland toonde anders onbekende producten, terwijl Nederlandse bedrijven daarmee automatisch ook aan het buitenland zouden laten zien wat zij konden.

Niet bekend is of Smulders ook daadwerkelijk op de tentoonstelling stond en, zo ja, met welke producten. Het meest passend lijken de zaken in de advertentie voor A.F. Smulders & Compagnie van 1864 waren afgebeeld, zoals kachels e.d. Maar het is de vraag of dat in 1869 (nog) tot het productenpakket behoorde.

Wel zal duidelijk zijn dat Smulders met deze bemoeienissen inzicht verwierf in het nut van deelname aan tentoonstellingen. Eind mei 1875 nam Smulders zitting in de Commissie van Bijstand voor de Nationale Tentoonstelling in september en oktober 1875 in de Parkzalen te Amsterdam. Weer is het een brede tentoonstelling van vooral huishoudelijke aard. Echter een van de zeven hoofdgroepen is Nuttige Voorwerpen (Algemeen Handelsblad 30 Mei 1875). Waarschijnlijk is dat de groep waarin ook Smulders tentoonstelde. In 1876 verscheen er opnieuw een publicatie van een zeer tevreden polderbestuur. Dit maal van dat van de Zuiderpolder bij Bodegraven (Het Nieuws van den Dag 12 februari 1876). Opnieuw doet zich de vraag voor of dit inderdaad initiatief van het polderbestuur was of door de Firma Smulders is ingegeven.

Nadat Smulders in 1876 een succesvolle boomschorsbemaling installeerde in Waalwijk werd dit in verschillende kranten met grotendeels dezelfde woorden gepubliceerd. In ieder geval verschenen artikelen in het Algemeen Handelsblad, De Tijd en de Tilburgsche Courant. De lovende bewoordingen die gebruikt werden: de voor niets terugdeinzende ondernemingszucht der Firma A.F. Smulders en even later De grootste lof komt den heer Smulders toe. In dit geval lijkt het aannemelijk dat aan deze krantenberichten een persbericht van het bedrijf ten grondslag lag. Het is een vorm van Public Relations die we bij Smulders van nu af aan steeds vaker zagen.

In de loop der decennia is Smulders steeds meer publiciteit gaan zoeken op deze twee manieren: krantenartikelen en deelname aan tentoonstellingen. In 1877 publiceerde Smulders op 1 januari een heilgroet voor begunstigers, vrienden en kennissen (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 1 Januari 1877). Het is opvallend te zien dat de sociale contacten in die tijd toch nog vooral in het zuiden van het land lagen.

In dit verband is het goed aan te halen wat van den Eerenbeemt en Pirenne over deelname aan tentoonstellingen zeggen in ’s Hertogenbosch op de drempel van een nieuwe tijd (p. 30): Met het ontstaan van deze maatschappijen hangt nauw het typisch 19e eeuws verschijnsel samen handel en nijverheid te bevorderen door middel van tentoonstellingen en toekenning van prijzen. Geen firma van enige betekenis of zij streefde er naar haar producten of het verpakkingsmateriaal te “versieren” met afbeeldingen van erepenningen, gewonnen op exposities in binnen en buitenland. Smulders volgde heel duidelijk deze benadering.

Op de avond van 29 januari 1886 werd de fabriek in Utrecht bezocht door een groot aantal leden van de Utrechtse afdeling van de Vereeniging tot bevordering van fabrieks- en handwerksnijverheid in Nederland (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 2 februari 1886). In 1894 werd aan A.F. Smulders uit Utrecht een ere-diploma toegekend voor zijn deelname aan de Wereldtentoonstelling te Antwerpen (De Ingenieur 9(39) 29 september 1894). In 1897 kreeg Smulders op de Brusselsche tentoonstelling in de Afdeeling Materiëel en stelsels van de burgelijke genie van de bouwnijiverheid de Grand Prix voor hun model van een stoom-hopperbaggermachine (Rotterdamsch Nieuwsblad 18 september 1897)

Laatst bijgewerkt op: 24 mei 2024

Graanmolens

Leestijd: 2 minuten

Een van de eerste specifieke producten waar Smulders mee adverteerde, waren ijzeren assenkoppen als vervanging voor versleten uiteinden van houten molenassen.

Onbekend is of deze molenaskoppen standaard afmetingen hadden en dus op voorraad gebouwd konden worden, of dat zij verschillend waren voor individuele molens. Wel weten we dat, nadat Smulders  naar Utrecht was verhuisd, er ook andere onderdelen werden aangeboden zoals de molenassen zelf en waterassen (Culemborgsche Courant 11 mei 1873).

Volgens de advertentie (Foto: 1) bood hij de askoppen al aan in Den Bosch. Of de in Den Bosch gefabriceerde askoppen ook nog bestaan en herkend zijn is niet bekend. Wel zijn er verschillende windmolens in Nederland met op de houten molenas gietijzeren insteekkoppen gefabriceerd door A.F. Smulders uit Utrecht. Dit was o.a. het geval bij de Zeldenrust te Geffen, de standerdmolen De Haag te Beuningen, de standerdmolen te Rosmalen, De Coppens molen te Zeeland (N.Br.), de standerdmolen De Heidebloem te Beugen en de Doesburgermolen tussen Ede en Lunteren. Volgens de molendatabase zijn zowel voor de molen Zeldenrust als voor De Haag de bovenas vervaardigd door Smulders. Het is niet duidelijk of daarmee de askop bedoeld wordt of de as zelf.

Wel wilde de Utrechtsche IJzergieterij vanzelfsprekend een mechanisch alternatief leveren voor de windgedreven molens. Vanaf 18.. adverteert A.F. met de levering van stoomgedreven graanmolens. Deze advertenties staan vooral in het Rotterdamsch Nieuwsblad, maar ook wel in andere kranten. Tot nog toe zijn geen daadwerkelijke verkopen van deze machines voor graan-stoommolens bekend geworden. In dit kader is het wellicht mogelijk te onderzoeken of een van de stoommolens, die in Schiedam tussen 1866 en 1892 gebouwd zijn was uitgerust met een machine van Smulders?


Bron:
Van A.F. Smulders tot Werf “Gusto” voorheen Firma A.F. Smulders 1862-1911.
Tekst & Research: ir. B. Boon,
Tekst bewerkt en aangevuld door: St. Erfgoed Werf Gusto.


Foto: 1. Nieuwe Tielsche Courant 29 januari 1870
Foto: 2. Advertentie uit het Rotterdamsch Nieuwsblad van 16 november 1885. De advertentie zou vele keren herhaald worden.

Laatst bijgewerkt op: 21 mei 2024

Gasfabrieken & Overkappingen

Leestijd: 5 minuten

Voor een gieterij was brandstof een eerste vereiste. In ieder geval vroeg Smulders binnen een paar maanden na de start van zijn bedrijf toestemming om een gazinrigting te mogen aanleggen op het terrein waar hij zijn bedrijf begonnen was. Mogelijk gebruikte Smulders hiervoor het liefst gas dat hij opwekte in een eigen installatie. Maar het is waarschijnlijker dat hij dat gas voor verlichting gebruikte.

Al in 1868 bood A.F. in een advertentie een volledige gasinrichting voor bereiding van steenkolengas aan en vermeldde hij dat dergelijke inrichtingen bij hem vervaardigd werden (Weekblad van Tilburg 9 mei 1868). De kennis over het proces moest dus bij hem aanwezig geweest zijn. Tegelijkertijd werd ook een stoommachine van 10 paardenkracht aangeboden en een stoomketel, zo goed als nieuw, van 22 paardenkracht. Iets later werd de stoommachine opnieuw aangeboden als zeer geschikt voor het aandrijven van graan-, oliemolen en andere werktuigen. Daarnaast werd een locomobiel van 8 paardenkrachten aangeboden. De gasinrichting werd nader gespecificeerd als geschikt voor 400 lichten, terwijl een tweede werd aangeboden geschikt voor 100 lichten (Provinciale Noordbrabantsche en ‘s Hertogenbossche Courant 29 mei 1868).

In 1873 werd aan Smulders onderhands de levering gegund van een stoommachine met exhauster, pijpen enz. ten behoeve van de gasfabriek van de gemeente Kampen (behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten). Smulders leverde kennelijk niet de ijzeren buizen voor de gasleiding of de lantaarnpalen en armen (Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant 30 augustus 1873).

Op 21 december 1878 werd Smulders uitgekozen om voor de gemeentegasfabriek in Utrecht het gietijzer te leveren voor een bedrag van ƒ 2.216,00. Dit was maar een post uit een totaal van 16 met een gezamenlijke waarde van ƒ 12.995,05 (De Opmerker 4 januari 1879). Niet bekend is wat het gietwerk inhield.

W.H. Smulders moest in 1879 een boete betalen te wegens late oplevering van ijzerwerken voor de gasfabriek in Tilburg (Rotterdamsche Courant 20 maart 1879). Of A.F. Smulders (zijn zoon) bij deze opdracht mogelijk ook betrokken was, is onbekend.

In 1881 vermoedde de Afdeeling Utrecht van de Vereeniging ter bevordering van fabriek- en handwerksnijverheid dat de Nederlandse industrie kansen liet liggen door geen gaslampen en gasornamenten te vervaardigen. Deze kwamen altijd uit het buitenland. De vereniging stelde een commissie in die onderzoek deed naar de oorzaken van deze situatie en moest kijken of daar, eventueel door samenwerking, verandering in gebracht kon worden. Een van de leden van deze commissie was A.F. Smulders (Het Nieuws van den Dag 12 maart 1881).

In februari 1884 mocht Smulders een belangrijke bijdrage leveren aan het staalwerk voor een nieuwe gasfabriek in Amsterdam (De Tijd 29 februari 1884). De opdracht werd gegeven door de hoofdaannemers van Steenhoven en van Hattem (Het Nieuws van den Dag 1 maart 1884). Waarschijnlijk betrof dit de Oostergasfabriek.

Het is niet bekend welk soort ijzerwerk is door Smulders geleverd werd. Wel werd genoemd dat A.F. Smulders het ijzerwerk voor de spoorbruggen en de lifts in de stokerij leverde (De Tijd 12 juni 1886). Daarnaast werd in een krantenartikel gesproken over de retortenbuizen die werden gefabriceerd (Tilburgsche Courant 10 december 1885). Bij de Oostergasfabriek werd een retortenhuis* gebouwd van 5600 m2 (De Tijd 12 juni 1886). Hieruit zou men kunnen afleiden dat Smulders daarmee ook procesapparatuur voor de daadwerkelijke gasproductie leverde?

Bij de gasfabrieken heeft Smulders vooral kapconstructies geleverd. Er zijn er meer door hen geproduceerd. In de brochure Rolbruggen van 1901 worden de volgende genoemd:

Voor het Ministerie van Justitie:
Kapconstructie en ijzerwerken voor het archiefgebouw te ’s-Bosch

Voor het Ministerie van Oorlog:
Kap over de rijschool te Amersfoort
IJzerconstructies voor de kazerne Damlust te Utrecht

Voor de Maatsch. tot Exploit. van Staatsspoorwegen:
Overkappingen voor de werkplaatsen te Blerick bij Venlo

Voor de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij:
IJzeren goederenloodsen te Amsterdam

Voor de Imp. Continental Gasassociation te Amsterdam:
Alle kap- en brugconstructies voor de gasfabriek aan de Haarlemmerweg
Alle kap- en brugconstructies voor het retortenhuis van de Gasfabriek aan de Linnaeusstraat te Amsterdam

Voor Diversen:
Kap over de wintertuin Maison Stroucken
Kap over de manege te Amsterdam
Geconstrueerde balklagen voor winkelgalerij te Amsterdam
Overkapping boekdrukkerij van P.W. van de Weijer en Co. te Utrecht

Kapconstructie voor Maison Stroucken
De aan de Singelgracht gelegen dubbelsociëteit Bellevue/Concordia was in de 19e eeuw hèt zalencentrum van de stad, vergelijkbaar met het RAI-complex van vandaag. In Concordia waren alleen heren welkom, in Bellevue ook dames en kinderen. In 1868 werd een nieuw, groter gebouw opgeleverd.

Het sociëteitsgebouw kwam in 1883 in handen van H.L. Stroucken. Hij gaf het pand een andere bestemming en Maison Stroucken werd nu een meer algemener evenementengebouw. Stroucken breidde flink uit: in 1884 werd een wintertuin gerealiseerd. Toen de gemeente de Marnixstraat gerooid had, probeerde Stroucken zoveel mogelijk percelen aan de westkant van die nieuwe straat te bemachtigen. Een groot perceel ging aan zijn neus voorbij. Daar werd de Spieghelschool gevestigd, de basis voor het latere De la Mar Theater, waarover direct meer. Verder noordwaarts kreeg hij wel een aantal percelen te pakken waarin ontvangst- en receptieruimten kwamen en overnachtingscapaciteit werd ondergebracht. In 1899 kwam Maison Stroucken onder directie van Willem van Rijn. Onder de nieuwe directeur werd de naam Bellevue weer in ere hersteld.

Het genoemde Maison Stroucken was gedurende enige jaren het verbouwde theater Bellevue. Dit was in 1868 gebouwd en in 1883 door de heer Stroucken overgenomen waarbij deze nieuwe naam aan het gebouw gegeven werd. Er vonden ook uitbreidingen plaats zoals in 1884 de genoemde wintertuin die tevens concert- en toneelzaal was. Deze bood plaats aan 1500 personen. Het ontwerp was van de architect Ed Cuypers. De ijzeren kapconstructie was geleverd door de Utrechtsche IJzergieterij.


*Gebouw voor een toestel dat bestemd was voor de zogeheten normale of droge destillatie, vaak een buisvormige ijzeren of stenen ketel, waarin stoffen of mengsels verhit werden om bestanddelen daarvan, zoals gas, af te scheiden.
**Retortenbuizen en vergelijkbare apparatuur worden elders niet genoemd in relatie tot Smulders. In de brochure Rolbruggen van A.F. Smulders uit 1901 werd voor de Oostergasfabriek alleen genoemd dat zij de kap- en brugconstructies voor het retortenhuis geleverd hebben. Weliswaar betrof deze brochure de Afdeeling Kap- en Brugconstructie en hoeven andere zaken daar niet genoemd te zijn. Maar het is goed mogelijk dat in het bericht in de Tilburgsche Courant een fout gemaakt is en dat retortenhuizen in plaats van retortenbuizen bedoeld zijn.

Bron:
Van A.F. Smulders tot Werf “Gusto” voorheen Firma A.F. Smulders 1862-1911.
Tekst & Research: ir. B. Boon,
Tekst bewerkt en aangevuld door: St.-Erfgoed Werf Gusto.

Foto: 1. De Oostergasfabriek Amsterdam gefotografeerd in 1890. Bij elkaar omvatte de levering van Smulders zo’n 2.000 ton staal (Tilburgsche Courant 10 december 1885).
Foto: Collectie Stadsarchief Amsterdam – Fotograaf: Onbekend.
Foto: 2. De foto laat zien dat retortenbuizen** voornamelijk gietwerk betreffen en zouden wat dat betreft bij andere Smulders producten passen, zoals het gietwerk van stoommachines.
Foto: Collectie Stadsarchief Amsterdam – Fotograaf: Onbekend.

 

Laatst bijgewerkt op: 11 augustus 2024

C.W. Smulders

Leestijd: 2 minuten

Carolus Wilhelmus (Charles) Smulders werd in 1842 geboren als vierde zoon van Smulders. Op 4 juni 1868 trouwde hij met Regina Maria Anna Leysten. In 1869 kocht hij zich in in het bedrijf van zijn oudere broer. Na verplaatsing van het bedrijf naar Utrecht woonde Charles in een 18e-eeuws pand op het adres Bemuurde Weerd 3 Westzijde, recht tegenover het huis van zijn broer. In het huis van Charles waren meerdere technische mozaïeken aangebracht.. Een daarvan stelde een locomotief van de serie 300 S.S. voor. Dit mozaïek is later naar het Spoorwegmuseum overgebracht. Het is niet bekend of deze mozaïeken iets te maken hadden met de producten die het bedrijf fabriceerde of dat ze uitsluitend de technische interesse van de bewoner uitbeeldden.

Het pand Bemuurde Weerd 3 is later de sociëteit geworden van SSRU, de Societas Studiosorum  Reformatorum afdeling Utrecht. Na enkele tussenliggende andere aanwendingen is er tegenwoordig het popcentrum Ekko gevestigd.

In de feestrede van 1887 (zie later) wordt hij duidelijk als belangrijk voor het bedrijf gezien. In die tijd was hij lid van de Quadrille club (quadrille is een dans in hogere kringen), iets wat hij zelf, gezien de aanwezigheid van leden van die vereniging bij het feest, als een belangrijke activiteit buiten het bedrijf zag.

In 1888 is Smulders een van de tien leden van een deputatie namens de Koning uit Nederland afgevaardigd naar het gouden priesterfeest van de paus Leo XIII (). In april 1889 krijgt Charles bij Koninklijk Besluit toestemming tot het dragen van het Erekruisv“Pro Ecclesia et Pontifice (voor Kerk en Paus)hem door de Paus geschonken.

Toen in 1894 het bedrijf zijn hoofdvestiging in Slikkerveer kreeg, trad Charles uit de directie en bleef in Utrecht wonen. Hij woonde op dat moment vlak bij het Station Staatsspoorweg. Hij mocht zijn grond uitbreiden van een naastgelegen stuk dat aan de Staat toebehoorde. Dit gebeurde door ruiling tegen iets verderop gelegen grond en een bijbetaling. Dit moest bij wet bekrachtigd worden. Smulders verkreeg een strook grond ter grootte van 34 centiaren (= 34 m2 ) van het Stationsplein, tegen ruiling van een stuk grond op de hoek van het Stationsplein en de Leidschenweg ter grootte van 15 centiaren (=15 m2 ) en een bijbetaling van f 1650.

Charles was een liefhebber van paardrijden. In 1897 kocht hij op een veiling de bekende 4-jarige harddraver De Vliegende Hollander voor f 1525. In 1896 nam hij met dit paard, bereden door J.C. de Boer, deel aan de harddraverijen te Alphen aan den Rijn. Charles overleed 16 januari 1900.

Bron:
(Nederlands Patriciaat 85 2003/04)
Nederlandsche Staatscourant 30 Juli 1869
Culemborgsche Courant 1 Januari 1888
Algemeen Handelsblad 18-4-1889
De Tijd 7 Juli 1894
Utrechts Nieuwsblad 6 Maart 1894
Schoonhovensche Courant 22 Juni 1895
Algemeen Handelsblad 26 September 1896
De Tijd 17 Januari 1900)

Laatst bijgewerkt op: 25 april 2024

Kranen en Bokken

Leestijd: < 1 minuut

Smulders bouwde ook kleinere kranen, zoals de afgebeelde Fairbairn kraan (Foto 1). Hefvermogen 1500 kg, bouwnummer 342. Het bouwjaar is  niet bekend. Volgens de bekende bouwnummerlijst was Bnr. 342 de in 1908 gebouwde zeewaardige profielzuiger Po. Kennelijk werden er in die tijd verschillende bouwnummerlijsten gebruikt, bijvoorbeeld voor kleine en grote opdrachten of afhankelijk van de bouwlocatie (Slikkerveer of Utrecht). Maar definitieve uitspraken hierover kunnen niet gedaan worden.

Een Fairbairn kraan had een gebogen kraanarm uitgevoerd als plaatconstructie. De onderzijde, de drukzijde, bestond (soms) uit een soort dubbele bodem met langsverstijvers teneinde die plaat effectief in druk te laten zijn. Fairbairn heeft dit systeem in 1850 gepatenteerd (W. Fairbairn, W. Pole: The life of Sir William Fairbairn, Bart, p. 320). Het hijsen gebeurde niet door middel van een lier, maar door de hijsdraad enkele malen over een hydraulische plunjer te leiden. Hierdoor werd de hijshoogte bijvoorbeeld twee of vier maal de slag van de plunjer.

Foto:1.

Laatst bijgewerkt op: 31 mei 2024

Bouwopdrachten A.F. Smulders Den Bosch

Leestijd: < 1 minuut

Bouwopdrachten A.F. Smulders

Bnr.JaarNaamWerkBestemming
1868MaasbommelStoomgemaalNederland
1869's-Hertogenbosch2 Sneeuwsleden
2 Grindwalsen
10 Tolbomen
100 Toltariven
Nederland
1869's-HertogenboschStoomketel GasfabriekNederland

 

Laatst bijgewerkt op: 9 maart 2024