In november 1907 werd ten kantore van Werf Gust onder het toeziend oog van de directie van A.F. Smulders en een afgezant van het Argentijnse M.O.P. (Ministry Of Public Works) een contract getekend voor de levering van twee drijvende kranen met een hijsvermogen van respectievelijk 60- en 100-ton voor de haven van Buenos Aires. De kranen zouden volgens tekening geleverd worden naar voorbeeld van een door M.O.P. in 1891 aangekochte drijvende kraan van het Duitse bedrijf A. Sachsenberg te Rosslau a.d. Elbe. Deze kraan met een hijsvermogen van 35 ton was te lichte en slechts de enige om de toenemende vraag naar zware hijscapaciteit in de Argentijnse haven te kunnen uitvoeren.
De twee kranen (Foto: 1) met de bouwnummers 339 en 340 voor respectievelijk de 100-ton en 60-ton kraan staan in de bouwlijsten vermeld als ‘Puerto de la Capital 1 & 2′. Eenmaal afgeleverd in 1908 in Argentinië werd de naam gewijzigd voor de 100-ton kraan in G 3 en voor de 60-ton kraan in G 2. (De G stond voor het Spaanse woord `Grua’, hetgeen ‘Kraan’ betekent).
De samenwerking tussen Smulders en het Argentijnse ministerie begon al in 1904 met de opdracht van twee 300 pk dubbel-schroefi’s gasboten (Foto: 2 & 3) voor het Argentijnse gouvernement. Deze werden nog gebouwd en te water gelaten op de oude werf in Slikkerveer. In 1906 gevolgd door de opdracht voor drie sleepboten van 250 pk elk. De goede samenwerking tussen beide partners resulteerde waarschijnlijk in de opdracht voor de twee drijvende kranen. In amper 10 maanden tijd was de order afgerond en waren beide kraanschepen onder eigen stoom behouden aangekomen in Buenos Aires, waar zij meteen werden ingezet.
De kranen werden bijna midscheeps geplaatst in verband met de stabiliteit. Het contragewicht hing in een bak achter de niet verstelbare giek. Het schip van de 100-ton kraan is te water gelaten op 21 mei 1908. De lengte was 47 m., de breedte 17 m. en de holte 4 m.. De kraan stond op een schip met eigen aandrijving door twee schroeven. Het vaartuig was uitgerust met twee compound machines, die gezamenlijk 540 I.P.K. leverden met aangegoten condensors. Deze machines dreven elk een lucht-, voeding-, en lenspomp aan Het circulatiewater voor beide machines werd geleverd door een centrifugale circulatie pompmachine. Het kraanwerk werd gedreven door een compound machine van 150 I.P.K., voorzien van onafhankelijke condensor met lucht- en circulatiepomp.
Verder was het schip voorzien van twee stoom-verhaallieren, een stoom-ankerlier, een centrifugale salvage pompmachine en stoompompen voor ketelvoeden, lenzen en verschillende andere doeleinden. De stoom voor deze machine werd geleverd door twee scheepsketels elk van 100 m2 warmte oppervlak en acht atm. druk. Na voltooiing voer de 100-ton kraan evenals de 60-ton kraan onder eigen stoom naar Buenos Aires.
Rond 1909-1910 begon Werf Gusto met de uitwerking van een geheel eigen ontworpen en ontwikkelde drijvende kraan. Uitgangspunt was dat, mede gelet op de eisen van de markt, de hijscapaciteit minimaal 150 ton moest zijn. De kraan was vooral bedoeld voor het werken in grote havens en op scheepswerven. Vooral de marine-scheepswerven hadden behoefte aan drijvende kranen met grote hijscapaciteit in verband met de plaatsing van grote kanonnen en forse stoomketels op de nieuw te bouwen marineschepen. Niet alleen moest de hijscapaciteit voldoende zijn, maar de kranen moesten ook flexibel inzetbaar zijn, 360 graden om hun as kunnen draaien en de giek moest verstelbaar zijn, opdat de vracht eenvoudig in of op het schip geplaatst kon worden vanaf het water.
De kraan, die in 1910 van de tekentafel kwam voldeed aan deze wensen en was in alle opzichten uniek te noemen. Werf Gusto had gekozen voor bevestiging van het kraanhuis aan een tapse kegel. Deze kegel die met een brede voet stevig verankerd was op het achterdek zorgde ervoor dat het dek onder het kraanhuis vrij toegankelijk was en gebruikt kon worden als opslagplaats voor vracht. Datzelfde gold voor het voordek van het kraanhuis. Het dek voor het kraanhuis was geheel vrij om grote vrachten tijdelijk op te plaatsen. Alle machinerieën waren door Werf Gusto in de ponton geprojecteerd, zoals machinekamers, kabelhaspels en manschapsverblijven. De kegelconstructie zorgde niet alleen voor meer ruimte op het dek, maar stelde de kraan ook in staat om 360 graden om zijn as te draaien. Twee grote contragewichten van elk 75 ton aan weerszijden van het kraanhuis zorgden ervoor, dat de kraan onder elke positie kon hijsen en stabiel bleef. Bij een te hijsen last van 150 ton werden de contragewichten door de kraandrijver in de achterste positie gemanoeuvreerd en bleef de kraan horizontaal en verticaal in balans.
Alhoewel de kraan was uitgerust met stoommachines, werd de kracht benodigd voor het hijsen en alle andere functies van de kraan, zoals verlichting verkregen door elektriciteit. De kranen konden worden aangepast aan de wensen van de klant en dat leverde in het verloop van de tijd een reeks kranen op, die zich moeilijk met elkaar laten vergelijken.
Laatst bijgewerkt op: 27 april 2024