Begin 1886 krijgt Smulders ook de opdracht een baggermolen (en een excavateur) te bouwen voor B.A. Wiegerink uit Groenlo en F.E. Terwindt uit Pannerden ten behoeve van het graven in het Merwedekanaal (De ingenieur jrg 1, 1886, no. 1, 02-01-1886). Ook Arnoud Seters, van Van Bekker-van Seters was bij de aanleg van dit kanaal betrokken. J.J. Bekker uit Lent en A.D. van Seters uit Vught hadden de opdracht gekregen voor de aanleg van een gedeelte van het kanaal nabij den Zeijlweg onder de gemeente Maarssen, tot de schutsluis bewesten Utrecht en het omleggen van de spoorwegen (De Ingenieur 28 juni 1990).
Voor de aanleg van het Noord-Oostzeekanaal in Duitsland mocht Smulders een groot aantal excavateurs, baggermolens en elevatoren leveren. Smulders leverde in 1889 naar Duitsland 2 persbaggermachines, 6 excavateurs, 11 gewone baggermachines, 1 vaste en 4 drijvende elevators, 1 zandzuiger en 2 locomobielen met in totaal 36 compound stoommachines van bij elkaar 3984 ipk (De Ingenieur 5(8) 22 februari 1890) en 31 stoomketels met bij elkaar 1788 m2 verwarmd oppervlak. De meeste machines waren bestemd voor werken aan het Noord-Oostzeekanaal, maar ook enkele voor de bruinkoolwinning. In totaal ging het hierbij om een bedrag van 3 miljoen mark. Het was een belangrijk stuk export in tijden waar men over het algemeen klaagde over de Nederlandse concurrentiekracht, met name ten opzichte van Duitsland (Het Nieuws van den Dag 4 februari 1890).
In totaal werden bij de kanaalaanleg 40 drijvende installaties, dus baggermolens en elevatoren, gebruikt (Deutsche Bauzeitung, XXIX, 4 mei 1895). De baggermolens kwamen vooral van de Lübecker Maschinenbau-Gesellschaft, de Schiffs- und Maschinenbau-Aktiengesellschaften Germania uit Berlijn, de Gebr. Schulz uit Mannheim en dus ook Smulders uit Utrecht. Belangrijker was de leverantie door Smulders van de elevatoren.
Zulke elevatoren werden als een typisch Hollands product gezien. In wezen was het een op twee pontons staande baggermolen. Een bak (met ongeveer 100 m3 inhoud) met elders gebaggerde grond kwam tussen de pontons liggen. De grond werd eruit geschept en met water vermengd. Via een schuin naar beneden gerichte goot kon de bagger dan op de wal gestort worden. Op deze manier konden de Hollandse elevatoren ongeveer 6000 m3 per 24 uur verwerken. Een innovatie was dat er twee emmerkettingen parallel aan elkaar lagen. Zij waren onderling zo gepositioneerd dat er steeds een schalm met emmer op de ene ketting naast een schalm zonder emmer op de andere ketting lag. Op deze manier werd, met kleinere emmers, bereikt dat de hoeveelheid grond die tegelijkertijd met water vermengd moest worden, kleiner was bij gelijkblijvende totaal productie. Het spoelproces verliep hierdoor efficiënter. Dit systeem was door Smulders gepatenteerd. Het is op de foto (Foto: 2) niet zichtbaar. De elevatoren werden aangedreven met 100 pk voor de baggerkettingen en 150 pk voor de pompen. De kosten van een dergelijke machine bedroegen 180.000 tot 250.000 Mark.
De goot naar de wal kon gesloten zijn (een buis) waarbij Smulders dan een tussenpomp halverwege de leiding aanbracht. Daardoor konden minder krachtige pompen gebruikt worden en de transportafstand vergroot. Bovendien waren de pompen minder aan slijtage onderhevig. Ook dit was door Smulders gepatenteerd (Fülscher: “Der Bau des Kaiser Wilhelm-Canals”, Zeitschrift für Bauwesen, XLVII, 1897).
Bron:
Van A.F. Smulders tot Werf “Gusto” voorheen Firma A.F. Smulders 1862-1911.
Tekst: ir. B. Boon, bewerkt door D.H. Allewelt
Laatst bijgewerkt op: 10 augustus 2024