Bnr. 709: Kantoeng (1937)

Foto: Digitale Collectie St. Erfgoed Werf Gusto – Fotograaf: Onbekend.

Onder belangstelling van vele genoodigden is hedenmorgen van een der hellingen van de N.V. Werf Gusto. v.h. firma A. F. Smulders te Schiedam te water gelaten de tinbaggermolen “Kantoeng” gebouwd in opdracht van het departement van Koloniën voor de tinwinning in Indië. Tot de genoodigden behoorden o.a. de heeren J. F. W. van der Meulen, hoofd der 5e afdeeling van het ministerie van Koloniën, als vertegenwoordiger van den minister van Koloniën dr. H. Colijn en mr. dr. ir. J. A. M. van Buuren, directeur van het departement van Verkeer en Waterstaat in Ned.-Indië. In de plaats van de echtgenoote van den directeur van het technisch bureau van het departement van Koloniën, die door ziekte verhinderd was, verrichtte hun twaalfjarig dochtertje Ellen Freydanck—Oesinger de plechtigheid der tewaterlating. Te kwart voor tien begonnen de sirenes van de werf en van schepen in de omgeving te loeien en sloeg de flesch champagne tegen den achterkant van de „Kantoeng” stuk. Langzaam begon het logge gevaarte van de helling te glijden en kwam vlot in het water van de Maas terecht. waar juist op dat oogenblik een druk verkeer van schepen heerschte, dat echter ongehinderd voortgang kon hebben. Terug in het directiegebouw dankte de heer F. Smulders, lid van den raad van beheer der Werf Gusto de aanwezigen voor hun belangstelling, in het bijzonder den heer Van der Meulen als vertegenwoordiger van den minister-president en minister van Koloniën, en de kleine Ellen Freydanck—Oesinger, „wier zwakke kinderhand den tinbaggermolen tot zijn element had toegelaten en daarmee een kracht van 70.000 P.K. had ontketend”.

De directeur van het technisch bureau van het departement van Koloniën, ir. H. Frey-danck—Oesinger, herinnerde aan de uitmuntende samenwerking, waarin dit merkwaardige werkstuk was tot stand gekomen en bracht in het bijzonder hulde aan de heeren A. Guyot van der Ham, hoofdingenieur en F. Hartman. technisch hoofdambtenaar van het technisch bureau van het departement van Koloniën, onder wier toezicht deze tin-baggermolen was gebouwd, die een van de grootste, zooal niet de grootste ter wereld is. Schier elke faculteit der technische wetenschap was bij den bouw betrokken. zoowel de scheepsbouw als de werktuigkunde, de mijnbouw, de technologie enz.

Deze opdracht was tevens een bewijs van de onjuistheid der bewering, die wel eens geuit schijnt te worden, dat de Banka-tinwinning niet met haar tijd zou meegaan. Het tegendeel was het geval, het gouvernement stond aan de spits wat betreft het toepassen van de beste en modernste technische hulp-middelen.

Eenige technische bijzonderheden.
Het hooge, logge gevaarte, dat er veeleer uitziet als een drijvende metaalcontructie voor den bouw van een modern bouwwerk dan als iets, dat aan de zee doet denken, is 68 meter lang en heeft een grootste breedte van 20.50 meter en een holte midscheeps van 4.20 meter, terwijl in bedrijfstoestand de diepgang ongeveer 3 meter zal bedragen. De molen heeft een emmerladder van 56 meter lengte, waarmee een baggerdiepte van 28 meter bereikt kan worden. Er zijn 120 emmers van mangaanstaal met een inhoud van 425 liter. Via stortgoten gaat de grond naar twee zeeftrommels en drie naar achter voerende goten, voeren den  grond tot 30 meter achter het schip af. De geheele molen wordt electrisch aangedreven met behulp van electrischen stroom, die onder een spanning van 6000 Volt door een drijvende kabel naar boord gevoerd wordt en daar op bedrijfsspanning getransformeerd. De geheele electrische installatie is van Electro-Slikkerveer.

Er is nog ongeveer twee maanden werk aan de voltooiing van den tinbaggermolen, die op 1 Maart 1937 gereed moet zijn om naar Indië te worden gesleept. Men rekent dat de sleepreis, die wordt uitgevoerd door Piet. Smit’s Internationalen Sleepdienst, ongeveer drie maanden zal duren.

Bron: Nieuwe Schiedamsche Courant, 22/12/1936

“De sleepboten Humber (I) en Schelde (III) vertrokken op 4 maart van de Werf Gusto in Schiedam met aan de tros de voor Banka bestemde tinbaggermolen Kantoeng. Een miljoenenobject. Enkele dagen later, in tamelijk ruw weer, toen de sleep zich ter hoogte van Fowey in het Kanaal bevond, werd de molen zo ernstig lek dat besloten moest worden de runners er af te halen en te trachten een noodhaven binnen te lopen. Kort nadat de runners in veiligheid waren gebracht, kapseisde het gevaarte. Het bleef ondersteboven drijven en spoelde later aan op de kust bij Fowey. Van bergen kon geen sprake zijn.”

Bron: zeesleepvaart.com | Rotterdamsch Nieuwsblad