In tegenwoordigheid van de hoofdingenieurs van het technisch bureau van het departement van Koloniën, de heeren A. Guyot van der Ham en Freijdanck Oesingar, den hoofdingenieur van genoemd bureau, den heer F. Hartman en den heer Professor Caron, alsmede de directie van de Werf Gusto, is de tinbaggermolen ‘Tempilang’, in aanbouw bij de Werf Gusto, firma A. F. Smulders, gisteren te water gelaten. De ‘Tempilang’ is de grootste tot heden voor dit departement gebouwde tinbaggermolen. De hoofdafmetingen zijn: lengte 60 m., breedte 16,08 m. en holte in de zijden 3,90 m.
Hij wordt ingericht zoowel voor het opbrengen en verwaschen van ertshoudenden grond, als voor het verzetten van de daarboven liggende ertslooze lagen. Daartoe wordt de molen uitgerust, behalve den emmerketting, met een zeeftrommel, waschtafels in twee verdiepingen, een steenen goot voor den ertsloozen grond en de nodige pompen en lieren. De molen zal tot 18 meter onder den zeespiegel kunnen baggeren. De emmers van speciaal mangaanstaal, hebben een inhoud van 253 l. elk; zij zijn van het z.g. „close connected”-type, d. w. z. dat de emmers direct aan elkaar worden verbonden en dus geen tusschenschalmen worden toegepast.
De centrale verhaallier, de ladderlier, alle verdere stoommachines enz., worden door de bouwers van het werktuig, de Werf Gusto, zelf vervaardigd. Als hij gereed is, zal de tinmolen naar Nederlands – Indië worden gesleept, waar hij voorloopig in Straat Banka, in zee- of brakwater zal werken.
Bron: Schiedamsche Courant, 18/03/1931; p. 2/6