Bnr. 451: Cambewarra (1913)

Foto: Digitale Collectie St. Erfgoed Werf Gusto – Fotograaf: Onbekend

De Cambewarra is gebouwd en ontworpen door Werf Gusto voor de regering van New South Wales (Australië). Het was speciaal ontworpen om met regelmaat 400 ton basalt van de overheids-steengroeven bij Kiama en Port Kembla te vervoeren. Het werd voorzien van een systeem voor snelle ontlading van deze lading (150 ton per uur). Het was ook ingericht om steenkool te vervoeren en snel te ontladen. Het had twee motoren. Het schip werd gewaardeerd op £ 20.000,00. De Cambewarra was op zijn maidentrip van Werf Gusto naar Sydney onder bevel gesteld van kapitein van der Key (van der Hey in de Verslaglegging van Raad voor de Scheepvaart, MA-3/90 WAM File) met een bemanning van veertien koppen. De kapitein was van plan om door de Strait Torres naar zijn bestemming te varen, maar onderweg had hij berekend dat de sterke stroming in de zeestraat zou betekenen dat het schip meer kolen zou verbranden dan hij aan boord had. Door af te zien van bunkeren in de haven van Cape York, besloot hij door te varen naar Fremantle, en daar kolen in te nemen. Hij had echter niet de beschikking over gedetailleerde kaarten voor deze route.

HET VERLIES
Na het bunkeren bij Colombo in Sri Lanka kreeg de Cambewarra de West-Australische kust in zicht op 1 februari 1914. Vanwege de harde wind, bleef de kapitein dicht onder de kust om de hoeveelheid water die het schip te verwerken kreeg door de zware zeegang te minimaliseren. Het schip passeerde het Geelvink Canal en kon het Point Moore Lighthouse op een afstand van drie mijl zien. Om 1:05 op de ochtend van dinsdag 3 februari, het schip vaart dan 7,5 knopen; raakte het een aantal keren een klif, maar liep niet vast. Vervolgens stuurde het schip weg van de kust op een westelijke koers. Echter de havenschroef was gebroken en het schip begon water te maken via twee grote gaten in de machinekamer. Pogingen om de watertoevoer te stoppen met dekzeilen mislukte. Het binnenstromende water had de ketelvuren gedoofd, zodat stoom werd afgeblazen om de kans op exploderen van de ketels te verminderen. Zonder keteldruk had de Cambewarra geen motorvermogen en stoom voor de stoompompen. Het schip sloeg vervolgens op drift, met de bemanning hard aan het werk aan de handpompen. Bij daglicht was het schip een 4-5 mijl verwijderd van waar het was lekgeslagen. De sloep werd te water gelaten, en onder het bevel van de eerste stuurman, B.J. Staal, twee werktuigkundigen en drie bemanningsleden ,roeiden zij oostwaarts naar de kust (geschat op 14 mijl afstand) om hulp in te roepen. Ze bereikten de wal, en Staal en twee anderen gingen te voet naar het noorden om hulp te zoeken, terwijl de anderen bleven waar ze aan land waren gekomen. Na een 32 km lange tocht, die anderhalve dag in beslag nam, bereikten de drie mannen Dongara. De vuurtorenwachter op Dongara riep vervolgens de hulp in van de havenmeester van Geraldton, die op zijn beurt een boot naar de drie bemanningsleden stuurde, die nog steeds op het strand stonden, om ze op te halen.

Kort na het vertrek van de sloep van het schip, waren twee vissersboten aangekomen bij de Cambewarra. Dit waren de Lapwing, eigendom van Angelo Fortunata, en La Mascott. De zeegang was te hoog voor de Lapwing om langszij te komen, zodat de dinghy werd gebruikt om wat bagage en persoonlijke bezittingen van de Cambewarra over te zetten. Terwijl dit werk werd uitgevoerd lieten de tweede stuurman, W. Roeske, en twee bemanningsleden een kleine rubberboot te water. Ze waren nauwelijks aan boord van deze kleine rubberboot, toen de Cambewarra’s achtersteven onder ging en hevig overhelde naar stuurboord en zonk, waardoor de rubberboot omsloeg en alle drie de mannen onder water gezogen werden. Ze slaagden erin om de oppervlakte te bereiken en werden opgepikt door een van de vissersboten. De zinkende Cambewarra had ook Kapitein van der Key en de eerste ingenieur meegezogen onder water, maar ook zij waren in staat om naar de oppervlakte te zwemmen en werden opgepikt door La Mascott. Beide vissersboten namen de overlevenden mee naar Fremantle, La Mascott had drie man en Lapwing had zes man aan boord. Het feit dat de eerste stuurman en zijn bemanning Dongara hadden bereikt, en dat de drie mannen op het strand ook waren gered, was niet doorgegeven aan Fremantle en dus stuurde de havenmeester de stoomboot Penguin om te zoeken naar de bemanning van de Cambewarra.

Er is een meningsverschil over de overlevenden tussen Totty en Loney. Totty geeft aan dat alle bemanningsleden overleefden, terwijl Loney stelt dat er een verlies was van zes mensenlevens. Verschillende bronnen in WAM File MA-3/90, met inbegrip van de Raad voor de Scheepvaart, procedures en hedendaagse kranten, geven aan dat alle bemanningsleden werden gered.

AANVRAAG
Omdat het schip onder Nederlandse vlag voer, tot de overhandiging aan de regering New South Wales, werd aan de Nederlandse consul in Fremantle, R. Strelitz voorgesteld om een voorlopig onderzoek naar het ongeval in te stellen. De Raad voor de Scheepvaart in Nederland heeft op 15 mei 1914 vastgesteld dat de reden van het zinken van de Cambewarra moet worden toegeschreven aan ‘het raken van een rots op zijn route, die echter niet op de kaart aangegeven stond’. (Verslag van het Raad voor de Scheepvaart, geciteerd in WAM File MA-3/90).

EERSTE BERGING
Afgezien van berging van de persoonlijke bezittingen door de vissersboot Lapwing werd er geen poging tot berging van het schip uitgevoerd. Het schip werd gedekt door de verzekering van Werf Gusto, omdat het contract was afgesloten onder Free of Charge untill safe Delivery in Sydney.

LIGGING
De Cambewarra ligt in diep water op 11,8 mijl van Island Point, 8.37 mijl van Seal Island, 10,8 mijl van Green Head en 8.75 mijl van North Head (alle radar afstanden).

SITE BESCHRIJVING
Het wrak ligt op een N-S-as op een zandbodem op een diepte van 57 meter. Het lijkt vrijwel rechtop te staan, met het onderste deel van de romp begraven tot een diepte van 2-2.5 m. De boeg en achtersteven zijn relatief intact maar het middenschip is naar binnen ingestort. Het wrak is 45-47 m lang en 10-12 m breed midscheeps. Er zijn geen losse artefacten zichtbaar.


Bronnen:
Worsley, P. and J., with Totty, D., 2008. A Windswept Coast: WA Maritime Heritage between the Moore River and the Zuytdorp Cliffs. Special Publication No. 12. Australian National Centre of Excellence for Maritime Archaeology, Fremantle. Daily News 5/2/1914 SRO 430 ITEM 1914/0776 Police Dept West Australian 6/2/1914, p. 7g-h McCarthy, M., 1990, Cambewarra, Unpublished Wreck Inspection Report, Department of Maritime Archaeology, Western Australian Maritime Museum, No.92. Totty, D., Wrecks of WA’s central mainland coast. Private Publication & MA Report, pp 13-16


Stichting Erfgoed Werf Gusto