Deze kranen, die alle net voor of in oorlogstijd (WO I) werden besteld en/of gebouwd hebben langere tijd aan de afbouwkade van Werf Gusto gelegen. Het was, alhoewel Nederland neutraal was in die oorlog, moeilijk zakendoen met beide ‘kampen’. Het viel niet mee exportvergunningen te krijgen voor de kranen, maar ook het vervoer over open water van deze uiterst langzaam voortbewegende objecten achter een sleepboot leverde moeilijkheden op. Sommige kranen, die voor het uitbreken van de vijandelijkheden waren besteld werden afbesteld, alhoewel niet echt duidelijk is welke dat waren.
De afgebouwde kranen werden toegevoegd aan de eigen voorraad en in een aparte onderneming ondergebracht, de ‘Exploitatie van Drijvende Kranen & Mastbokken,’ die de kranen verhuurde aan opdrachtgevers. Deze onderneming heeft bestaan tot 1939 en is toen opgeheven.
‘Anteo’ bouwnummer 446
Een aparte kraan vormde de dubbele kraan (2 x 200 ton) met het bouwnummer 447 voor de Italiaanse Marine. De `Anteo’ (Foto: 7) was speciaal ontworpen om gezonken onderzeeërs te lichten. De bouwtijd bedroeg twee jaar. De kraan werd afgeleverd in 1913. De meeste werden opgeleverd enkele jaren na het beëindigen van W01. De eerste, die verkocht werd was een kleinere versie van de standaard 150-ton kraan voor de haven van het Engelse Hullz (Foto: 8). De kraan was aangeschaft door de Joint Dock Co. Deze zelfvarende 80-ton versie werd afgeleverd in 1919. De ponton was op 2 februari 1915 te water gelaten. Het is niet duidelijk, of de kraan voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, op 28 juli 1914, was besteld of daarna.
‘Mammoth’ bouwnummer 488
De volgende kraan werd pas in 1922 verkocht. Dat was een 200-ton zelfvarende variant (Foto: 9). Deze kraan, die in de administratie stond met het bouwnummer 488, werd verkocht aan de Mersey Docks in Liverpool. De kraan werd aangeschaft bij Gusto, omdat hij klaar was en men hem hard nodig had. De aankoop leverde flinke kritiek in het thuisland op. Men vond het vreemd, dat een land met zo’n grote scheepsbouwindustrie en kraanbouw als Engeland een kraan moest aanschaffen bij het nietige Nederland. Deze kraan moest vaak grotere afstanden afleggen over open water. De kraan moest ondanks eigen aandrijving begeleid worden door minimaal een sleepboot, daar het moeilijk was met de ietwat `underpowered’ kraan een rechte lijn aan te houden.
Het was ook na de ervaringen met deze kraan, dat Werf Gusto besloot te stoppen met het aanbieden van drijvende kranen met eigen aandrijving (tenzij de kraan op een schip werd geplaatst en niet op een ponton). Bijkomend voordeel was, dat Werf Gusto de kranen goedkoper kon leveren, wat weer leidde tot een verbeterde concurrentiepositie. De ponton van de 488 was al op 14 november 1914 te water gelaten. Van deze kraan werd beweerd, dat ze was afbesteld door Rusland na de politieke ommekeer in 1917.
‘Titan II’ bouwnummer 489
In 1922 kwam de drijvende kraan ‘Titan 1’ van de Engelse scheepswerf ‘Swan Hunter’ uit Wallsend in nood, kapseisde en zonk. Deze kraan was een spil in het productieproces. Het verlies van de kraan stelde de werf voor grote problemen. Nieuwbouw kostte te veel tijd en men keek om naar een kraan, die snel aangekocht kon worden en de meteen inzetbaar was. Men vond die opvolger in Schiedam. De zelfvarende kraan met het bouwnummer 489, waarvan de ponton al op 29 augustus 1914 te water was gegaan lag kant en klaar te wachten aan de afbouwkade in Schiedam op een koper (Foto: 10). De Engelsen kochten de kraan en voegden hem snel toe aan het arsenaal. De kraan kreeg de naam ‘Titan II’. De kraan voldeed uitstekend en heeft eind 70’er jaren een nieuwe ponton gekregen, die door Swan Hunter zelf gebouwd was. De oude ponton is in Engeland gesloopt. Na het plaatsen van de kraan op de nieuwe ponton werd de naam gewijzigd in ‘Titan III’.
Laatst bijgewerkt op: 27 april 2024