In de oorlogsjaren (40-45) zijn in Rotterdam e.o. zeker 24 betonschepen van hetzelfde type in opdracht gegeven waarvan er ongeveer 20 met naam bekend zijn, vele zijn afgebouwd en zijn nog jaren na de oorlog in gebruik geweest. Ze werden gebouwd in opdracht van Dyckerhoff & Widmann KG (een Duits Cementconcern) op verschillende werven in Rotterdam.
Bouwplaats Rotterdam (Merwehaven)
In Rotterdam bevonden de bouwplaatsen van Dyckerhoff & Widmann KG voor de betonnen schepen zich in de Merwehaven, een in de jaren twintig aangelegde haven op de rechter noordoever van de Maas, aan bestaande kades. Met behulp van drijvende kranen werden daar de betonnen casco’s te water gelaten. Voor verdere afbouw brachten sleepboten de rompen naar geselecteerde kleine scheepswerven.
Tot deze leveranciers behoorden onder meer de Ceuvel-werven in Amsterdam en de bedrijven van Brink, van der Ben in Rotterdam en Werf Vlaardinger Oost in Vlaardingen. Daar werden alle machines, toebehoren, faciliteiten en uitrusting met behulp van conventionele scheepswerftechnologie gemonteerd op de rompen, die al een gietstalen fundering hadden. Het bouwtoezicht werd uitgevoerd door Germanischer Lloyd volgens speciale voorschriften voor de bouw van schepen van gewapend beton. In Rotterdam konden in een batchproces twee scheepsrompen per maand worden vervaardigd, verdeeld over zes bouwplaatsen. In totaal werden slechts negen schepen in de vaart genomen. Alleen in Rotterdam kon de bouw van betonnen schepen tot het einde van de oorlog doorgaan. Van hieruit arriveerden in de eerste maanden van 1945 verschillende onvoltooide betonnen schepen in Duitsland.
Ook werden schepen op de scheepswerven Porsgrunn Mekaniske Verkstad en Langesund Mekaniske Verkstad in Noorwegen afgebouwd. Dit gebeurde tot op zekere hoogte ook later (zie hieronder), en dus kon je in de jaren vijftig in de Noorse wateren betonnen schepen tegenkomen gebouwd in Larvik en Rotterdam, genaamd Rensfjord, Renshavn, Renstind.
Dit schip, dat momenteel als ‘Riverboat’ ligt afgemeerd in Lubeck en in gebruik is als restaurant, wordt verondersteld gebouwd te zijn in Rotterdam als ‘Kunibert’. De publicist van de studie waarin dit vermeld wordt komt zelf al tot de conclusie dat de historie van het schip slecht gedocumenteerd is. Hij spreekt ook over ‘waarschijnlijk’ in Rotterdam gebouwd. Op een Ierse website komt men tot de conclusie, dat het schip niet in 1942 in Rotterdam is gebouwd, maar in 1918 voor een baggerbedrijf in Nijmegen. Men baseert dit op de afmetingen van de romp en een publicatie uit het blad ‘Het Schip’, waarin men refereert aan een publicatie over een op een rijnaak gelijkend baggerschip, ‘Internationale 10’ geheten. Dit schip, gebouwd in 1918, voldoet volgens hen aan de afmetingen van het schip in Lubeck. Volgens hen heeft de firma Dyckerhaff & Widmann in de periode 1940-1945 geen enkel schip gebouwd met deze afmetingen. Over de bouwer van het schip, het Duitse bedrijf Dyckerhaff & Widmann, zijn beide publicisten het eens.
Dit betonnen schip (St.-Jozef), dat is gebouwd in het Rotterdamse Gemeentedok IV, is tussen 1942 en 1944 gebouwd door de firma ‘La Maison Saintrapt et Bricein’1 in opdracht van de toenmalige Duitse regering. Het schip was bedoeld als tanker om Duitse onderzeeboten te bevoorraden. Het schip werd in 1944 naar de haven van Antwerpen gesleept. Na de bevrijding van Antwerpen in 1944 werd het schip geconfisqueerd door de Belgische regering. Het kerkschip Sint-Jozef wordt sinds 1952 gebruikt door het apostolaat der schippers.
Noten:
1. Tegenwoordig onderdeel van de Vinci-Groep.
Bronnen:
Concrete Shipbuilding in Germany – Danker-Carstensen, Peter
The Crete Fleet –
Laatst bijgewerkt op: 27 november 2023