Het contract voor het booreiland Ile de France (Bnr. 314)

Leestijd: 3 minuten

Het was in het voorjaar 1964 dat een directeur van de Franse boormaatschappij Forasol op bezoek was bij Shell den Haag om te spreken over hun boorwerkzaamheden in de Sahara voor Compagnie Française de Pétrol en ook voor Shell.

Bij het afscheid nemen vroeg de Franse directeur of Shell wellicht een Nederlandse onderneming kende die booreilanden kon ontwerpen en bouwen voor de kust van Senegal omdat CFP in de markt was voor een vele jaren durend boorcontract waar Forasol veel belangstelling voor had. Shell vertelde dat zij twee van zulke maatschappijen kende: de Werf Gusto in Schiedam en de Rotterdamse Droogdok Maatschappij. De directeur, die nog een vlucht naar Parijs terug moest halen vroeg: “En welke van die twee is het dichtste bij vanaf dit kantoor”? Hij kreeg te horen dat dit de Werf Gusto in Schiedam was. Hij nam een taxi en kwam tegen een uur of drie op de Werf aan en meldde zich bij de receptie. Die belde de directiesecretaresse van Guust Smulders, die op haar beurt bij Guust naar binnen liep en hem vertelde dat er een Franse mijnheer met iemand wilde spreken. Guust zei: “Vraag Robert maar om even te gaan praten”. Robert Smulders ging vervolgens naar de grote zaal waar de Fransman zat te wachten met een kopje thee.

De Franse directeur vertelde hem het hele verhaal de nadruk erop leggend dat het om een langdurig boorcontract zou gaan en dat daardoor de bouwfinanciering in ieder geval voor een deel te overbruggen zou zijn. Robert belde toen Guust (uiteindelijk was Robert net 3 jaar in dienst en kon en mocht niets beslissen) en vroeg hem er even bij te komen omdat het relaas van de Fransman een zeer serieuze indruk maakte. Guust kwam erbij en de Fransman herhaalde zijn verhaal waarna Guust, ook onder de indruk van zo’n kans op werk zonder openbare aanbesteding, Harrie Smulders (algemeen directeur van Werf Gusto) belde om er ook bij te komen en de Fransman deed nogmaals zijn verhaal.

De conclusie van die middag was dat Werf Gusto zeer geïnteresseerd was en dat Guust Smulders de week daarop naar Parijs zou gaan om de directie van Forasol te ontmoeten:

– In Parijs vond een zeer positieve bespreking plaats, maar de President van Forasol schrok erg van de hoogte van de investering nadat Guust Smulders een grove schatting van de te verwachte kosten had gemaakt. Hij reageerde toen meteen dat dit bedrag veel te hoog voor Forasol was en of Werf Gusto niet met hen mee wilde investeren.

– Harrie en Guust Smulders brachten dit voorstel de volgende maandag in de wekelijkse vergadering met de andere vennoten in I.H.C. Holland ter tafel en stelde voor dat I.H.C. Holland voor 50% mee zou investeren in Forasol waar tegenover een contract voor de bouw van een groot booreiland zou staan. Werf Gusto zou de bouw (manuren en flinke winst) bij I.H.C. Holland onderbrengen. Dit was niet vanzelfsprekend omdat de bouw van booreilanden niet in het samenwerkingscontract van I.H.C. Holland thuishoorde net zomin als de SBM’s van de Gusto.

– De week daarop kreeg Werf Gusto te horen dat alle andere vennoten tegen deze deelname waren: Wij begrijpen die markt niet, het is geen bagger!

– De directie van de Gusto riep een bijzondere vergadering van de Raad van Commissarissen bijeen om deze investering te bespreken. In die raad zaten toen: Prof. A.H.M. Albregts, Voorzitter en hoogleraar in Tilburg, de Heer J.W.J. Ackermans, Voorzitter van de Raad van Bestuur van de Belgische baggeronderneming Ackermans & Van Haaren (“Oom Jan” voor Guust Smulders) en de Heer Ir. J.G.A.M. Biermann schoonvader van Hein Jan Smulders, zoon van Henri Smulders, oudere broer van Frans Smulders. * 

– Tijdens deze vergadering kwamen directie en commissarissen tot de conclusie dat deze investering voor de Werf Gusto te groot was en dat aan Forasol moest worden bericht dat Werf Gusto wel bereid was voor een lager bedrag mee te doen. 

– Groot was de verassing en genoegdoening voor Harrie en Guust Smulders toen in de daaropvolgende week een chauffeur uit Antwerpen een brief van Ackermans & Van Haaren kwam brengen waarin Jan Ackermans aanbood voor 33% mee te doen in de oprichting van de boormaatschappij Foramer, een Franse Maatschappij met de hoofdzetel in Parijs. De aanvankelijke deelname was dus 33% voor Ackermans en Gusto ieder en 33% voor de Fransen.

De I.H.C. Holland vennoten die unaniem tegen deze deelname waren kregen er een jaar later deze investering toch bij. 



Bron:
Originele tekst: R.  Smulders 

Bijgewerkt voor publicatie door: St. Erfgoed Werf Gusto

*Dit was voor de oprichting van I.H.C. Holland N.V. (1965) toen de Raad van Commissarissen nog voor het overgrote deel was samengesteld middels leden uit de families van de aangesloten werven bij IHC Holland.


Laatst bijgewerkt op: 31 mei 2024

Geschiedenis van een Schiedamse scheepswerf