In november 1880 verlengde de Gemeente Amsterdam de pacht voor het grondstuk van de Hollandsche Manege niet langer. Het plan bestond om de Leidsegracht door te trekken tot de Singelgracht en de manege stond daarbij volledig in de weg. In het Algemeen Handelsblad van 25 december 1880 verscheen een oproep tot het bijwonen van een vergadering in de Eensgezindheid aan het Spui. Daar zouden de plannen worden gepresenteerd voor een nieuwe manege. De uitnodiging was ondertekend door enkele vooraanstaande Amsterdamse burgers als Van Eeghen, Wertheim en Kappeyne van de Copello.
Tijdens de vergadering op 27 december werd een Naamloze Vennootschap opgericht met een kapitaal van twee ton, waarvan ƒ 60.000,- was bestemd voor de grond en ƒ140.000,- voor het gebouw. Men kon oprichtersaandelen kopen voor ƒ 2.500,- per stuk en dan gratis zijn paard stallen, of gewone aandelen van ƒ 1.000,- die recht gaven op ten hoogste 3% van een eventuele winst. De onderneming zou worden beheerd door één tot drie directeuren. Al op de avond van de vergadering was voor ƒ 145.000,- ingetekend.
Een commissie onder voorzitterschap van mr. J. Kappeijne van de Copello kwam onmiddellijk in actie. Er werd een terrein van 2700m² aangekocht tussen de Verlengde Vondelstraat en de Vondelkade, zoals toen het Amsterdamse deel van de Overtoom ging heten, op de grens tussen Amsterdam en Nieuwer-Amstel. Dit gebeurde op aanraden van de architect A.L. van Gendt, die zelf op de Vondelkade woonde. Van Gendt haalde zijn inspiratie uit Wenen, van de wereldberoemde Wiener Hofreitschule. Een muziekzaal kwam er niet meer, maar wel een balkon voor een strijkje. Naar het Weense voorbeeld waren rondom staanplaatsen voor publiek en aan de korte zijden tribunes voor hoge gasten. Er werd in de Vondelstraat voortdurend uitgebreid, maar steeds op het binnenterrein, waardoor de Vondelstraat altijd het karakter van een woonstraat behield. De bedrijfsvorm, eigenaren en directeuren wisselden elkaar in rap tempo af. Gedurende de twintigste eeuw waren er steeds wel geld zorgen. Het hielp ook niet dat het paardrijden in het Vondelpark verboden werd om plaats te maken voor het fietsen. De ruiters moesten het doen met een kleine buitenbak of hun rijdier per trailer transporteren.
Begin zeventiger jaren dreigde het gebouw te worden gesloopt. Joop Ritmeester van de Kamp, toen voorzitter van de Vereniging ‘De Hollandsche Manege’, wilde het gebouw afbreken en een nieuwe manege in het Amsterdamse Bos bouwen. De sloop werd afgeblazen na heftige protesten, waaronder een actie van een groepje leden van de Vereniging ‘De Hollandsche Manege’, samen met de kunsthistorica Lydia Lansink. In 1986 werd het gebouw geheel gerestaureerd. In 2007 vierde de manege haar 125-jarige jubileum. Sinds 28 mei 2009 kunnen de paarden ook buiten lopen, in de ‘Koeienweide’ van het Vondelpark. In oktober 2014 opende minister Jet Bussemaker een ‘Levend Paardenmuseum’ in de Hollandsche Manege. Het zogenaamde rijden in de Vondelcarrousel in dameszadel is in 2015 op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed geplaatst.
Bron: http://www.theobakker.net/
Stichting Erfgoed Werf Gusto
Laatst bijgewerkt op: 25 april 2022