In 2025 viert Schiedam dat het 750 jaar geleden stadsrechten kreeg. Het is in dat jaar dan ook op de kop af pas 120 jaar geleden dat de gebroeders Henri en Frans Smulders hun nieuw gebouwde scheepswerf “Werf Gusto” openden (1905) in Schiedam, gelegen aan de Nieuwe Maas. Met deze werf trokken ze de stad Schiedam uit het economisch vacuüm dat was ontstaan door de ineenstorting van de Branderijen.
Het succes van de werf bracht nieuw leven en elan in de ten dode opgeschreven stad. Het succes werkte aanstekelijk op andere metaalbedrijven/scheepswerven die, zoals bijvoorbeeld Wilton en Fijenoord, niet langer gewenst waren met hun havenblokkerende scheepswerven in Rotterdam. Ook deze werven vestigden zich in Schiedam, evenals scheepswerf “De Nieuwe Waterweg” en later de werf van A. de Jong. Alleen al deze ontwikkeling in amper 20 jaar van een uitgebluste stad naar een regio met een kerngezonde industrietak “de Scheepsbouw” genaamd, verdient meer dan een website!
Spreek een willekeurige oudere Schiedammer over de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw en hij of zij zal u met vuur vertellen over de duizenden arbeiders, die aan het eind van de werkdag en masse de scheepswerven verlieten, zoals bijvoorbeeld Werf Gusto (WG), Wilton Fijenoord (WF) en De Nieuwe Waterweg (NW). De duizenden bevolkten aan het eind van de werkdag de straten van Schiedam, als zij massaal op weg gingen naar huis! Dat waren de hoogtijdagen van de scheepsbouw in Schiedam. Zij waren Schiedam.
Gekscherend werd er in die tijd weleens gesproken over twee soorten Schiedammers: de ene soort werkte bij Werf Gusto en de andere soort werkte bij Wilton-Fijenoord. Eind zeventiger jaren sloeg het economisch noodlot toe voor de scheepsbouw en gingen de scheepswerven bijna in zijn geheel voor Schiedam verloren, uitgezonderd de scheepsreparatie.
Op een enkele wanddecoratie na in de wijk Nieuwland, die moet herinneren aan de aanwezigheid van de werf Wilton-Fijenoord (toen rond de 8000! werknemers) en een particulier initiatief dat een ‘Monument voor Werf Gusto’ van de grond kreeg, is er niets dat herinnert aan die glorieuze scheepsbouwtijd van Schiedam en haar bewoners. Hoe anders verging het de voorloper van de Scheepsbouw in Schiedam: de jeneverindustrie. Over deze laatstgenoemde industrietak verzuchtte zelfs de Schiedamsche Courant van 20 april 1885 in een artikel over een ingezonden werkstuk naar de Wereldtentoonstelling in Antwerpen (1885) van Kunstsmederij G.J. Vincent & Co, “dat Schiedam nog in iets anders kan uitmunten dan in de fabricage van sterke dranken”.
De gemeente Schiedam had de branders-industrie in de 18e eeuw ruim baan gegeven, nadat de stad o.a. door verzanding van de Maas steeds verder van het water kwam te liggen en daardoor de scheepvaart, de vroege scheepsbouw en zeker de visserij geen mogelijkheden meer bood. Ook grote buur Rotterdam was voor de havenactiviteiten van Schiedam een niet te stuiten concurrent. Er was eind 19e eeuw zo weinig geld onder de Schiedammers dat zelfs een nouveauté als de paardentram al enkele jaren na introductie voorgoed naar de remise kon. Toen in Schiedam het water tot aan de lippen was gestegen en men in opperste wanhoop ergens anders gevestigde bedrijven (via de Vereniging Schiedam Vooruit) ging aanschrijven met het verzoek toch vooral te overwegen hun nering naar Schiedam te verplaatsen, kwam er een brief uit Rotterdam van A.F. Smulders gericht aan de gemeente Schiedam.
Deze ondernemer had een IJzergieterij in Utrecht, een Ketelfabriek in Grâce-Berleur (België) en een scheepswerf in Slikkerveer. Echter, de laatste barstte uit zijn voegen door de vele opdrachten, die het bedrijf kreeg uit de baggersector. Een segment waarin het bedrijf zich vanaf 1880 was gaan specialiseren, aangespoord door de enorme vraag naar dit soort vaartuigen voor het te graven Panamakanaal, het onderhoud van het Suezkanaal, de kanalisatie van de Rijn in Duitsland, het graven van het Merwedekanaal en de grote Duitse werken aan het kanaal van de Noordzee naar de Oostzee.
Werkend vanuit hun kantoor in Rotterdam stuitten zij op hun zoektocht naar een nieuwe locatie voor een toekomstige grotere scheepswerf op een stuk uiterwaard in de wijk Nieuw-Mathenesse in Schiedam dat grensde aan de Nieuwe Maas. Open water naar zee! Smulders deed in 1901 een bod op de grond aan de gemeente Schiedam met het vaste plan de grond te kopen. Er is een vrij lange tijd overheen gegaan eer de gemeente Schiedam tot inzicht kwam dat als ze bleef vasthouden aan de voorwaarde de grond te verhuren i.p.v. verkopen, ze waarschijnlijk met lege handen bleef staan.
We weten inmiddels dat Henri en Frans Smulders daar vanaf 1905 een bedrijf hebben neergezet met een wereldreputatie voor baggermaterieel, kraanbouw, grote scheepsbouw, staalconstructies, zoals bruggen, en later, als onderdeel van IHC Holland NV, Offshore producten, zoals boorschepen en grote offshore kranen. De werf ging in 1965 geheel (de familie Smulders verkocht de werf) op in IHC Holland NV en vormde samen met andere onderdelen van IHC Holland NV de divisie Offshore. De werf heeft in 1978 als gevolg van politieke besluitvorming haar poorten moeten sluiten. Zo ook verging het enige jaren later Wilton-Fijenoord.
In de periode van 1905 tot aan 1978 heeft het bedrijf duizenden Schiedamse gezinnen van werk en inkomen voorzien. In de hoogtijdagen werkten er 2200 man/vrouw, tellen we daar dan ook de werknemers van de andere Schiedamse werven bij op, zoals Wilton-Fijenoord, de Nieuwe Waterweg en A. De Jong, dan praten we over ruwweg 12000 gezinnen met een gemiddelde samenstelling van 4 personen. Dat zijn 48000 mensen die daar direct van leefden. Dan laten we de toeleveranciers nog buiten beschouwing. Op een totale bevolking van 75000 inwoners in alleen Schiedam, betekende dit dat de scheepsbouw/reparatie meer dan de helft van de stad direct van werk en inkomen voorzag.
Wie nu denkt dat na de ontmanteling van de productiefaciliteiten de van de scheepsbouw in Schiedam er iemand opgestaan is, die zich hard maakte voor een “Scheepsbouwmuseum” of iets van dien aard dat het grote belang van deze industrietak voor de stad Schiedam en haar bewoners in woord en beeld uitdraagt, komt bedrogen uit.
Uiteindelijk is Schiedam nog steeds wereldwijd hoofdstad van de Offshore. De stad heeft het grootste aantal innoverende Offshorebedrijven binnen haar stadsgrenzen (GustoMSC, Huisman, Mammoet, Jumbo Offshore om er een paar te noemen). Deze titel heeft ze te danken aan het feit dat in 1958 Werf Gusto begon met de bouw (het eerste Offshoreproject) van het eerste in Europa gebouwde booreiland voor op zee rustend op acht poten, de ‘Seashell’.
Het werk dat verzet wordt, om de gedachtenis aan de werf en de scheepsbouw in Schiedam in leven te houden en het belang voor het nageslacht, wordt ook onderschreven door de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Ze heeft besloten de websites van Werf Gusto, die door de Stichting Erfgoed Werf Gusto onderhouden worden, op te nemen in haar database, opdat mensen altijd gebruik kunnen maken van de informatie over de geschiedenis van de scheepswerf.
In 2019 werd de website van Werf Gusto genomineerd voor de “Geschiedenis Online” prijs. Websites voldoende, maar het enige wat nog ontbreekt, is een fysiek museum! Voor zoiets ingrijpends moet je wel het stadsbestuur meehebben. Als we de handel en wandel en de berichtgevingen van het huidige stadsbestuur volgen (2024) rijst bij ons het vermoeden dat Schiedam eerder een Slavernijmuseum heeft dan een Scheepsbouwmuseum.
Tekst: D.H. Allewelt (St.-Erfgoed Werf Gusto)
Laatst bijgewerkt op: 12 september 2024