Anthony Nolet, de eigenaar van de ijzergieterij en van de stoommolen „De Cycloop”, was op 24 januari 1861, juist één week voor zijn zesenzeventigste verjaardag, overleden. Zijn zaken werden voortgezet door zijn zoons Cornelis Nolet Azn., geboren 1829, en Arnoldus Nolet Azn., geboren 1831. Dezen hadden een compagnieschap aangegaan onder de firma C. Nolet, die bij notariële acte in 1865 ontbonden werd. Bij die gelegenheid kreeg Cornelis het recht om de ijzergieterij en de stoommolen te drijven. Onmiddellijk — 30 januari 1865, de dag van de ontbinding van de oude firma — werd een nieuwe firma gesticht onder de naam Nolet & Driessen. De stichtingsakte had een looptijd tot 31 december 1870 en moest bij niet-verlenging zes maanden tevoren worden opgezegd. Dat laatste gebeurde. De firma Nolet & Driessen werd geliquideerd bij acte van 8 januari 1870, waarbij ook bepaald werd dat de afwikkeling zou lopen over de kassiers Visser, Walraven en Hoppe in Schiedam of over R. Mees & Zoonen in Rotterdam. Op 18 maart d.a.v. werd de ijzergieterij geveild voor de notarissen mr. K. Poortman in Schiedam en L. P. Rietstap in Rotterdam. Ze bracht het tot ƒ 15.600, —. Afslag en definitieve toewijzing hadden plaats op 26 maart, maar hierover zijn geen gegevens.
Waarom de firma Nolet & Driessen geliquideerd werd is onduidelijk. Wel mag men aannemen dat Cornelis Nolet daarna de financiële middelen miste om óf de ijzergieterij óf de stoommolen in eigen beheer te houden. Voor de ijzergieterij was in Schiedam blijkbaar geen belangstelling meer: ze werd opgeheven. De molen “De Cycloop” werd in bedrijf gehouden door een combinatie van drie branders uit Schiedam, één uit Rotterdam en één uit Utrecht, met C. Nolet als directeur. Deze stierf — 42 jaar oud – in 1872.
Wat Arnoldus Nolet betreft: hij had zijn hart verpand aan de scheepsbouw. Op 29 december 1864, dus al voor de ontbinding van de firma C. Nolet, had hij een vennootschap aangegaan met de heren D. en G. Christie uit Rotterdam voor de bouw en reparatie van ijzeren schepen en machines. De Christie’s hadden in Schoonderloo, gemeente Delfshaven, een werf, die in de eerste jaren na Nolets toetreden tot de firma een kleine honderd werklieden in dienst had. Uit dit bedrijf is via vele reorganisaties en naamsveranderingen “De Rotterdamsche Droogdok Maatschappij N.V.” ontstaan. Arnoldus Nolet is tot 1881 aan de werf verbonden geweest als directeur.
Daarna was hij betrokken bij een vennootschap voor agentuurzaken op industrieel gebied, „A. Nolet & Co.”, die echter in 1884 weer werd opgeheven. Tijdens de periode-Cuylits* was een A. Nolet – waarschijnlijk Arnoldus — directeur van ‘De Nijverheid’. Hij stierf op 20 januari 1892 in Teteringen.
*Op 26 oktober 1888 ontving de gemeente Schiedam een verzoek van de Belgische broers Emile en Hyacynthe Cuijlits om de voormalige scheepswerf en sleephelling ‘De Nijverheid’ voor een periode van 25 jaar te huren tegen een vergoeding van ƒ 2.500 per jaar. De raad keurde het voorstel goed. De som zou in een keer op een rekening gestort worden. Echter daarna begon het touwtrekken om het geld binnen te krijgen. Uiteindelijk betaalden ze een jaar huur vooruit. Echter toen ze aangeschreven werden in 1891 voor de tweede termijn ontving de gemeente Schiedam een brief van de advocaat J. Robin, waarin stond dat de heren Cuijlits niet in staat waren te betalen. Het doek viel definitief voor ‘De Nijverheid’. De sleephelling is waarschijnlijk omstreeks 1891-1892 gesloopt.
Bronnen:
Schiedam in de tweede helft van de 19 eeuw / Dr. H Schmitz pag. 49
Schip en Werf / Anno Teenstra 1956, pag 37, 38, 39
Foto: Gevers Deynootplein gezien vanaf de Badhuisweg in Scheveningen rond 1870. Links en rechts van de Badhuisweg sokkels met levensgrote metalen herten, door koning Willem II tijdens zijn bezoek aan Schiedam in 1846 bij de ijzergieterij van Anthony Nolet besteld. Beeld: 29810 Beeldbank Schiedam / fotograaf: C.P. Wollrabe sr.
Laatst bijgewerkt op: 1 november 2023