Adrianus Willem Jacobus Standaart was een zondagskind, geboren op 12 februari 1882 in Rotterdam. Hij was vernoemd naar zijn grootvader van moeders kant, Adrianus van de Haspel (1824-1911), orgelbouwer bij Kam & Van der Meulen, vooral actief in de Rotterdamse regio, maar leverancier van orgels in het hele land. Zijn opa was er mede-eigenaar van. Hij bracht zijn kleinzoon de liefde voor het vak bij. Het echte ambacht leerde Adriaan bij de wereldberoemde orgelbouwer Pieter Maarschalkerweerd in Utrecht. Adriaan Standaart keerde in 1900 terug naar Rotterdam, vakbekwaam opgeleid en nog maar achttien jaar oud.
Opa Adriaan was als gevorderde zeventigplusser aan het afbouwen, maar had vreugde in het pionieren van zijn kleinzoon. Zo kwam het dat Adriaan Standaart in 1904 met hulp van opa een eigen orgelmakerij kon oprichten onder de naam: Ateliers voor Kerkorgelbouw A. Standaart, gevestigd aan de Scheepmakershaven in Rotterdam. Zoals Adriaan bij de Maarschalkerweerds had gezien, koos hij ook voor een fabrieksmatige opzet, waardoor hij de orgels tegen een voordelige prijs kon leveren. Zo veranderde de bedrijfsnaam in N.V. Standaart’s Orgelfabrieken, inmiddels verhuisd naar de Raephorststraat in het Oude Noorden van Rotterdam en later gevestigd aan de Zoomstraat, iets verderop in de wijk. Maar met de verhuizing naar de Gerrit van de Lindestraat in het Nieuwe Westen kwam hij al dichter bij Schiedam.
Schiedam, bouw van theaterorgels
Tot 1920 bouwde Standaart alleen kerkorgels, maar daarna specialiseerde hij zich in orgels voor concertzalen en ook bioscopen, zodat de ‘stomme films’ van geluid konden worden voorzien. In 1923 kwam Standaart naar Schiedam en vestigde het bedrijf zich aan de Nieuwe Haven 83. Er werkten veertig man. Standaart fabriceerde eenklavierorgels met een degelijke mechanische tractuur. Standaart bouwde in Schiedam meer dan veertig orgels voor theaters in het hele land. Ook het VARA-orgel, de stadhuisorgels op de Coolsingel in Rotterdam en in Schiedam, het kerkorgel van de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB aan de Westvest 90 en het Passagetheater, waar Joop Walvis beroemd mee werd.
Naamloze Vennootschap
In 1928 werd het bedrijf omgezet in een Naamloze Vennootschap met een aandelenkapitaal van ƒ300.000 verdeeld in 300 aandelen van elk ƒ1.000. Er was ƒ155.000 volgestort. In het jaarverslag over 1928 ingediend bij de KvK kunnen we al lezen dat er waarschuwingen in zaten voor de toekomstige ontwikkeling van het bedrijf. Vanwege de hoge invoerrechten en de hoge devaluatie van het Britse pond zag Standaart zich genoodzaakt een fabriek aan te kopen in Londen om de productie daar te starten voor opdrachten verkregen binnen het Verenigd Koninkrijk. Ook in andere Europese landen had Standaart agenturen, zoals bijvoorbeeld in Duitsland. De winstmarges op de afgeleverde concertorgels waren minimaal om de toenemende concurrentie het hoofd te kunnen bieden. Daarom werd, door de tegenvallende afzet, de vestiging in Antwerpen in 1930 gesloten. Dat die sluiting niet geheel glad verlopen is, bleek uit het feit dat de Belgen een proces voerden tegen Standaart wegens verduistering en frauduleuze handelingen. De rechtszaak werd gevoerd eind 1940. Een uitspraak van het Antwerpse gerechtshof hebben we tot nu toe niet kunnen vinden.
Faillissement A.W.J. Standaart Sr.
Vóór het faillissement op 29 mei 1935 richtte A.W.J. Standaart Sr. op 20 februari 1935 met zijn zoons dr. A.W.J. Standaart Jr. en Cor Standaart de “Standaart Orgelfabriek” op. Dit bedrijf wilde de “fabricage van en handel in orgels en muziekinstrumenten en deszelfs onderdelen in den ruimsten zin des woords” voortzetten. Dr. A.W.J. Standaart Jr. werd met zijn vader vennoot in deze firma. Dit bedrijf bleef buiten het faillissement. Met deze constructie konden veel werknemers hun baan behouden. Toen het “oude” bedrijf in 1935 failliet ging, werd het grootste gedeelte van de inventaris overgenomen door de orgelmaker Dekker uit Goes. Voor de onderhoudswerkzaamheden werd voor het faillissement op 18 maart 1935 de commanditaire vennootschap “Standaart orgel onderhoudsdienst” opgericht waarin ook de heer Kavelaars in betrokken was. Op 1 april 1935 werd A.J.W. Standaart Sr. er bedrijfsleider.
Maar in 1935 ging de orgelfabriek failliet. Er waren in de crisistijd van het interbellum te weinig theaters. Tijdens de bouw van het AVRO-orgel ging Standaart failliet. Het orgel is afgebouwd door de Engelsman Compton. De bedrijfspanden aan de Nieuwe haven 83 zijn een jaar later verkocht aan de N.V. Cacao Chocoladefabriek ‘Baronie’2). A.W.J. Standaart verhuisde naar de Westvest 90a (tegenover molen ‘De Walvisch’). Op het adres Westvest 90c vestigde zich ‘Standaart’s Reportagedienst’. In het adresboek 1941 stond dat bedrijf onder de noemer ‘Versterker-Installaties’. Waarschijnlijk dat vanaf dat adres orgeldemonstraties werden verzorgd. De afwikkeling van het faillissement werd in 1940 bekrachtigd. In 1942 werden twee nevenactiviteiten beëindigd. Opheffing van de commanditaire vennootschap “Standaart orgel onderhoudsdienst” op 30 november 1942.
Opheffing op 24 november 1942 van het bedrijf van A.W.J. Standaart jr. “Atelier voor Kerk- en Concertorgelbouw Dr. A. Standaart”.
Dr. A.J.W. Standaart Jr.
In 1927 werd in Antwerpen, wegens de grote vraag naar orkestorgels in België, een filiaal geopend. Als directeur van de Belgische vestiging werd A.W. Standaart jr. aangesteld. Hij vervulde deze functie tot 1 januari 1931. Vanaf die datum aanvaardde hij een functie als General manager bij de Duitse orgelbouwer Philips A.G. in het Duitse Frankfurt-Aschaffenburg. Hij verwierf op 22 februari 1935 aan de Western Universiteit in Berlijn de graad van Doctor in de Technische Wetenschap met zijn proefschrift “Nieuwe inzichten op het gebied der toonvorming en der periodieke wijzigingen van den aerodynamischen druk in orgelpijpen“. Het interessante van dit proefschrift (dat hij aan zijn vader opdroeg) is dat het een beeld geeft van de opvattingen over de orgelbouw in die tijd, met betrekking tot bv. dispositie, mensurering en intonatie en de te gebruiken materialen voor het pijpwerk. Wanneer hij precies terugkwam naar Nederland is niet bekend. Eenmaal terug in Nederland richtte hij op 23 november 1935 zijn eigen bedrijf op met de naam het ‘Atelier voor Kerk- en Concertorgelbouw Dr. A. Standaart‘8).
Persoonlijk leven dr. A.J.W. Standaart jr.
Hij huwde op 30 augustus 1927 met de Duitse Elisabeth Steiner. Dit huwelijk werd ontbonden op 19 december 1933. Zijn tweede huwelijk was op 23 augustus 1934 met Josina Cornelia Streefkerk van wie hij scheidde op 2 mei 1941. in de overlijdensadvertentie van zijn vader van 12 januari 1958 staat als partner van A.W. Standaart jr. mevrouw M. Standaart-Duys vermeld. Hij verliet het bedrijf in 1946 en vertrok later naar Amerika. Hij stichtte in Suffolk (bij Richmond in Virginia) een orgelfabriek: ‘Standaart Organ Company’. Op 23 augustus 1976 overleed hij in Winston Salem (USA).
Pand aan de Noordvest 42
De materialen, die na het faillissement nog over waren, werden opgeslagen in het bijgebouw van de oude Stoommolen ‘De Draak’. Vandaar uit werden onderhoudswerkzaamheden verzorgd voor alle Standaartorgels. In 1939 brak brand uit in het pand. Binnen twee uur was er van de gebouwen niets meer over. Gelukkig wist de brandweer het naastgelegen gebouw van de stoommolen ‘De Draak’ te behouden. In de avond voor de brand had Standaart een groot kerkorgel het pand binnengebracht voor onderhoud en restauratie. Standaart was niet verzekerd. Standaart kon dat ook niet, omdat zijn medehuurder van het pand het ‘Zaagselbedrijf De Regt’ was. Geen enkele verzekeraar wilde dat bedrijf verzekeren. De verzekeringsmaatschappijen vonden het risico te groot. Het op de bovenverdieping wonende gezin met 8 kinderen was ook niet verzekerd. Er deden zich geen persoonlijke ongelukken voor. De enige, die in de vlammen omkwam was de hond van het zaagselbedrijf.
C.A. Standaart
In november 1935 werd onder telefoonnummer 67569 het pand aan de Julianalaan 98a (?) aangesloten met als omschrijving C.V. Standaart’s Orgelonderhoudsdienst. Cor Standaart kreeg in 1936 via een door de Rechtbank verleende handlichting groen licht een onderneming op te starten: “tot het vervaardigen van orgels en onderdelen, het beschikken over zijn ontvangsten en uitgaven, het sluiten van overeenkomsten, aangaan van verbintenissen, sluiten van arbeidsovereenkomsten, kopen en verkopen van materialen en andere goederen, openen en houden van bank-, en postrekeningen en het doen van: al datgene dat op voornoemd bedrijf betrekking heeft”.
Een jaar na de Tweede Wereldoorlog vroeg Cor Standaart een Hinderwetvergunning aan voor voortzetting van het bedrijf aan de Noordvest 18. Het bedrijf in Schiedam bloeide op. In 1947 berichtte de Nieuwe Schiedamsche Courant dat Standaart samen met een circusartiest (een bekende Nederlandse muzikale clown) een methode had bedacht, waarmee je met een accordeon het orgel kon bespelen. Zo kon de organist te midden van het publiek het orgel laten klinken. Na een jaar lang in 1954-1955 als plaatsvervanger voor de organist (Joop Walvis) van het Passagetheater te hebben gewerkt, ging hij op tournee (samen met de Schiedamse zanger Wim Scholten) door Nederland met een in de Verenigde Staten gekocht Hammond-orgel dat door Standaart aangepast en uitgebreid was. Hij verzorgde met dit orgel ook enkele gastoptredens in Hotel ‘De Kroon’ aan de Koemarkt in Schiedam. Aan het begin van de 60-er jaren was hij de vaste organist van de bioscoop ‘Cinerama’ in Rotterdam. In 1963 vertrok hij naar Arnhem en werd de organist van het Rembrandt Theater.
Cor Standaart ontwikkelde zich tot een fameuze organist en trad vaak op als plaatsvervanger van Cor Steyn. Standaart had veel ervaring opgedaan als bioscooporganist in Den Haag en Antwerpen. In 1950 verhuisde Orgelfabriek Standaart naar de Kreupelstraat 107), waar het zich toelegde op restauratie van enkele van de 285 zelfgebouwde orgels. Cor Standaart legde zich meer toe op de ontwikkeling van cinemaorgels. In 1951 liet hij in een interview in het dagblad ‘Het Parool’ weten veel in België werkzaam te zijn. Zijn eigen concertorgel dat hij had opgebouwd op de eerste verdieping van zijn toenmalige huis aan de Lange Haven 79 zou naar zijn zeggen waarschijnlijk verkocht worden aan een tandarts in Antwerpen. In 1955 staakte hij de werkzaamheden in Schiedam. De concurrentie van Hammondorgels was te groot geworden.
Persoonlijk leven C. Standaart
Cor trouwde op 14 maart 1940 met Hendrika Johanna Radstake. Op 29 april 1944 werd dochter Corine Hendrika Magteld geboren op 12 mei 1949 werd dochter Irene M. geboren en op 19 juli 1950 werd bij de Gemeente Schiedam aangifte gedaan van de geboorte van een zoon: met de naam Cor A. Cor Standaart (1916) stierf plotseling in oktober 1976 in zijn woonplaats Apeldoorn. Daar woonde hij alweer sinds 1961. Hij was daar gaan wonen i.v.m. zijn werk als vaste organist in het Arnhemse Rembrandt-theater. Toen het Rembrandttheater stopte met een organist legde Cor zich toe op restauratie en onderhoud van concertorgels. Na zijn overlijden in 1976 werd de bedrijfsvoering beëindigd.
Overlijden grondlegger
Op 13 januari 1958 overleed A.W.J. Standaart na een kort ziekbed op de leeftijd van 75 jaar. Op de foto onder de link is hij te zien met zijn vrouw in 1952, toen zij een bezoek brachten aan hun zoon Cor aan de Lange Haven 79.
Gemeentearchief Schiedam / beeldnummer 27536 (bewerkt).
S.F.C (Standaart’s Footbal club) 1929
In maart 1929 werd door het personeel een voetbalclub opgericht. De eerste secretaris van de vereniging was de heer J. Kooijman waar leden zich konden aanmelden. De eerste wedstrijd werd gespeeld op zaterdagmiddag 9 maart 1929 tegen D.H.S. op het terrein van D.H.S. Het team nam deel aan de Zomeravondcompetitie5). Eind september 1929 werd het team ook ingeschreven voor de Z.A.C. (Zaterdagmiddag Amateurs Competitie)6). De ploeg van Standaart werd wel de eerste kampioen van de Zomeravond Competitie (S.A.C.) in 1929. Het jaar erop werden ze vierde. Vanaf het seizoen 1931 werd geen elftal meer ingeschreven voor de beide competities (S.A.C. en Z.A.C).
Enkele beroemde Concert- en Theaterorgels
1920 Orgel Burgerzaal stadhuis Rotterdam
Onder moeilijke omstandigheden, toen er een ongekende materialen nood was – in de jaren 1918-1920 – heeft Standaart het orgel in de Burgerzaal van het Rotterdamse stadhuis gebouwd. De pijpen zijn voor een niet onbelangrijk deel gegoten uit tinnen kannetjes en andere tinnen gebruiksvoorwerpen, die de eigenaars, aan de fabriek kwamen verkopen. Ondanks de grote moeilijkheden, die overwonnen moesten worden, is het een prachtig orgel geworden. Met potentiële klanten, die een opdracht voor de bouw van een orgel te vergeven hadden, werd meermalen ook een bezoek aan de Burgerzaal gebracht.
1933 Theaterorgel Passage Theater Schiedam
Het orgel in het Passage Theater in Schiedam werd in opdracht van Abraham Tuschinski in 1933 gebouwd. De opdracht voor een cinemaorgel werd verleend aan de Schiedamse orgelbouwer Standaart die er een orgel plaatste met 10 stemmen en met een 3-klaviers speeltafel. Bij het ontwerp werd advies verkregen van Reginald Foort1). Op zaterdag 23 december 1933 opende het theater met een filmprogramma. Vertoond werden de films Het verliefde hotel en King Neptune, een optreden van Alex de Haas en de Zenly Sisters. Aan het orgel zat Pierre Palla. Na de opening werd de vaste bespeler van het orgel Joop Walvis3). Ook hebben op dit orgel gespeeld Cor Steyn, Guus Jansen, Gerard Bressers en Cor Standaart. In de jaren zestig raakte het orgel in onbruik totdat in 1975 de NOF het orgel weer nieuw leven in blies9). In dat jaar werd ook de zaal verbouwd wat helaas ten kostte ging van de akoestiek.
In 1974 werd, naar ontwerp van Architectengroep Verster Dijkstra Loerakker, de zaal ingrijpend verbouwd en kwam er een kleine bioscoopzaal bij. De grote zaal, met orkestbak, had 574 zitplaatsen.
Het lijsttoneel had een opening van 8,47 meter breed en 6,5 meter hoog. Het toneel zelf was 13,43 meter breed, 12,84 meter diep en 11 meter hoog. Er werd voornamelijk toneel en film gebracht.
Ondanks de goede toneelvoorzieningen en goede akoestiek werd er meer film dan theater gebracht. In 1974 werd de zaal, in opdracht van de gemeente, zelfs definitief verbouwd tot bioscoop. Het balkon in de zaal werd gelijkgetrokken met de zitplaatsen in de zaal. Zo ontstond een steile publieksopstelling. Het toneel bleef geheel intact maar de zaal had geen uitstraling meer als schouwburg.
In 1994 besloot de gemeenteraad van Schiedam dat het Passagetheater dicht ging, er werd een nieuw “Theater aan de Schie” gebouwd. Het orgel werd door de NOF opgeslagen, gereviseerd en opnieuw opgebouwd in het nieuwe theater en er vonden weer maandelijks concerten plaats. Totdat de gemeenteraad besloot dat het allemaal professioneler moest en het onderhoud overging naar een ‘echte orgelbouwer’. Helaas had deze weinig kaas gegeten van theaterorgels. Nadat hij het orgel onderhanden had genomen, moesten de eerste de beste concerten worden afgeblazen omdat het orgel het niet deed. Het orgel is toen zo’n 5 jaar nauwelijks meer gebruikt. Gelukkig heeft de gemeente de NOF later weer gevonden. Er worden alweer enkele jaren concerten georganiseerd.
1935 Het Avro-orgel (Pierre Palla-orgel)
Standaart kreeg de opdracht om een concertorgel (type theaterorgel) en een kerkorgel te bouwen. Helaas ging Standaart in mei 1935 failliet en bleef de AVRO zitten met de onderdelen van een onaf concertorgel. Na enig zoeken bleek de Engelse orgelbouwer John Compton geschikt en bereid om met toepassing van de bruikbare Standaart-onderdelen, voornamelijk het pijpwerk en de houten ombouw van de speeltafel, alsnog een goed werkend concertorgel en kerkorgel te maken. In de decennia daarna kreeg het AVRO-Concertorgel beroemdheid door de bespelingen van onder meer Pierre Palla, Cor Steyn en Bernard Drukker. Anno 2022 staat het AVRO-theaterorgel in het MCO-gebouw in Hilversum en krijgt het kerkorgel een nieuwe plek in de Sint-Vitus Kerk in Hilversum.
Waar gingen de Kerk- en theaterorgels heen? Beeldmateriaal: Bronnen: Noten: |
Laatst bijgewerkt op: 16 juli 2024