In 1916 vestigde zich een deel van het Rotterdamse ‘Wilton’s Machinefabriek en Scheepsbouwbedrijf’ in de gemeente Schiedam. Deze scheepswerf zou uitgroeien tot één van de grootste van Nederland. Het maakte snel furore toen het in 1920 de hand kon leggen op het “Pola-dok“.
Voordat Wilton in 1916 in Schiedam neerstreek was het bedrijf in Rotterdam al op drie plaatsen actief geweest. Begonnen als smederij aan ‘De Baan‘ door Bartel Wilton in 1854, groeide het bedrijf onder zijn gelijknamige zoon uit tot een machinefabriek aan de Westzeedijk (tegenwoordig Parkhaven). Een complete scheepsreparatiewerf, inclusief ijzergieterij, ontstond vanaf 1903 toen diens zonen Bartel III, Henry, William, James en Daniel zich aan de ‘Ruigeplaat‘ in Delfshaven vestigden. Alleen de voormalige directievilla van dit complex, dat tot 1969 operationeel was, is behouden gebleven. Met hun grote ambities keken de vijf broers tien jaar later alweer westwaarts en lieten eerder hun oog vallen op de polder ‘Madroel‘ bij Pernis om een nog grotere werf aan te leggen. Dit strookte niet met de Rotterdamse havenplannen en daarom gingen ze in zee met de gemeente Schiedam, waarvan grond in erfpacht werd genomen aan oostzijde van de ‘Vijfsluizenhaven‘. Het nieuwe terrein lag tegenover de polder ‘Madroel’. Schiedam offerde er ondanks protesten uit de bevolking een deel van het park ‘Sterrebos’ voor op dat nog maar kort daarvoor was aangelegd en grote populariteit genoot.
In 1915 was ‘Wilton‘ begonnen met het uitbaggeren van de ‘Wiltonhaven‘ in Schiedam. Van een echte werf in Schiedam was nog geen sprake. De ‘HAL’ had ‘Wilton’ een kapitaalinjectie toegezegd van 5 miljoen gulden in een nieuwe werf. Voorwaarde was dat hiervan een terrein werd aangekocht en een drijvend dok dat de grootste schepen van de HAL op dat moment kon herbergen. Het terrein was er in Schiedam en het bedrijf kocht inderhaast, zonder goed opmeten, het ‘Wilhelminadok‘ van de NSM. Bij aankomst van het transport bij de werf in Rotterdam bleek het dok te groot voor de insteekhaven. Gelukkig was de nieuwe ‘Wiltonhaven‘ in Schiedam niet echt klaar, maar wel op diepte! Dus kreeg Schiedam de primeur van het dokken van het ‘ss Rotterdam’.
In 1921 maakte de werf Wilton op haar nieuwe plaats furore door ingebruikname van het Pola-dok, met 46.000 ton het grootste drijvende dok van Nederland in 1914. Het was gebouwd bij de Duitse werf Blohm & Voss in opdracht van de Oostenrijks-Hongaarse Marine en bestemd voor de haven Pola bij Triëst. De Eerste Wereldoorlog verijdelde dat en Wilton kocht het dok. Vanaf die tijd konden de Nederlandse reders ook hun grootste schepen in eigen land laten repareren. Al snel kreeg deze faciliteit ook internationale bekendheid en tot ver in de jaren vijftig zou meer dan de helft van het reparatiewerk voor buitenlandse opdrachtgevers worden uitgevoerd.
In 1929 ging ‘Wilton’ een fusie aan met de werf ‘Fijenoord‘ in Rotterdam en gingen samen door als N.V. Dok- en Werfmaatschappij Wilton-Fijenoord. Beide werven hadden ervaring opgedaan in de nieuwbouw van passagiersschepen. Wilton nog op bescheiden schaal met een vloot van zeven gecombineerde vracht- en passagiersschepen voor de KPM, Fijenoord wat uitgebreider met enkele schepen voor Stoomvaartmaatschappij Nederland, de Koninklijke West-Indische Maildienst en de “Kota-Gede”, “Baloeran” en “Kota-Tjandi” voor de Rotterdamsche Lloyd.
De samensmelting van beide werven in 1929 zat al jaren in de lucht. De werf Fijenoord bevond zich achter de ‘Maasbruggen’ en dus op een ongunstig punt om reparatieactiviteiten te ontwikkelen. Wilton daarentegen was te veel op reparatie georiënteerd om een groot nieuwbouwprogramma op te zetten. Beide directies zagen in elkaars activiteiten de aanvulling die ze nastreefden, en doordat op dit punt de betrekkingen nauwer en nauwer werden, leek een fusie voor de hand te liggen. Temeer daar het terrein in Schiedam alle voorwaarden bood: ruimte voor nieuwbouw en expansie, uitgebreide faciliteiten voor reparatie en een ideale ligging voor de scheepvaart. Wilton kon sinds 1927 deskundige steun op het punt van nieuwbouw best gebruiken. In dat jaar werd het casco van de “Statendam” afgemeerd, een in alle opzichten onafgebouwd schip die de trots van de Nederlandse koopvaardij op de Noord-Atlantische route moest worden.
De bedrijfsdelen “Wilton” en “Fijenoord” bleven echter nog min of meer zelfstandig bestaan tot 1932 en daarna als afdeling nog tot in de jaren 70. Schiedam werd wel de hoofdvestiging en duizenden Schiedammers, vele Rotterdammers, Vlaardingers en andere werknemers uit de regio, hebben er bijna zestig jaar lang hun brood verdiend.
Door de fusie met ‘Fijenoord’ kwam ook de scheepsnieuwbouw van de grond, al duurde het nog tot 1935 voordat alle activiteiten in Schiedam geconcentreerd waren, inclusief een nieuw hoofdkantoor. Het belangrijkste nieuwbouwproject dat de NV Dok en Werf Maatschappij Wilton-Fijenoord voor de oorlog in opdracht kreeg was de bouw van de kruiser Hr. Ms. De Ruijter voor de Koninklijke Marine. Vanwege de crisisjaren was deze opdracht uiterst welkom en dan nog was de werf genoodzaakt om het aantal werknemers terug te brengen van bijna achtduizend kort na de fusie tot minder dan tweeduizend op het dieptepunt van de depressie. In aanloop naar WOII volgden nog meer marineopdrachten, waaronder de grotere kruiser Hr. Ms. Zeven Provinciën en enkele onderzeeërs die in mei 1940 nog allemaal onvoltooid waren.
Plattegrond van de werf in Schiedam uit 1926
Terreinen | Gebouwen | Drijvende dokken | Gegraven dokken | Water |
Na de oorlog veranderde er aan de opzet van de werf niet veel. Deze was voor zijn tijd al modern en diende als voorbeeld hoe een complexe werf ingericht moest zijn. Dit betrof niet alleen de werfinrichting, maar ook de organisatie van de arbeid en de bedrijfsprocessen. Wel ontwikkelde de werf haar terrein: Loodsen, montagehallen, kantines en bedrijfsscholen verrezen en de directie liet nog in de jaren zestig nieuwe dokken graven, zoals het 150.000 ton dok VIII en het overdekte onderzeebotendok, waarin o.a. de Hr. Ms. Tonijn werd gebouwd. Bekende schepen die in de jaren vijftig van stapel liepen waren de walvisvaarder Willem Barentz (1955), het passagiersschip Statendam (1957) en de kruiser Hr. Ms. De Ruijter (1953). Laatstgenoemd schip was voor de oorlog als Zeven Provinciën op stapel gezet, maar kreeg deze nieuwe naam omdat haar voorganger tijdens WOII ten onder was gegaan. Ook de Statendam had overigens een gelijknamige voorganger die eind jaren twintig door Wilton was afgebouwd en tijdens de strijd om Rotterdam in mei ’40 was uitgebrand. Het personeelsbestand groeide in deze hoogtijdagen tot boven de zevenduizend werknemers (1955).
Speciale uitgave van het Wilton-Fijenoord Nieuws in januari 1954 bij de viering van het 100-jarig bestaan van de onderneming. |
Brochure uitgegeven in 1956 bij de ingebruikname van de gegraven dokken 6 & 7. |
In 1968 sloot Wilton Fijenoord zich aan bij het Rijn-Schelde-Verolme concern om sterker te staan in een alsmaar concurrerender wordende markt. RSV werd niet het succes dat IHC Holland voor de baggerscheepsbouw had betekend en eindigde in 1983 in faillissement. Een reddingsplan stelde Wilton Fijenoord in staat om zelfstandig verder te gaan, al moest in 1988 afscheid worden genomen van de scheepsnieuwbouw door het uitblijven van marineorders en exportvergunningen om oorlogsschepen aan het buitenland te kunnen leveren.
De sterk verkleinde werf ging verder als reparatiebedrijf onder de naam Rotterdam United Yard. De tijd dat Wilton-Fijenoord voor een belangrijk deel de geschiedenis van Schiedam en haar inwoners meebepaalde, was ten einde. De kleine en grote hallen van het voormalige Wilton-Fijenoord in Schiedam werden ontmanteld, met uitzondering van de “Timmerwinkel” (tegenwoordig 2022 de ’thuisbasis’ van GustoMSC). Uiteindelijk kwam nog een restant van Wilton-Fijenoord in handen van bedrijvendokter J. van den Nieuwenhuizen, maar de gouden tijden waren definitief voorbij. In 2003 werd ook het restant van de eens zo grote scheepswerf Wilton-Fijenoord in Schiedam overgenomen en als reparatiewerf Damen Shiprepair Rotterdam voortgezet.
Wilton-Fijenoord of Wilton-Feijenoord?
Toen het ‘Etablissement Fijenoord’ in 1823 werd gestart heette het eilandje naast het dorpje Katendrecht ‘Fijenoord’ (Fijenort in oude documenten). De onderneming nam deze naam aan. In de loop der jaren verdween het eilandje en werd ‘Fijenoord’ deel van de gemeente Rotterdam, die het nieuwe stadsdeel ‘Feijenoord’ noemde. De in 1908 opgerichte voetbalclub ‘Feyenoord’ (Let op de y!) kreeg in 1912 de naam Rotterdamsche Voetbal Vereeniging Feijenoord, de naam van het nieuwe stadsdeel.
Bronnen:
Historische Vereniging Schiedam / ‘Scyedam 30e jaargang nr. 2 mei 2004
Wilton-Fijenoord; Hans van der Sloot 1995
Fabriekofiel.nl
Stadsarchief Rotterdam
Schiedam ‘Nog pas gisteren’: M.P. Zuydgeest 1992
The New Graving Docks No’s 6 & 7: Wilton Fijenoord 1956
Jubileumnummer Wilton-Fijenoord Nieuws: januari 1954
Wilton-Fijenoord Nieuws: januari 1946
Gedenkboek Wilton-Fijenoord: prof. dr. P.J. Bouman 1954
Laatst bijgewerkt op: 7 september 2024