Er waren enkele bedrijven van meer moderne allure in Schiedam gevestigd, waarvan de ijzergieterij van A. Nolet en de stearinekaarsenfabriek Apollo zeker vermeld moeten worden. De oudste van deze firma’s was Nolets ijzergieterij, die omstreeks 1836 gesticht was. In 1843 was de firma het enige Schiedamse bedrijf, waar een stoommachine stond opgesteld. Er werkten toen 25 volwassen arbeiders. De ijzergieterij had voldoende werk en de directie dacht erover het bedrijf uit te breiden met een kanongieterij. Tien jaar later bleek de ijzergieterij enigszins te zijn uitgebreid: toen werkten er 30 volwassenen en 10 jongens. Van de kanongieterij was nog niets te vinden. Ze werd pas in 1858 vermeld en kan onmogelijk van grote omvang geweest zijn: het totale personeel bestond dat jaar uit 35 mannen en 7 jongens. Toch scheen deze uitbreiding voor het bedrijf van belang te zijn geweest, gezien de snelle groei, die na 1858 begint en dat bleek uit de cijfers over 1863: 80 man personeel, waaronder 20 jongens. De verslagen van de Kamer van Koophandel, die in 1867 beginnen, vermeldden dat de fabriek ‘in bloeiende staat’ verkeerde.
Stopzetten van de onderneming
En dan wordt in het verslag van de Kamer over 1869 plotseling geschreven dat de werkzaamheden per eind december van dat jaar waren stopgezet. Waarom het bedrijf werd opgeheven was niet duidelijk. Het verslag van de Kamer van Koophandel verklaarde uitdrukkelijk dat de fabriek in 1869 druk werk had en dat de resultaten goed waren geweest. Het is jammer dat er van deze ijzergieterij zo weinig bekend is, vooral omdat ze hoorde tot de opvallendste van de Schiedamse industrieën. Dat blijkt uit het feit dat het bedrijf in 1843 de enige fabriek was, waar van stoomkracht gebruik werd gemaakt.
Koninklijk bezoek
Het blijkt ook uit het koninklijk bezoek van 31 juli 1846. Tijdens dit nauwkeurig voorbereide bezoek aan de stad bezocht Koning Willem II onder meer de ijzergieterij. Men hield er zich toen vooral bezig met de vervaardiging van siervoorwerpen en de Koning bestelde er bij die gelegenheid twee gegoten herten. Ook de afzonderlijke vermelding, ieder jaar weer, van het bedrijf in de verslagen van de Kamer van Koophandel zegt wel iets over de belangrijkheid voor Schiedam van Nolets ijzergieterij. Het bijna geruisloos verdwijnen ervan is daarom des te merkwaardiger.
Anthony en zijn zoons Cornelis en Arnoldus Nolet
De eigenaar van de ijzergieterij en van de stoommolen ‘De Cycloop’, was op 24 januari 1861, juist één week voor zijn zesenzeventigste verjaardag, overleden. Zijn zaken werden voortgezet door zijn zoons Cornelis Nolet, geboren 1829, en Arnoldus Nolet, geboren 1831. Dezen hadden een compagnieschap aangegaan onder de firma C. Nolet, die bij notariële acte in 1865 ontbonden werd. Bij die gelegenheid kreeg Cornelis het recht om de ijzergieterij en de stoommolen te drijven. Onmiddellijk — 30 januari 1865, de dag van de ontbinding van de oude firma – werd een nieuwe firma gesticht onder de naam Nolet & Driessen. De stichtingsakte had een looptijd tot 31 december 1870 en moest bij niet-verlenging zes maanden tevoren worden opgezegd. Dat laatste gebeurde. De firma Nolet & Driessen werd geliquideerd bij acte van 8 januari 1870, waarbij bovendien bepaald werd dat de afwikkeling zou lopen over de kassiers Visser, Walraven en Hoppe in Schiedam of over R. Mees & Zoonen in Rotterdam. Op 18 maart d.a.v. werd de ijzergieterij geveild voor de notarissen mr. K. Poortman in Schiedam en L. P. Rietstap in Rotterdam. Ze bracht het tot ƒ 15.600,—. Afslag en definitieve toewijzing hadden plaats op 26 maart, maar hierover zijn geen gegevens.
Liquidatie onderneming was niet duidelijk
Waarom de firma Nolet & Driessen geliquideerd werd is onduidelijk. Wel mag men aannemen dat Cornelis Nolet daarna de financiële middelen miste om óf de ijzergieterij óf de stoommolen in eigen beheer te houden. Voor de ijzergieterij was in Schiedam blijkbaar geen belangstelling meer: ze werd opgeheven. De molen „De Cycloop” werd in bedrijf gehouden door een combinatie van drie branders uit Schiedam, één uit Rotterdam en één uit Utrecht, met C. Nolet als directeur. Deze stierf — 42 jaar oud – in 1872.
Arnoldus en de Scheepsbouw
Wat Arnoldus Nolet betreft: hij had zijn hart verpand aan de scheepsbouw. Op 29 december 1864, dus al voor de ontbinding van de firma C. Nolet, had hij een vennootschap aangegaan met de heren D. en G. Christie uit Rotterdam voor de bouw en reparatie van ijzeren schepen en machines. De Christie’s hadden in Schoonderloo, gemeente Delfshaven, een werf, die in de eerste jaren na Nolets toetreden tot de firma een kleine honderd werklieden in dienst had. Uit dit bedrijf is via vele reorganisaties en naamsveranderingen De RDM (Rotterdamsche Droogdok Maatschappij N.V.) ontstaan. Arnoldus Nolet is tot 1881 aan de werf verbonden geweest als directeur. Daarna was hij betrokken bij een vennootschap voor agentuurzaken op industrieel gebied, ‘A. Nolet & Co.’, die echter in 1884 weer werd opgeheven. Tijdens de periode-Cuylits* was een A. Nolet – waarschijnlijk Arnoldus – directeur van scheepswerf De Nijverheid. Hij stierf op 20 januari 1892 in Teteringen.
*Op 26 oktober 1888 ontving de gemeente Schiedam een verzoek van de Belgische broers Emile en Hyacynthe Cuijlits om de voormalige scheepswerf en sleephelling ‘De Nijverheid’ voor een periode van 25 jaar te huren tegen een vergoeding van ƒ 2500 per jaar. De raad keurde het voorstel goed. De som zou in een keer op een rekening gestort worden. Echter, daarna begon het touwtrekken om het geld binnen te krijgen. Uiteindelijk betaalden ze een jaar huur vooruit. Echter, toen ze aangeschreven werden in 1891 voor de tweede termijn ontving de gemeente Schiedam een brief van de advocaat J. Robin, waarin stond dat de heren Cuijlits niet in staat waren te betalen. Het doek viel definitief voor ‘De Nijverheid’. De sleephelling is waarschijnlijk omstreeks 1891-1892 gesloopt. |
Bronnen: Schiedam in de tweede helft van de 19e eeuw / Dr. H Schmitz pag. 49 Schip en Werf / Anno Teenstra 1956, pag. 37, 38, 39 L. A. Abma, Geschiedenis van de Schiedamse Familie Nolet (Oosterhout, St.-Paulusabdij 1954), p. 117.124. H. P. van den Aardweg, J. H. Kernkamp, W. F. Koen e.a, Een halve eeuw ‘Droogdok’ 1902-1952 (Rotterdam 1952), p. 16, 19-24 A. Teenstr a, a.w., p. 38. Staat van Fabrieken 1843: Rotterdamsche Courant 1846, 4 augustus.Foto: Gevers Deynootplein gezien vanaf de Badhuisweg in Scheveningen rond 1870. Links en rechts van de Badhuisweg sokkels met levensgrote metalen herten, door koning Willem II tijdens zijn bezoek aan Schiedam in 1846 bij de ijzergieterij van Anthony Nolet besteld. Beeld: 29810 Beeldbank Schiedam / Fotograaf: C.P. Wollrabe sr. |
Laatst bijgewerkt op: 7 augustus 2024