Bron: Schiedamsche Courant 18 januari 1900 De kleine werf voor vissersschepen was gevestigd aan de Lange Nieuwstraat (Plantage) vanaf 1850. De erven L.C. Verboom hadden vergunning gekregen daar houten schepen te bouwen en een smederij in te richten. In 1883 huurde Jacob Verwey & Co. de werf van de erven Verboom. Er wordt buiten de melding van een gebouwde logger** met de naam ‘Excelsior’ weinig vernomen van de werf tot het eind van de eeuwwisseling. Rond 1900 werden de werkzaamheden op de werf weer hervat getuige het bovenstaande krantenartikel. Het betrof veel reparaties van houten vissersschepen en de bouw van nieuwe houten loggers. In maart 1902 wordt de werf gekocht (gehuurd?) door de Gebr. Van der Meer. Die begonnen met de bouw van houten loggers en bouwden in vrij korte tijd negen houten loggers, waaronder loggers voor de vissersvloot van Enkhuizen en Vlaardingen. In 1906 tekende de scheepswerf een contract voor de bouw van drie stalen schepen. Toen de eerste op de helling werd gelegd en de platen geklonken werden dienden omwonenden van de werf een klacht in bij de Gemeente Schiedam, wegens ernstige geluidsoverlast. Deze klacht werd ontvankelijk verklaard, temeer omdat de werf geen aanvraag had ingediend over een Hinderwetvergunning en men daarom geen toestemming had daar stalen schepen te bouwen. Na diverse partijen aangehoord te hebben, zoals de afd. Schiedam van de RK Volksbond, die middels een ingezonden brief een beroep deed op de notabelen om het lichte herstel van de werkgelegenheid in Schiedam niet meteen een halt toe te roepen, besloot de Gemeente Schiedam dat de werf het schip dat al op de helling lag mocht afbouwen. De andere twee zouden ergens anders gebouwd moeten worden. Het dagblad de Moker gooide in een lijvig artikel van 17 november 1906 nog een kannetje olie op het vuur. Het stelde dat de werkgelegenheid ernstig in gevaar kwam en het blad stelde vast dat de klachten over geluidshinder uit een bepaalde hoek kwam: namelijk de ‘gefortuneerde’ heer Loopuyt. (Rijk geworden door de moutwijnindustrie.) De scheepswerf had in 1906 een vergunning ingediend bij de Gemeente Schiedam de werf te mogen verplaatsen naar de Havendijk / West Frankelandsedijk, naast de scheepswerf van H.F. Landman & Zn. Voor deze verplaatsing had de scheepswerf een verzoek ingediend bij B en W Schiedam om de verhuizing financieel mogelijk te maken. Het verzoek voor financiële ondersteuning werd door B & W afgewezen met als belangrijkste argument dat de eigenaren en het grootste deel van het personeel (rond de 50 man) niet in Schiedam woonden en de gemeente Schiedam daarom geen gemeentegelden beschikbaar kon stellen. Wel stemde ze in met de verhuur van een tijdelijke werf aan de Spuihaven ter grootte van 2000 m2. Het huurbedrag bedroeg ƒ 25,- per maand voor de tijdelijke periode van december 1906 tot juli 1907. Op 4 januari 1907 werd de vergunning officieel verleend en drie dagen ervoor werd de kiel gelegd op de tijdelijke werf aan de Spuihaven voor het tweede stalen rijnschip, genaamd ‘Wilhelmina Elisabeth’. In maart 1907 liep het tweede stalen rijnschip moeizaam van stapel. Er waren twee sleepboten nodig om het schip het water in te krijgen! In juli 1907 werd aan de Gemeente Schiedam gevraagd het contact van de tijdelijke werf te verlengen van juli 1907 tot en met oktober 1907. Dit verzoek werd ietwat knarsetandend toegestaan. In de praktijk bleek Gebrs. Van der Meer het niet zo nauw te nemen met de afbakening van het terrein en bouwde het tweede schip voor een groot gedeelte op de openbare weg, wat tot grote ergernis leidde in de Gemeenteraad.
De werf heeft ook nog geprobeerd via het gerecht haar gelijk te krijgen over de voortzetting van de werkzaamheden op de eigen locatie aan de Lange Nieuwstraat. Het proces, aangespannen bij de Hoge Raad door de Gebrs. Van der Meer tegen de Gemeente Schiedam, werd verloren. De aanpak van de advocaat van de Gebrs. Van der Veer, spitste zich toe op het gegeven dat de werf in 1850 was geopend en dat er in die tijd nog in het geheel geen sprake was van Hinderwetvergunningen. Maar het mocht niet baten en de eis om op de werf stalen schepen te mogen laten bouwen en zo de blokkade, ingesteld door de Gemeente Schiedam ongedaan te maken, bleek niet haalbaar.
Uit krantenberichten uit 1908 valt op te maken dat de Gebrs. Van der Meer hun scheepswerf verplaatst hadden naar Vlaardingen, waar ze de rest van de bestelling van de drie stalen rijnschepen afwerkte. In Vlaardingen hebben ze in tien jaar tijd niet minder dan 35 stalen loggers gebouwd.
De Schiedamse werf ‘De Hoop’ aan de Lange Nieuwstraat 73 kreeg na de Gebrs. Van der Meer als nieuwe eigenaar A. van der Toorn van 1909 tot 1917. Na 1917 werd J. Duijvendijk eigenaar van de werf. Jacob Aartzn. van Duijvendijk (1881-1938) was een zoon van Aart van Duijvendijk van de scheepswerf in Papendrecht (PPD-1). In 1916 was hij samen met ene van Drimmelen actief op de scheepswerf ‘Welgelegen’ in Harlingen. In 1923 verliet hij het vennootschap en vestigde zich in Schiedam waar hij de voormalige werf ‘De Hoop’ aan de Nieuwe haven, ter hoogte van ‘Het Kruithuis’ van de Scheveningse reder Arie van der Toorn Joh. zn. huurde.
Jacob voerde hier een reparatiewerf voor zowel binnenvaartschepen als diverse soorten zeegaande schepen en baggermaterieel. Aan nieuwbouw werd niet gedaan. De zaken gingen niet echt goed, want in oktober 1925 werd de werf verkocht aan de gebroeders A & P Osterholt, die op die plaats een motoren en machinefabriek vestigden. Het laatste teken van leven van het bedrijf van de gebroeders Osterholt is een advertentie in ‘Het Nieuwe Stadsblad’ van 2 juli 1976, waarin het bedrijf op zoek is naar een allround bankwerker monteur voor haar Machine & Scheepsreparatie bedrijf.
In 2002 ontvouwde de Gemeente Schiedam plannen om op de plek van de oude werf appartement woningen te gaan bouwen. Zo komt er een eind aan 150 jaar scheepsbouw- reparatie in de Lange Nieuwstraat in Schiedam.
*Een bom was een vissersboot met een platte bodem. Deze werden gebruikt door Scheveningse vissers. In die periode had Scheveningen nog geen haven en werden de schepen bij thuiskomst op het strand getrokken.
**De logger is van oorsprong een gezeild Frans houten zeevissersvaartuig dat in 1866 voor het eerst in Nederland werd geïntroduceerd. Het werd specifiek in gebruik gesteld voor de visserij op haring. Tot na het midden van de twintigste eeuw zou het scheepstype, inmiddels met een stalen romp en dieselaandrijving, de Nederlandse vissersvloot domineren.
Bronnen: (Nieuwe) Schiedamsche Courant, Het Nieuwe Stadsblad periode 1850 – 1976
De Schiedamse werven ‘De Hoop’ -Wim Snikkers – ‘Scyedam’ Nr. 2 mei 2004 / Wikipedia.
Headerfoto: Beeldbank Schiedam / beeldnummer: 00357
Foto: scheveningen-haven.nl /fotograaf: Onbekend.
Laatst bijgewerkt op: 1 november 2023