Rond 1830 komt de smid J.P.T. Vincent uit het Gelderse Wamel naar Schiedam. In 1836 begint hij een eigen Smidse op het terrein van scheepswerf ‘De Nijverheid’. Zijn zoon Lambertus (Rotterdam) komt enige jaren later bij zijn vader werken in de Smidse. Na de dood van zijn vader in 1868 zet Lambert de bedrijfsvoering door tot het moment dat de werf ‘De Nijverheid’ definiteif de poorten sluit in 1890. De eerste tekenen van de bedrijvigheid van twee andere broers van Lambert (J.P. Vincent (1841-1915) en M.J. Vincent (1846-?)) dateren van 10 maart 1870. Uit de advertentie bleek dat zij zich bezighielden met de verkoop van huishoudelijke artikelen zoals wasmachines en blikken toiletdozen. Daar komen later dat jaar ook Spoeling- en watergoten bij. Alles werd verhandeld in hun magazijn op de Hoogstraat in Schiedam.
G.J. Vincent & Compagnie – Gruttersteeg en Singel (Achtersingel)
Op 1 januari 1870 nam G.J. Vincent (1847-?) de nering over van zijn beide broers. Deze inmiddels was uitgebreid met de verkoop van ijzeren huis- en tuinmeubelen. De naam van het bedrijf veranderde van Gebrs. Vincent in G.J. Vincent. In augustus 1876 werd zijn bedrijf officieel opgericht met statuten gepubliceerd in de Staatscourant no. 95. G.J. Vincent’ s bedrijf vestigde zich aan de Gruttersteeg. De omschrijving van zijn bedrijf luidde: Grof- en Kagchelsmederij en Smidse. Een van de eerste producten, die het bedrijf via advertenties in de dagbladen aanbood waren gegoten dakgoten voor o.a. de Branderijen. In 1879 nam zijn broer J.P. Vincent zitting in de directie. De handelsnaam veranderde daardoor in G.J. Vincent & Compagnie. In datzelfde jaar verkreeg het bedrijf via de laagste inschrijving de opdracht van het Departement van Koloniën voor de vervaardiging van in totaal 90 ijzeren waterkisten. In 1880 opende het bedrijf G.J. Vincent & Co. een tweede bedrijf aan de Achtersingel 185. Deze onderneming legde zich toe op Grofsmederij, Ketel- en Stoomketelmakerij en Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen.
Naam Bedrijf: 1876 G. J. Vincent, 1879 G. J. Vincent en Co, 1904 Schiedamsche kunstsmederij en machinefabriek
Plaats: Schiedam
Provincie: Zuid Holland
Voorgeschiedenis: 1876 opgericht als kachelsmederij
Ondernemings-vorm: 1904 naamloze vennootschap
Aard Bedrijf: ca. 1885 machinefabriek
Producten: 1876 siersmeedwerk, vaten 188? stoomketels ca. 1890 constructiewerk ca. 1890 vertegenwoordiging stoommachines van Westinghouse en Excelsior pompen uit VS ca. 1900 centraleverwarmingsinstallaties
Leiding: 1876-1887 Gerrit Jacobus Vincent
Loopbaan: Smid
Leiding: 1879-ca. 1887 Johannes Paulus Vincent
Leiding: 1879-1884 Hendricus Timmermans
Loopbaan: Commissionair
Leiding: 1884-1904 Gerardus Cornelis Beukers
Leiding: 1907-1909 Everardus Jeannes Maria Beukers
Leiding: 1904-1909 Fredericus Maria Beukers
Opleiding: Werktuigkundig ingenieur 1901
Omvang Bedrijf: 1889 86 werknemers
Bibliografie: Tijdschrift uitgegeven door de Nederlandsche maatschappij ter bevordering van Nijverheid, 48 (1885), p. 256-259
Archief: Een deel van het bedrijfsarchief, w.o. veel tekeningen, is bewaard op het gemeentearchief Schiedam. (betreft vnl. de periode 1904-1909)
Diversen: In 1909 opgeheven. Een smederij onder de naam Gebr. Vincent blijft daarna in Schiedam bestaan evenals een voortzetting van de kunstsmederij onder de naam v/h Vincent & Co.. Frits M. Beukers zet de zaak opnieuw onder eigen naam voort, voornamelijk als installatiebureau voor centrale verwarming.
Hier vindt u een samengestelde lijst van teruggevonden opdrachten van G.J. Vincent & Co. Op deze lijst staat ook de prachtige fontein*, die vanaf 1885 het Binnenhof in Den Haag opsiert. (zie hieronder)
In 1883 wordt door de gemeente Schiedam vergunning verleend tot het plaatsen van een 4 pk stoommachine in het pand aan de Achtersingel. In 1885 zond de firma een ijzeren hek (ontworpen door Pierre Cuypers – Amsterdam) in naar de Wereldtentoonstelling in Antwerpen. Het bedrijf ontving daarvoor de gouden medaille. Gelegenheid voor een feest met alle werknemers. Het personeel bedankt het bedrijf via een advertentie in de Schiedamsche Courant van 17 augustus 1885.
In mei 1886 maakt het bedrijf via een advertentie in de Schiedamsche Courant van 6 mei 1886 bekend dat de machines en inboedel zijn overgenomen van Huygen & Co. Het zijn Gistpakmachines, metalen voor stoommachines, kranen etc. In dezelfde advertentie laat Vincent & Co. ook weten dat het bedrijf zich vanaf die datum aanbiedt als leverancier en reparateur van Gistpakmachines, stoommachines, kranen etc. Vanaf die datum levert ze ook Excelsiorpompen. Dit zijn pompen zonder kleppen en zuigers die veel gebruikt worden om spoeling op te zuigen.
G.J. Vincent & Compagnie verhuizing van Singel naar Hoofdstraat 36 (Fabriek van Stoom en andere Werktuigen en Kunst-Smeedwerken)
In het najaar van 1887 is de onderneming van plan haar activiteiten vanaf de oude scheepswerf ‘De Lelie’ aan de Hoofdstraat te gaan uitoefenen. Op 4 november van dat jaar werd de vergunning bij de gemeente Schiedam ingediend en deze werd op 1 december verleend.
**In oktober 1888 stuurt de onderneming een hekwerk in naar de ‘Tentoonstelling voor Oude en Nieuwe Kunstnijverheid’. Het hek dat te laat wordt ingezonden om mee te dingen naar een prijs wordt uitgebreid beschreven in de Nieuwe Schiedamsche Courant van 6 september 1888 (het artikel was overgenomen uit het Haagse Dagblad:
“De Tentoonstelling van oude en nieuwe kunstnijverheid is dezer dagen verrijkt met een product van de nieuwe kunst, hetwelk een sieraad van deze Tentoonstelling mag worden genoemd en zeker in ons artikel, aan het smeedwerk gewijd, in de eerste plaats genoemd zou zijn geworden, ware het tijdiger ingezonden. Het is een kolossaal gesmeed ijzeren inrijhek, vervaardigd door de firma G. J. Vincent en Co. te Schiedam en ontworpen door de heeren Sanders en Berlage, architecten te Amsterdam, in renaissancestijl, doch zeer vrij opgevat. Het valt al dadelijk op als een grootse verdienste van de uitvoering dat, niettegenstaande de vele details, de hoofdlijnen van de fraaie teekening zoo naar voren treden en duidelijk spreken. De boogvormige deuren zijn opgesloten door twee pilasters, geheel à jour bewerkt en bekroond door twee groote bolvormige kristallen lantaarns, die in rijk gesmeede ornamenten zijn vervat, waarvan reusachtige, schoonti teloen de bekroning uitmaken. Ongemeen sierlijk zijn de hoofdlijnen van het hek. De onderdeelen, bestaande uit fraai gevormde bladen, kelken en krullen, volgen met zeldzame losheid en bevalligheid de hoofdmotieven en geven aan het geheel een weelderig aanzien.
Bovendien prijken de deuren met meesterlijk in plaatijzer gedreven saterkoppen en profile, en de pilasters met dergelijke koppen en face waarbij opmerking verdient de getrouwe weergave van de trekken welke zulke figuren onderscheiden. De smeedkunst heeft in dit kloeke werkstuk een harer schoonste triomfen gevierd ; want zelden zag men een modern stuk smeedwerk dat van zoo veel kunstvaardigheid en bedrevenheid getuigt. De vervaardigers blij ven met dit werkstuk buiten mededinging, daar zij op de Tentoonstellingen van Amsterdam in 1883 en van Antwerpen in 1885 reeds met de zilveren en gouden medailles zijn bekroond. Ongetwijfeld zonden zij ook hier voor dit werk met de hoogste onderscheiding beloond zijn. Van deze firma bevindt zich in het gebouw der Tweede Kamer ook een buitengewoon fraai en kunstig gesmeed ijzeren traphek het welk de trap versiert aan den nieuwen ingang voor de Ministers. Dit hek is door den rijksbouwmeester jhr. Hoenfft ontworpen en vervaardigd onder het bijna dagelijksch toezicht van den heer J. A. Weinberg, hoofdopzichter bij de Landsgebouwen; de stijl is uit den tijd van Lodewijk XIV en het werk onderscheidt zich door schoone, zuivere vormen. Ook hier wordt het hoofdmotief weer bevallig versierd door fijn gedreven rozetten en kelkjes. De vulling tusschen de geprofileerde onder- en bovenliggers bestaat uit twee gebogen lijnen, welke steeds onder elkander doorschieten met fraai gesmeede stroppen zijn verbonden, ter wijl de bogen niet cirkelvormig zijn, maar elliptisch gezet, meegaande met bet beloop der trappen. Onder en boven de liggers, en de bedoelde gebogen lijnen omvattend, bevinden zich nog twee vullingliggers in meandervorm, met zeer zuivere scherpe en stompe hoeken en aangevuld met de bovenbedoelde kunstig gedreven kelkjes en knoppen.
Bijzonder fraai is ook het harpstuk onderaan het begin van het hek dat ondanks den ongelijkzijdigen vorm kunstig gebogen is en ook uitgediept, terwijl fijne blaadjes en bessentrosjes het bovengedeelte versieren en het geheel met een fraai gedreven sluitstuk eindigt. Merkt men daarbij op dat het hek volkomen voldoet aan den eisch eener zuivere opvolging der loodlijnen, gepaard aan het beloop van de trap met hare verschillende bochten, en dat alles van zwaar ijzer is vervaardigd, dan zal men begrijpen dat hier een werkstuk is geleverd, hetwelk als proeve van smeedkunst den toets der kritiek met glans kan doorstaan.”
In november 1891 breekt ‘s nachts brand uit op de werf van G.J. Vincent aan de Hoofdstraat 36 in Schiedam. Een opslagplaats voor modellen gaat geheel verloren evenals een hal met verfartikelen. Deze hal was onderverhuurd aan de wed. H. Lindeman Gz. De schade was aanzienlijk. De fabriekshal was gered en men kon de werkzaamheden voortzetten. De weduwe Lindeman zag zich genoodzaakt een pand tegen over G.J. Vincent in te richten voor haar handel in drogerijen, verfwaren, lakken en vernissen. In datzelfde jaar kreeg het bedrijf toestemming van de gemeente Schiedam het bedrijf uit te breiden met een stoommachine met een verwarmend keteloppervlak van 13 m2. Deze wordt al in 1892 vervangen door een grotere stoommachine met een verwarmend oppervlak van 16 m2. Bovendien werd in datzelfde jaar een smeltoven geplaatst.
In 1892 wordt het bedrijf in korte tijd nog twee keer getroffen door bedrijfsbranden. Deze hebben volgens publicaties in de Schiedamsche Courant van 18 april 1892 geen invloed op de bedrijfsresultaten. Het aantal werknemers is in amper twee jaar gestegen van 55 naar 100. De resultaten van het bedrijf worden nog versterkt door de door het Amerikaanse bedrijf Westinghouse-Pittsburgh verleende agentschap aan G.J. Vincent van haar stoommachines voor de regio Nederland en haar Koloniën. Het bedrijf had er in korte tijd enkele in diverse uitvoeringen en grootte verkocht. Dat gold ook voor de Amerikaanse Excelsior pompen, die het bedrijf in portfolio kreeg na de overname van Huijgen & Co. enkele jaren eerder. In 1894 kreeg het bedrijf van het Ministerie van Koloniën de opmerkelijke opdracht voor de bouw van 1170 kipwagens voor de irrigatiewerken in de Solo-vallei op Java. In 1895 trad de heer G.C. Beukers toe tot de bedrijfsvoering.
Over het boekjaar 1901 meldde G. J. Vincent & Co. dat er voor haar stoomwerktuigenfabriek, ketelmakerij, kunstsmederij en fabriek van ijzeren hekken voldoende werk was geweest. Bovendien voegden zich bij de gewone werkzaamheden de vervaardiging van verschillende grote ijzerconstructies voor gebouwen, waaronder voor de stoomtram Maas en Waal, voor het Kurhaus te Scheveningen en voor Indië, stoommachines en aanzienlijke partijen hekken voor binnenland en koloniën, van diverse kunstsmeedwerken enz., waarmee haar personeel voortdurend druk bezig was. De firma, die al sinds vele jaren op het gebied van de kunstsmederij in en buiten het land gunstig bekend stond, probeerde ook op ander terrein haar sporen te verdienen. Met de aanleg van een centrale waterverwarming in het Volkshuis in Schiedam, had het bedrijf aangetoond ook dit te kunnen.
Schiedamsche Kunstsmedererij en machinefabriek / v.h. G.J. Vincent & Co.
In 1902 werd de Vennootschap onder Firma G.J. Vincent & Compagnie geliquideerd. Firmanten waren G.C. Beukers, J.P. Vincent en G.J. Vincent. Het bedrijf werd door Gerard (G.J.) en Johan (J.P.) Vincent verkocht aan G.C. Beukers. De heer G.C. Beukers handelde de lopende zaken af en bleef aan als eigenaar van de zaak. De naam bleef tot 1904 onveranderd: G.J. Vincent & Compagnie. In 1904 werden in de Staatscourant no. 69 de statuten gepubliceerd van de Naamlooze Vennootschap Schiedamsche Kunstsmedererij en machine-fabriek, voorheen G. J. Vincent en Co. Frits Beukers (F.M.) wordt benoemd als directeur.
De familie Vincent heeft met dit bedrijf geen bemoeienis meer. Doel van de onderneming: het vervaardigen van grof- fijn- en kunstsmeedwerk, het maken en herstellen van machineriën en ketels, het gieten in alle metalen en het drijven van handel in dit alles en verder de fabricage van en de handel in al datgene, wat met deze vakken in verband staat. Duur: tot 31 december 1929 Kapitaal : f 300.000, verdeeld in 300 aandelen, elk van f 1000, Inbreng: onroerende goederen, enz. De vennootschap wordt bestuurd door twee directeuren, onder toezicht van een gedelegeerde commissaris en twee commissarissen. Als zodanig treden eerst op: de heeren E. J. M. Beukers en F. M. Beukers (F.M.) als directeuren, de heer G. C. Beukers als gedelegeerd commissaris en de heeren G. J. van Swaay en mr. M. J. C. M. Kavelaars als commissarissen.
In datzelfde jaar verkreeg het bedrijf vergunning van de gemeente Schiedam om een stoommachine met een ketel van 30 m2 verwarmingsoppervlak te installeren. Deze moet de twee kleinere machines vervangen. 1904 werd het de N.V. Schiedamsche Kunstsmederij en Machinefabriek. In 1889 waren er 86 arbeiders in dienst van het bedrijf. Krantenadvertenties repten vooral over kunstsmeedwerk en CV-installaties. Middels een advertentie in de dagbladen wordt kenbaar gemaakt dat de eerste algemene vergadering van aandeelhouders van de nieuwe NV zal plaats vinden op maandag 20 februari 1905.
Medio maart 1909 werd tijdens de algehele aandeelhoudersvergadering besloten het bedrijf te liquideren. Wat de directe aanleiding voor de sluiting was is niet duidelijk. In het boekjaar 1908 werd nog regelmatig geadverteerd voor nieuw personeel. Mogelijk ondervond de Schiedamsche Kunstsmederij teveel hinder van het in 1906 opgerichte bedrijf van de Gebr. Vincent aan de Buitenhaven 132. Feit is dat via een advertentie in de lokale dagbladen bekend werd gemaakt dat er een publieke verkoping was van de inboedel en de gebouwen vanaf 4 mei 1909 in gebouw Musis Sacrum. In september 1909 neemt de firma Arij Jordaans zijn intrek op het voormalige terrein van de Schiedamsche Kunstsmedrij en Machinefabriek aan de Hoofdstraat 36.
Oprichting Gebr. Vincent aan de Buitenhaven 132 (1906)
Toch zit het Smederijvak bij de Vincent’s in het bloed. In 1906 startte een derde generatie Vincent’s een nieuw bedrijf op aan de Buitenhavenweg 132 in Schiedam. Het bedrijf wordt geleid door G.J. (1883-1958) en L.A.M. Vincent (1887-1949), beiden zoons van J.P. Vincent¹. Omschrijving van het bedrijf: ”Fabriek van alle soorten IJzeren Hekken en fijne Smeedwerken. Specialiteit in IJzeren Spil- of Wenteltrappen. Kapconstructies, Reservoirs, IJzeren Ketels, Bakken enz. ” Later komt daar nog een toevoeging bij: “Aanleg van Centrale Verwarming volgens alle systemen. Vervaardigen Speciale Ovens voor verwarming van Kerken en andere groote gebouwen.”
Verhuizing naar Nieuw bedrijfspand aan de Admiraal de Ruyterstaat 31
Over het boekjaar 1927 meldde de N.V. Gebr. Vincent, Kunstsmeedwerken in Schiedam het volgende bericht: De bedrijfsresultaten over 1927 waren zeer gunstig. In september betrokken we die nieuwe fabriek aan de Admiraal de Ruyterstraat, grenzend aan de Wilhelminahaven. Hierdoor hebben we ons bedrijf vrij sterk uitgebreid en kan vooral economischer gewerkt worden. Onze omzet in Kerkverwarming en andere Centrale Verwarming was belangrijk groter dan in 1926.
Voorstel van B. en W. tot uitgifte in erfpacht aan de N.V. Gebr. Vincent’s Fabriek van Smeedwerken en IJzerconstructie in Schiedam van een terrein, groot ongeveer 1125 M2, (lang 75 M. en breed 15 M.) kadastraal bekend als gemeente Schiedam sectie N. no. 401 (ged.) gelegen aan de Wilhelminahaven, onmiddellijk aansluitend aan de Noordzijde van het perceel, kadastraal bekend als sectie N. no. 402 en over de volle diepte daarvan, dit tot 1 april 1987. In augustus 1927 verplaatste het bedrijf, na goedkeuring van de Hinderwetvergunning door de gemeente Schiedam haar kantoren en productieafdeling van de Buitenhavenweg 132 naar de Admiraal de Ruyterstraat 31 in Schiedam.
In 1929 berichtte de N.V. Gebr. Vincent Kunstsmeedwerk in Schiedam het volgende: De bedrijfsresultaten over 1928 waren opnieuw zeer gunstig. In de ijzerconstructie was een flinke opleving merkbaar. De omzet kon belangrijk worden vergroot terwijl betere prijzen bedongen werden. Een nieuwe uitbreiding van onze fabriek was nodig. Onze afdeling Kerkverwarming en andere Centrale Verwarming boekte opnieuw grotere omzet dan vorige jaren, terwijl ook in deze afdeling betere prijzen gemaakt werden.
Begin 1930 diende N.V. Gebrs. Vincent een verzoek in voor een vergunning tot uitbreiding van haar fabriek voor constructiewerk en kunstsmeedwerken in het pand Admiraal de Ruijterstraat 31, kadaster Sectie N. no. 417, met 6 electromotoren van totaal 471/2 P.K. (t.w. 1×20, 1×10, 1×7½, 1×4½, 1×3 en 1×2½ P.K.), drijvende een luchtcompressor, een draaikraan en diverse machines.
In maart 1963 vierde B. Vincent zijn 25-jarig dienstverband. Het werd groots gevierd met een feestavond voor het personeel in gebouw Musis Sacrum.
¹G.J. Vincent huwde nooit en is kinderloos gestorven.
Nevenfuncties:
G.J. Vincent: Voorzitter van R.K. Openbare Leeszaal te Schiedam.
G.J. Vincent: Bestuurslid Schiedamsche Kunstkring (1934 tot oktober 1938).
Bronnen:
Headerfoto: Gemeentearchief Schiedam / beeldnummer 43304
Foto: J.P. Vincent: Gemeentearchief Schiedam /Detail van beeldnummer 43166
Foto: G.C. Beukers: Gemeentearchief Schiedam /Detail van beeldnummer 43166
Foto: Gebr. Vincent aan de Buitenhaven: Gemeentearchief Schiedam / beeldnummer 43344
Foto: Gruttersteeg: Gemeentearchief Schiedam / beeldnummer 36898 (bewerkt)
Foto: Volkshuis-R.K. Openbare Leeszaal: Gemeentearchief Schiedam / beeldnummer 05533 (bewerkt)
Laatst bijgewerkt op: 12 september 2024