Willem Elsschot / Fons de Ridder

Leestijd: 5 minuten

De mooiste van zijn leven
De Vlaamse schrijver Willem Elsschot woonde van eind 1907 tot en met 1911 in Rotterdam en werkte het grootste deel van die tijd bij Gusto. Hij beschouwde die jaren als de mooiste van zijn leven. Of zijn werk bij Gusto een grote bijdrage aan dat levensgeluk leverde is niet echt duidelijk. Zeker is wel dat het bedrijf de romanschrijver in hem wakker maakte en hem stof voor een roman en een gedicht leverde.

Hoe De Ridder bij Gusto kwam
Wie toen bij Gusto naar Elsschot zou hebben gevraagd zou verbaasde blikken hebben geoogst. Elsschot was namelijk niet zijn echte naam, maar de naam die hij later als schrijver aannam. Hij werd op 7 mei 1882 in Antwerpen geboren als Alfons de Ridder. Op zijn zestiende werd De Ridder van het Atheneum weggestuurd wegens wangedrag. Na drie jaar te hebben gelanterfant als loopjongen schreef hij zich in bij de handelsschool. Die opleiding rondde hij in vier jaar af.

Enige tijd later vertrok hij naar Parijs. Daar trad hij in dienst als privésecretaris van Alfredo Bustos, inspecteur van het Argentijnse ministerie van Publieke Werken. Bustos zag onder meer toe op van schepen die in opdracht van de Argentijnse overheid bij Gusto gebouwd werden. Bij bezoeken aan de werf werd hij waarschijnlijk vergezeld door De Ridder die als tolk optrad.

De Ridder zette in Parijs de bloemetjes buiten, maar had als snel tabak van zijn werkgever. Bustos claimde namelijk bij de Argentijnse overheid salarissen en reis- en verblijfskosten van personeelsleden die alleen op papier bestonden, en stak dat geld in eigen zak. De Ridder moest die declaraties keurig in de boekhouding verwerken. In het najaar van 1907 solliciteerde hij daarom bij Gusto en werd daar aangenomen als ‘chef-correspondent’. Die functie dankte hij aan zijn talen- en handelskennis.

Gusto-collega’s in Kaas
In zijn in 1934 verschenen novelle ‘Kaas’ verwerkte Elsschot ervaringen bij de werf, die hij voor dit boekje omdoopte tot de ‘General Marine and Shipbuilding Company’. Zo schreef hij:

‘Ik weet dat mijn vier medecorrespondenten op dit ogenblik met hun kuiten tegen de pijp van de verwarming staan, ieder voor zijn schrijfmachine, als kanonniers voor hun stukken. Een van de vier vertelt een mop. Ja, dat eerste halfuur was gezellig. […] Het geratel van de pneumatische klinkhamers dringt van op de werf tot in onze zaal door en buiten rijdt voor de vensters onze drukke dwerglocomotief voorbij. Wij draaien onze vijf hoofden om en door ’t venster groeten we de oude Piet met zijn blauwe kiel en zijn zakdoek om de hals, die haar zo rustig voert als een huurkoetsier zijn oude knol. Als wedergroet doet hij even zijn stoomfluit gaan. En ginder ver laat onze hoge schoorsteen zijn zwarte wimpel fladderen.’

Anna van der Tak
Een van die medecorrespondenten is de Rotterdamse Anna van der Tak. Ze raakten bevriend en ze spoorde hem aan om de verhalen die hij haar vertelde over zijn tijd in Parijs op te schrijven. Dat deed hij en het leverde zijn in 1913 verschenen debuutroman ‘Villa des Roses’ op. Hij droeg het boek aan haar op: ‘In dankbare opdracht aan Mejuffrouw Anna Christina van der Tak, mijne trouwe vriendin.’ De vriendschap duurde ook na het vertrek van De Ridder bij Gusto voort. Ze bekoelde echter enige tijd toen Elsschot haar en andere oud-collega’s in Kaas onder hun eigen naam opvoerde. Anna nam hem dat zeer kwalijk.

Vertrek bij Gusto
In het najaar van 1911 vertrok De Ridder bij Gusto. De redenen daarvoor zijn niet duidelijk, niet in de laatste plaats om De Ridder daar zelf vaag over is gebleven. Was de directie van Gusto zijn vrijpostigheid zat en ontsloeg ze hem of trok De Ridder zelf aan zijn stutten? De waarheid zou, zoals vaker, wel eens in het midden kunnen liggen.

Wie is die ‘lamme smeerlap?
Dat De Ridder minder positieve ervaringen had opgedaan bij Gusto kan worden opgemaakt uit het gedicht ‘Brief’ dat hij jaren later, in 1934, schreef.

               BRIEF

Lamme smeerlap, met je baard,
dor van geest maar dicht behaard,
die ons daar stond aan te staren
of wij huursoldaten waren.

‘k Weet nog alles, luizig dier,
ook al zit je ver van hier,
teruggetrokken en stokoud
in een blokhuis vol met goud.

Dat je er Stein hebt uitgetrapt
nadat hij je had verklapt
hoe je schatten kon verdienen
met den bouw van zijn machinen.

Hoe je Berends in de stront
hebt gewreven, als een hond,
toen hij ’t boekjaar niet kon sluiten
door die fout van zeven duiten.

Hoe die halfwas, smal en bleek,
van zijn gulden in de week
vijftig centen af zag romen,
want hij was te laat gekomen.

‘k Weet het nog, zoals je ziet,
maar ik snap vandaag nog niet
hoe die negen duizend koppen
dat zo lijdzaam bleven kroppen.

Had een flinke delegatie,
na ’t verwerpen van je gratie
je maar even beet gepakt,
even op den vloer gesmakt,

je dien baard eens afgeschoren,
met of zonder je twee oren,
je die broek eens afgedaan
om je voor je kont te slaan.

Maar al is het niet gebeurd,
uitgesteld is niet verbeurd.
Wij staan klaar om ons te wreken
zonder je den nek te breken.

Want komt ooit de rode tijd
door je slaven lang verbeid,
vóór nog dat je met je botten
bent gedolven, om te rotten,

dan word jij benoemd per se
om de piesbak en de plee
schoon te maken als het hoort
in de Beurs of Delftse Poort.

A.F. Smulders (1839 – 1908)

In de literatuur over Elsschot wordt de suggestie gewekt dat ‘de lamme smeerlap, met je baard’ verwijst naar Augustinus Franciscus Smulders, die zijn toenmalige werkgever zou zijn geweest. Daarbij wordt dan soms ook een schilderij waarop A.F. in volle lengte te zien is, afgebeeld (zie: Familie A.F. Smulders). August bemoeide zich op het moment van het dienstverband van De Ridder echter niet meer met de dagelijkse leiding van het bedrijf. Zoon Henri Smulders was ook getooid met een imposante baard en was wel de baas van De Ridder (zie: De Bossche Encyclopedie). Was hij dan toch de echte ‘lamme smeerlap’?

Na Gusto
De Ridders’ volgende werkgever was de ‘Machinefabriek Delfshaven Scheepswerf A.C. de Ridder’. Daar werd hij boekhouder-correspondent. Hij hield het er maar een paar maanden uit en keerde eind december 1911 naar België terug. Na de Eerste Wereldoorlog richtte hij een succesvol reclamebedrijf op en schreef hij en passant enkele boeken, zoals Lijmen/Het Been, die overal tot de klassiekers van de Nederlandstalige literatuur worden gerekend. Hij stierf op 31 mei 1960 in Antwerpen.

Tot slot
Kort voor zijn dood kreeg De Ridder nog onverwacht bezoek van een oud Gusto-collega, Johan Tuyl: ‘Hij had nooit wat van mij gelezen, hij kende Elsschot niet en heeft er jaren over gedaan om me te vinden, omdat hij altijd naar De Ridder vroeg. Ik heb nog nooit zoveel doodvonnissen horen uitspreken als tijdens het bezoek van mijn oude collega. Telkens als ik naar ’t wel en wee van een gezamenlijke oude kennis informeerde, kwam prompt het antwoord: ’Die? O, al jaren dood.’ Het rijtje ging onmeedogend verder en ze zijn bij bosjes in mijn huiskamer gesneuveld.’ Tuyl vertrok met een exemplaar van het Verzameld Werk van Elsschot waarin hij een persoonlijke opdracht had geschreven.

Leiden 19 april 2019
Peter de Leeuw
Maritiem-Historicus


Bronnen:
Bruijn, Peter de, Alfons de Ridder in Rotterdam.
W.E.G. Cahier 8. Antwerpen 2009
Reijt, Vic van de, Elsschot: leven & werken van Alfons De Ridder. Amsterdam 2011

En met dank aan Dirk Allewelt


Brief aan Simon Carmiggelt van 30 mei 1960 
Achter de Schermen – Jaargang 18, nr. 3-4, november 2016
De mooiste jaren van zijn leven – Kwartaalblad ‘Scyedam’ – maart 2023

Laatst bijgewerkt op: 15 augustus 2023

Scheepsbouwmuseum