Op Vijf Poten Naar Dakar* (22)


Leen de Graaff en de zee zijn één

A/B ZWARTE ZEE 30′ 50′ N 15′ 06′ 1 W. VRIJDAGMORGEN

Een sleepreis van 2600 mijl.

HET STUURHUIS is nog in het duister gehuld. Het is vier uur in de ochtend. Langs de ramen beweegt zich het silhouet van eerste stuurman Leen de Graaff, een 31-jarige mannetjesputter uit Vlissingen. Hij was het die de Zwarte Zee van de week ijzig kalm en keer op keer door de ruwe zee messcherp langs de Ile de France stuurde, toen het erom ging een nieuwe sleepverbinding tot stand te brengen. Het was een fraai staaltje van stuurmanskunst, vooral omdat hij pas zijn eerste reis op dit schip maakt en er dus nog aan moet wennen.

„DAN STA JE WEL EVEN GEK TE KIJKEN”

Dat laatste geeft hij grif toe. „Als je op deze boot denkt dat je er voorbij bent, krijg je nog een halve scheepslengte. En dan sta je wel even gek te kijken. Ik moet natuurlijk nog helemaal naar dit schip toegroeien. Neem nou de Clyde, die is de helft kleiner. Daar speelde ik mee en ik wist er zelfs iedere kromme spijker op te liggen: Maar daar heb ik dan ook achttien maanden op gevaren.”

Eerste joppen op de Witte Zee
Hij loopt de wacht van vier tot acht, iedere ochtend en iedere middag. „Het is de mooiste wacht”, vindt hij. „Je ziet het elke dag licht worden en iedere avond maak je het invallen van de duisternis mee. Dat verveelt nooit, zeker in de tropen niet.” Leen de Graaff is zeeman in de meest letterlijke betekenis. Je zou hem zelfs kunnen vereenzelvigen met de zee. Op een gegeven ogenblik raast hij als een kolossale breker op je af, fel argumenterend en imposante wolken uit zijn onafscheidelijke pijp stomend. Het geweld davert over je heen en als de storm is uitgewoed, blijft er ten slotte een glad zeetje over, dat niets dan vriendelijkheid uitstraalt.

Mooie dag in 1954
“Ik heb een matroos nodig. Is dat niks voor jou?” Kapitein Piet Kalkman lag met de Smit-sleper Witte Zee op station in de Vlissingse Buitenhaven. Het was een mooie dag in de herfst van 1954. Kapitein Kalkman besloot te gaan vissen en ging, zoals hij zo vaak deed, wat aas vragen bij de knaap die met zijn hengel op de steiger zat. Het was Leen de Graaff en hij schrok van de kans die hij plotseling voor het grijpen had. Zijn hart trok eigenlijk al jaren naar het slepersvak, maar daar hadden ze altijd personeel genoeg. Hij zat al zes jaar op zee —kustvaart en koopvaardij en was met verlof thuis, na anderhalf jaar Zuid-Amerika. Hij aarzelde. „’t Went vlug genoeg”, drong kapitein Kalkman aan en Leen de Graaff besloot het erop te wagen. „Op de Witte Zee maakte ik mijn eerste joppen”, zegt hij nu. „Maria Nina, een Costa Ricaanse vrachtboot die moeilijkheden kreeg in de Wielingen, en een Franse liberty.

Leen de Graaff en zijn onafscheidelijke pijp.

Goed geschoten
Via de Poolzee verhuisde hij naar de Hudson en daarop maakte hij zijn eerste sleepreizen van La Pallice naar Conakry met een vroegere Nederlandse binnensleepboot en terug met een baggermolen naar Antwerpen. „Toen al wist ik dat ik goed geschoten had”, zegt hij. “Het was een onzeker bestaan. Nooit wist je waar je terecht zou komen en alles hing af van zee en wind. Het was wat ik altijd had gewild.” Leen de Graaff duikt de kaartenkamer in en komt even later terug met zijn sextant. Hij verontschuldigt zich: „Even wat sterren schieten”. Een flauw schijnsel aan de oostelijke kim kondigt het aanbreken van de nieuwe dag aan, wat een ideaal tijdstip is voor het bepalen van onze positie. Zijn „buit” bestaat uit Altair, Vege, Deneb, Antares en Polsra. Een kwartier van intensief gecijfer brengt aan het licht dat wij ons op twee honderd mijl noord van Las Palmas bevinden. Wij zijn het erover eens dat wij aardig opschieten.

Alle zeilen bijzetten
Dan wil ik weten hoe hij het van matroos, met enkel lagere-schoolopleiding tot stuurman heeft gebracht. „De maatschappij gaf mij de kans”, zegt hij. „Iedere matroos die goed zijn best heeft gedaan, komt in aanmerking voor een test”. Voor Leen de Graaff was dat ogenblik in 1956 aangebroken. Hij zou alle zeilen moeten bijzetten. De eerste maanden op school waren een nachtmerrie voor hem. Hij had al acht jaar als betrekkelijk vrij man in de maatschappij gestaan en in de besloten ruimte van het leslokaal voelde hij zich als een gekooide vogel. Maar hij beet zich erdoor en na zestien maanden kwam hij als tweede stuurman op de Hudson terug. Er volgden enkele korte reizen en een halfjaar later werd hij eerste stuurman. Er waren pas twee jaar verstreken sinds de dag waarop hij zijn studie aan de zeevaartschool begon.

De zon komt op
Terwijl hij vertelt over zijn eerste reis als driebander met twee bevoorradingsschepen over ruim tienduizend mijl in een dikke drie maanden van Galveston naar de Perzische Golf — komt de zon op. Het eerste licht spettert abrupt vanachter de kim, het verbreedt zich in snel tempo en in minder dan een halve minuut is de helft van de zon al zichtbaar. Door de straalbreking krijgt zij even de vorm van een gloeilamp, dan is zij los van de horizon en klimt, de eerste tijd verbluffend snel in de richting van de passaatcumuli, die in de windstille ochtend vrijwel roerloos aan de lucht kleven. Het is een fantastisch schouwspel en wij zijn er even stil van. Dan informeer ik naar zijn meest spectaculaire karwei. Als het daarom gaat hoeft stuurman De Graaff niet lang na te denken.

Verschrikkelijk
“De Polyana”. zegt hij onmiddellijk, “oktober 1960”. Ik zat op de Schelde waar ik mijn mooiste tochten op gemaakt heb. Wij voeren in die tijd veel met baggermateriaal van Bahrein naar Karatsji. De Polyana was een Noorse tanker waarvan de lading ruwe olie in brand vloog na een explosie in een pompkamer.” Hij steekt een verse pijp op en werpt een blik op het gyrokompas. “Toen wij erbij kwamen, hadden ze de mensen er afgehaald, op dertien man na. Van hen vonden wij later niet veel meer terug. Het was verschrikkelijk.” “Het schip brandde als een fakkel, maar wij sprongen over en maakten de trossen vast. Toen zijn wij met blussen begonnen. Wij pompten er eindeloze hoeveelheden schuim in en wij hadden veertien slangen en een waterkanon bijstaan om de huid af te koelen.

Hij groette ons
Na drie dagen en nachten doofde het vuur. Wij hadden tachtig procent van de lading gered. Op een werf hebben ze er een nieuwe midscheeps tussen gezet en nu vaart hij weer. Wij zijn hem nog eens tegengekomen in de Straat van Messina. Hij groette ons. En Leen de Graaff vertelt verder onderhoudend en goed gedocumenteerd over veel andere joppen, over zijn reizen met de Ierse Zee, de vroegere Zwarte Zee, waarmee hij in negen maanden slepend rond de wereld trok en over zijn ervaringen als kikvorsman. Dan is het acht uur. Op de valreep vraag Ik hem hoe hij het vindt om booreilanden te slepen. „Dit is mijn vierde”, zegt hij half ontwijkend. Dan, na enig nadenken, “Het is moeilijk werk, vooral in de winter. Enfin, dat heb je zelf wel gezien”.

WORDT VERVOLGD.

Bron: Algemeen Dagblad
Tekst: Piet van den Broecke
fotograaf: Onbekend
Artikelenserie uit collectie familie Lissenberg Schiedam
De Zwarte Zee en Ile de France zijn beide gebouwd door vennoten van I.H.C. Holland N.V. De eerste door Smit te Kinderdijk en de tweede door Werf Gusto te Schiedam.

*Donderdag 6 januari vertrok het boorplatform onder grote belang­stelling van de Werf te Schiedam. Op de rivier werd het getrokken door de sleepboten Azië, Europa, Schouwenbank en Steenbank, alsmede de sterkste sleepboot ter we­reld, de Zwarte Zee. Op zee ging deze laatste alleen verder met de zware sleep voor een tocht van 2600 mijl. De belevenissen gedurende deze lange sleepreis werden dagelijks in het Algemeen Dagblad beschreven onder de aanduiding: “Op vijf poten naar Dakar”!

Tijdens de tocht naar zee werden o.a. filmopnamen gemaakt voor het bioscoopjournaal (Polygoon) en voor de Nederlandse, Duitse en Engelse televisie.
bron: Gusto Berichten No. 2 1966


Stichting Erfgoed Werf Gusto 2019

Laatst bijgewerkt op: 1 mei 2019