Het is alweer enige tijd geleden, dat U in “Het Zeskant” iets heeft kunnen lezen over de l.H.C. Holland, en over het bureau in Den Haag. De mens leeft snel en vergeet gauw en degenen onder onze lezers, die niet dagelijks met de I.H.C.-zaken te maken hebben zijn wellicht een beetje vergeten, hoe dat allemaal precies zit. Verder hebben de I.H.C.-vennoten tezamen in de loop van de laatste jaren enige honderden nieuwe personeelsleden gekregen, die nu lezers van “Het Zeskant” zijn en ook weleens iets over het ontstaan, de opzet en het doel van de I.H.C. willen vernemen. Daartoe dient het hierna volgende artikeltje.
Reeds voor de oorlog bestonden er bepaalde contacten tussen de scheepswerven, die nu deel uitmaken van de I.H.C. Holland. Over de aard van die contacten kunnen de ouderen onder ons nog wel het een-en-ander vertellen, maar ons interesseert op dit ogenblik vooral de ontwikkeling na die tijd. In het hartje van de oorlog begon de bekende tinproducente de Billitonmaatschappij al plannen te ontwikkelen voor het herstel van haar bedrijf in Indonesië. Zij was bereid om haar opdrachten, o.m. voor zes enorme zeegaande tinbaggermolens, bij Nederlandse scheepswerven onder te brengen, maar stelde daarbij de eis, dat de gebouwde molens tot de laatste schroef en spijker aan elkaar gelijk zouden zijn.
Geen enkele werf was in staat om op eigen houtje een dergelijke enorme order binnen redelijke tijd te verzetten. De zes op baggermaterieel gespecialiseerde scheepswerven, die nu vennoten van de I.H.C. zijn, zouden deze echter niet graag laten lopen, en de idee om het werk tezamen op zich te nemen lag voor de hand.
Toen men in principe daartoe besloten had, rees de vraag welke vorm deze samenwerking zou moeten aannemen. Juridische, technische en commerciële factoren speelden daarbij een rol. Het bleek, dat een “Vennootschap onder firma” – zoals dat in de rechtstaal heet- de beste waarborgen gaf voor de cliënt ten opzichte van de werven en voor de werven tegen over elkaar.
In het hart van de oorlog – in 1943 – werd de I.H.C., opgericht, maar het zou nog twee jaar duren, voordat zij in de openbaarheid trad. De problemen, die inmiddels de aandacht opeisten, lagen voornamelijk op het technische vlak. Het betrof de standaardisatie en normalisatie van fabricagemethoden, onderdelen, machines, werktekeningen en duizend-en-één andere met de fabricage samenhangende dingen. Dit moest gebeuren, wilde men de Billiton-order inderdaad kunnen verwerken. De “groepsnormen'” kwamen tot stand, een verzameling technische voorschriften, die in 1944 werden vastgesteld en nu nog steeds in gebruik zijn bij constructeurs en tekenaars. Die technische voorbereidingen gingen niet zonder meer van een leien dakje, want elke vennoot had zo zijn eigen tradities en wat bij LSZ aan de Kinderdijk van vader op zoon/zus gedaan werd, ging bij Verschure zó. Stokpaardjes moesten op stal worden gezet, lange tenen hier-en-daar een beetje worden ingekort, compromissen moest worden gevonden.
Heel wat oudgedienden met een indrukwekkende staat van dienst bij de vennoten, stonden in het begin onwennig tegenover de gedachte om hun zorgvuldig bewaarde tekenkamersnufjes en machinefabriekgeheimen zomaar aan collega’s van andere bedrijven te openbaren. Maar je went aan alles en al gauw kreeg de samenwerking in I.H.C.-verband het openhartig karakter, dat sindsdien haar kenmerk gebleven is. Het schema hieronder geeft een indruk van de opbouw van de organisatie.
Na de oorlog kwam de I.H.C. te voorschijn als een organisatie van zes scheepswerven en bijbehorende machinefabrieken, die beschikte over een schat van ervaring uit het verleden en vol enthousiasme was voor vernieuwde inzichten in de toekomst. Men had samen meer dan twintig bouwhellingen en had al heel gauw een personeelssterkte van vijf- tot zesduizend. man. Het werk kon een aanvang nemen.
Vennoten richtten een soort centraal kantoor op, het I.H.C.-bureau in Den Haag, waar de administratie van de gemeenschappelijke orders en het verdere bijkomende werk zou worden gehuisvest. Eerst maakte dit bureau, wegens de woningnood, gebruik van de gastvrijheid van de Billiton-maatschappij op het Lyceumplein; later werd het eigen gebouw aan de Verlengde Tolweg in gebruik genomen.
Wat doen ze daar nu in Den Haag? Ziedaar een vraag, die men vaak op de werven hoort stellen. Nu, er zijn op het I.H.C.-bureau vier afdelingen, die ieder voor zich een facet van het I.H.C-werk behandelen. Deze zijn: het secretariaat, de boekhouding, de elektrotechnische- en de reclameafdeling. Onder het Secretariaat valt ook de Telex-installatie, waarmee I.H.C. en vennoten de gehele dag met elkaar in verbinding staan.
Het Secretariaat behandelt de binnenkomende post, dikwijls brieven van cliënten en vertegenwoordigers met aanvragen voor offerten voor nieuwe orders. Voorzover belangrijk worden deze brieven aan een of meer vennoten toegezonden. Van de heel belangrijke worden “zesvouden” gemaakt – voor elke vennoot een kopie – die op het “postrapport” komen. Dat postrapport is de ruggengraat voor de directievergadering, die elke Maandag in Den Haag gehouden wordt en waar van elke vennoot een directeur aanwezig Is. Van elke vergadering produceert het I.H.C.-bureau notulen, waarin Is vastgelegd wat er allemaal besproken is. Dat alles vereist een hele administratie, dat begrijpt U wel. De aanvragen van cliënten worden .. projecten” genoemd en ingedeeld in verschillende groepen, zoals Projecten Bagger”, ,.Projecten Schepen” e.d. De projecten worden genummerd ” om hen uit elkaar te houden en vandaar de nummers PB 652 en PK 9006 e.d. die men in administratie en tekenkamers veel tegenkomt. De vennoot die een project uitwerkt, heet: penvoerder. Als een project een order geworden is, krijgt het een Centraal Opdrachtnummer, oftewel CO-nummer; alle lezers ongetwijfeld wel bekend. Als het zo ver is, wordt de technische afwerking in handen gesteld van de vennoot-uitvoerder. Hoe het verder met zo’n order gaat, weten de meesten van U beter dan wij In Den Haag.
De van Cliënten ontvangen bedragen worden verrekend vla de Boekhouding van de I.H.C. Holland. Werkverdeelrekenlngen en afrekenstaten zijn zo een paar termen die hier gebruikt worden. Een heel eigen plaats neemt de elektrotechnische afdeling in. Twee ingenieurs behandelen hier de problemen, die samenhangen met de elektrische installatie van de door vennoten te bouwen werktuigen. In overleg met de constructeurs worden specificaties voor de betreffende onderleveranclers opgesteld.
De Reclame-afdeling produceert de advertenties en drukwerken, waarmee k de I.H.C. Holland haar naam verder tracht te verbreiden. Voor oningewijden lijkt het hier wel eens op een wilde boel, vooral als er voor een of andere tentoonstelling of speciale gelegenheid In ijltempo foto’s, films of drukwerken klaargemaakt moeten worden. Alles gebeurt in nauw contact met drukkers, fotografen, filmmensen en reclame-ontwerpers. In deze keuken wordt ook Het Zeskant” voor U klaargemaakt.
De redactie ” van “Het Zeskant” zelf is echter een commissie, die door vennoten is aangewezen, een van de vele commissies die de I.H.C. kent. Enkele andere zijn de Technische, de Reclame en de Telexcommissle en niet te vergeten de Commissie van Calculatoren en die van Administrateurs. Al die commissies ontmoeten elkaar min of meer regelmatig In de grote vergaderzaal van het I.H.C.-gebouw, behalve de Technische Commissie. Deze verkiest de vergaderzaal van het I.H.C.-laboratorium in Delft, waar zij nauwer contact heeft met het vele technische speurwerk, dat daar verzet wordt. Maar dat is een onderwerp, dat op zichzelf voldoende is voor een “lang” artikel.

Bron+Foto’s: I.H.C. Het Zeskant mei 1955
Tekst: N.O. (I.H.C.)
Fotograaf: Onbekend
Stichting Erfgoed Werf Gusto 2019
Laatst bijgewerkt op: 11 november 2019