Categorie archieven: Persoonlijke Herinneringen

Havdrill Co. 907 (Deel II)

Leestijd: 11 minuten

De Havdrill was Gusto ’s tweede boorschip dat we in januari 1971 in opdracht hadden gekregen van de Noorse rederij P. M. Meijer uit Bergen. Class was DNV. De kiel werd gelegd op 1 mei 1972 en omdat iedereen nog druk bezig was met damage control bij de afbouw van de laatste Free Enterprise (en later met het voorbereiden van de bouw van de Viking Piper) werd dit best een beetje mijn project. De aanbouw op de helling verliep redelijk normaal. Het schip was een redelijke kopie van de Pelican, met uitzondering van de boor- en DP installatie, de coating en de thruster fabrikant (nu Lips i.p.v. Kamewa). De thrusters van de Pelican (1.350kW per stuk) veroorzaakten kennelijk toch nogal wat geluids- en trillingsoverlast dus bij de Havdrill moesten de tunnels van de voorthrusters geïsoleerd worden. Het isolatiemateriaal werd met een laag GRP afgedekt. Het aanbrengen hiervan was een ongelofelijk smerige klus.

Het schip werd op 17 februari 1973 vrijwel probleemloos tewatergelaten.

boorschip-op-de-helling
Boorschip op de helling

Tijdens de aanbouw op de helling was het gebruikelijk dat er tegen ieder waterdichte afscheiding gaatjes werden geboord in de tanktop, bij voorkeur in de lensputten en het vlak, zodat regenwater zich niet in het schip verzamelde maar netjes wegliep. Deze gaatjes waren keurig gesoevereind om ze makkelijk te kunnen dichtlassen maar waren ook een verzamelplaats van vuil zoals lasslak, peuken e.d. Het was dan ook een hele speurtocht vlak voor de tewaterlating om deze drainagegaatjes op te speuren, dicht te lassen en snel van de nodige coatinglagen te voorzien.

Tijdens de tewaterlating bevond zich dan ook een aantal mensen aan boord die niets anders te doen had dan de hele bodem van het schip te inspecteren of er geen lekkages waren. Na de tewaterlating van de Havdrill kwam ik in de motorkamer en ja hoor, daar spoot naast één van de zee-inlaatkasten een straal water een meter of 5 recht de lucht in. De voorman van de luchtploeg had voor dit soort eventualiteiten altijd een aantal houten pluggen en een hamer bij zich en hoewel hij weliswaar drijfnat werd had hij inderdaad snel het lek gedicht. Geen probleem dus, alleen was het wel zaak het repareren van deze ingreep als eerste punt op de dokkingslijst te zetten want met een houten prop in de bodem lever je een schip niet op, niet waar.

compressievat
Duikerklok van een boorschip

Voor de sectiebouw was de decompressietank van het duiksysteem al aan boord geplaatst en tijdens de afbouw werden de duikerslier geplaatst en het gehele duikerscompartiment werd netjes afgemonteerd, een complex systeem van lucht en gasleidingen, flessen batterijen, de elektrische systemen, de audio en video systemen en alles wat er nog meer te vinden was. Leidingen werden geperst en doorgeblazen en alle systemen werden getest. Toen we daar mee klaar waren kwam er een telefoontje van de afdeling inkoop dat er een paar mensen van de duikcontractor (ik dacht Comex) uit Frankrijk zouden overkomen, en ja hoor: na enkele dagen stond er een jonge Fransman naast mijn bureau met de vraag of hij en zijn collega’s de nodige gereedschappen van de werf mochten gebruiken. Ik heb de beste jongen meegenomen naar het gereedschapmagazijn en met de magazijnchef afgepaald hoe we dit uitlenen het beste konden organiseren. Toen ik een paar dagen later in het duikerscompartiment passeerde zag ik tot mijn stomme verbazing dat die jongens alle systemen volledig aan het demonteren waren, tot op het niveau van bouten en moertjes en transistortjes toe. Toen ik hen vroeg waar ze wel dachten mee bezig te zijn aan boord van mijn schip en tegen ze uitviel dat wij alles al getest hadden keken de jongelingen mij alleen maar aan, haalden hun schouders op en vroegen vervolgens: “wie gaat er straks naar beneden, u of wij?”

dekhuis-boorschip
Plaatsing dekhuis op boorschip

Op 2 april 1973, het dekhuis, de boorvloer en het helikopterdek waren al geplaatst kwam er begin van de middag de waarschuwing dat het tegen de avond zou gaan stormen. Schepen die aan de afbouwkade lagen werden normaal afgemeerd met springen en draden voor en achter, alleen gebruikten we wel stalen draden. Als extra zekerheid hadden we bovendien twee extra zware kabels dwarsscheeps geplaatst, één vastgemaakt aan een afmeerpunt op de steiger van het binnenhaventje voor de koperslagerij, de andere aan een enorme meerpaal die op het talud aan de westrand van het binnenhaventje stond, net achter het transformatorhok. Aan deze zijdraden hingen ook altijd gewichten van een paar ton om te zorgen dat schepen tijdens de afbouwperiode strak en stil tegen de wal aan lagen. Tegen einde werktijd die dag stond er inderdaad een meer dan stevige noordwesterstorm en we besloten om er nog een paar extra draden bij te plaatsen. Daar we net een maand eerder een korte staking hadden gehad waren de arbeidsverhoudingen nog steeds niet echt stabiel en het kostte best moeite om vlak voor de avond nog mensen te mobiliseren om hiervoor na werktijd te blijven. Om een uur of zeven bereikte de storm haar hoogtepunt. Er werden windsnelheden van 170km/hr. gemeten, een windkracht dertien. De scheepsbouwloods en de machinefabriek stonden precies evenwijdig aan de windrichting waardoor deze loodsen als een soort funnel werkten en de wind precies met volle kracht op de zijkant van het schip kwam. Terwijl er ploegen voor en achter bezig waren de extra draden bij te plaatsen merkten we dat er opeens een beetje beweging in het schip begon te komen. Deze bewegingen werden langzaam aan steeds heftiger en de steiger en het bak- en kampanjedek moesten onmiddellijk worden geëvacueerd. En ja hoor, na enkele ogenblikken begonnen de meerdraden één voor één te breken, met daverende knallen en met dodelijk geweld.

Goed dat we de mensen zich in veiligheid hadden laten brengen. Nadat de laatste draad gebroken was begon het schip heel langzaam aan zijn overtocht naar de RDM, keurig netjes de neus steady naar het oosten gericht. We hebben er nog sleepboten bij gehaald maar die kwamen wel, stuurden achteraf ook een rekening, maar maakten niet vast. Net iets te veel risico voor de heren. Omdat de Havdrill keurig dwarsscheeps de overtocht naar de RDM maakte kwam zij uiteindelijk zonder schade zij aan zij tegen een tanker aan die bij de RDM in de Nieuwe Waterweg lag te repareren. Daarna begon door de wind het schip tergend langzaam langsscheeps in oostelijke richting te bewegen waardoor het helikopterdek uit zijn verband werd gedrukt tegen de accommodatie van de tanker. De Havdrill vervolgde haar reis oostwaarts en voer zo langzaam de dokhaven van de RDM binnen, raakte even met haar zijkant het achterschip van een verzegelde gastanker die in het drijvende dok stond en beëindigde haar reis met haar zijkant tegen een grote dukdalf en met haar voorsteven stevig verankerd tegen de oostelijke steiger van RDM’s dokhaven, vlak voor hun oude smederij. Nu had RDM op die steiger, waar het schip met haar neus tegen aan lag over de hele lengte een verhoogde kraanbaan staan. Een constructie van 300 meter lang en een meter of 6 hoog, waarop een paar kraantjes reden. Voordat de Havdrill tot stilstand kwam gaf zij met haar voorsteven deze kraanbaan een zetje en vanaf de afbouwkade bij Gusto zagen we hoe zij met haar boeg deze kraanbaan raakte en er een gat in die kraanbaan ontstond dat, als in een vertraagde film, heel langzaam groter werd, totdat de hele kraanbaan tegen de wereld lag. Onze verzekering heeft deze kraanbaan netjes vergoed maar de RDM heeft deze nooit vervangen (stond sowieso op de nominatie om gesloopt te worden).

Later bleek dat het schip in beweging kon komen doordat de enorme kracht die op de zijdraden stond de meter dikke meerpaal die op het talud aan de westrand van het binnenhaventje stond, net achter het transformatorhok, gewoon was omgetrokken en onder een hoek van 45° naar de afbouwsteiger stond. Hierdoor had met name het achterschip zoveel houdkracht verloren dat de draden begonnen te knappen.

losgeslagen-havdrill
Havdrill op drift tijdens herfststorm

Toen het schip aan de overkant tot stilstand was gekomen zijn we naar de RDM gereden en hebben we eerst gecontroleerd of het onze mensen die geheel onvrijwillig mee waren overgevaren goed ging, wat de schade aan het schip was en of het schip zich, zolang de wind niet ging draaien in een stabiele positie bevond. Inmiddels had zich ook het hoofd eindmontage in die tijd, dhr. Paardekoper, zich bij de RDM gemeld. Deze zou de financiële afspraken met de RDM voor het “afmeren” van ons schip aan hun werf rondmaken. De brede glimlach op het gezicht van Piet Koudstaal, bedrijfsleider bij de RDM, na het sluiten van de deal, sprak boekdelen. Toen hebben we met de RDM afgesproken dat ons schip tot de volgende morgen zou blijven liggen zo zij lag, met een sleepboot ernaast als stand-by.

Deze heeft de volgende morgen geholpen de Havdrill naar “De Nieuwe Waterweg” te slepen waar het schip voor inspectie het dok in ging. Daar bleek dat behoudens een lichte schade aan de voorsteven, wat verfschade en een vervormd helidek wij er genadig van af waren gekomen. (Ja, wij hebben toen ook gelijk dat drainagegaatje in de motorkamer dicht laten lassen)

Na deze ongeplande dokbeurt werd het schip weer afgemeerd aan onze afbouwkade en we namen de draad weer op. Naarmate de proefvaart naderde werden we redelijk gestoord van het aantal, met name kleine wijzigingen, die de tekenkamer op ons af bleef schieten. We hebben toen afgesproken dat vanaf dag X wij de wijzigingen wel samen met het bouwteam, onder leiding van kapitein Lauritz Sund, aan boord zouden afspreken. Na de proeftocht zijn er toen aan paar tekenaars aan boord gekomen om deze wijzigingen voor het nageslacht vast te leggen. We moesten tenslotte altijd op tijd opleveren. Ondanks het veel te ver in de bouw periode inschuiven van de ontwerpfase, het (te) laat leveren van onderdelen, stakingen: met veel kunst en vliegwerk en veel improvisatietalent kregen we dat iedere keer toch weer voor elkaar.

Eén van de redmiddelen hierbij was uitbesteden van werk of het inhuren van mensen. De firma Klein uit Sliedrecht en de firma Eykers uit Vlaardingen waren hierbij onze huisleveranciers. De heren Van den Heuvel en Zandstra, van ons bedrijfsbureau, waren hierbij onze toeverlaten.

Een apart verhaal is de relatie die wij als scheepsbouwers met de koperslagers van Martin Rietveld hadden. Als die heren aan boord een leiding aan het installeren waren en die leiding passeerde een plaats waar toevallig een stuk scheepsconstructie zat, dan was hun standaard oordeel altijd: Ah, een aanloper, dat kan niet: Ergo, de scheepsconstructie is fout.

En zo gebeurde het met grote regelmaat dat voor het plaatsen van een schotdoorvoering een stijl werd weggebrand, stukken uit knieën werden gesneden of gewoon een stuk flens uit een webframe werd gesneden. Toen alle pogingen om aan deze praktijken een einde te maken faalden heb ik opdracht gegeven dat wanneer de pijpfitters nog eens met hun snijbranders de scheepsconstructie zouden verbouwen we eenvoudigweg de constructie weer in de oude staat zouden herstellen nadat we het kwaadwillig stuk pijp hadden verwijderd (met de snijbrander wel te verstaan). Dit leidde de eerste keren tot een enorm tumult maar daarna leek het erop dat zelfs koperslagers nog opvoedbaar waren.

nl_sdmga_0386_560_1865
Havdrill op proefvaart

Enkele weken vóór de proeftocht dacht ik dat het misschien wel handig zou zijn als wij, bij eindmontage, ook een proeftocht-programma zouden hebben. Toen ik dat kreeg bleek dat er ook DP-proeven moesten worden uitgevoerd en dat we daarvoor, om de juiste waterdiepte te hebben, naar de Noorse kust moesten. Ik ben toen gaan informeren hoe men gedacht had de hydrofoons, die in het echte leven op de baseplate van de BOP werden gemonteerd, op de zeebodem te plaatsen (en ook weer aan boord te hijsen zonder dat we draden in een van de 7 schroeven zouden krijgen). Dit bleek een goede vraag en op een avond heb ik toen maar met iemand van de tekenkamer, twee landlobbers bij elkaar, een procedure verzonnen hoe dit zou moeten werken.

kraan-boorschip
Dekkraan van een van de boorschepen

Er werd van stalen balken een kruis in elkaar gelast waarop de hydrofoon kon worden gemonteerd. Dit kruis werd voor de zichtbaarheid wit geverfd en met een kabel vastgemaakt aan een boei waarop een groot hijsoog zat. Met de dekkraan zou dit geheel over boord worden gezet en wanneer nodig weer worden opgepikt.

Na de reguliere proefvaart ging het dus richting Stavanger om daar voor de kust in 60 meter water het DP-systeem in te regelen. Daar aangekomen ging het kruis met de hydrofoon aan een kabel over de muur. De proefvaartkapitein vond het maar niks en was als de dood dat hij die draad in één van de schroeven zou krijgen.

Met name het binnenhalen van de boei was in de stroming en wind op zee een razend gevaarlijk karwei. De werkboot werd overboord gezet met een paar man erin, het schip werd keer op keer tegen de boei aan gemanoeuvreerd en voor de mannen in de werkboot de boei aan de kraan konden aanpikken voer het schip over het baken heen waardoor de boei dan onder water verdween. Soms gebeurde het dat de boei onder het vlak getrokken werd en als het schip dan langzaam terug manoeuvreerde kon de boei als een raket naar de oppervlakte schieten. Als de boei hierbij de polyester werkboot zou hebben geraakt dan hadden de werkboot en ook de inzittenden het niet overleefd.

Uiteindelijk vond de kapitein het toch te tricky en moesten we iets anders verzinnen. Ik had nog een haspel in de deckstore liggen met daarop een kleine kilometer aan Hercules kabel. Hiermee konden we een situatie creëren dat we de boei een flink eind van het baken konden verankeren zodat het gevaar van kabels in schroeven een stuk kleiner werd.

Voor de zekerheid hadden we een paar ploegen ijzerwerkers en enkele lassers meegenomen. Er moesten sowieso nog de nodige werkzaamheden worden verricht voor de oplevering en als zij niet moesten assisteren bij de proefvaart konden ze mooi de puntenlijst verder afwerken. Het voordek was dan ook bezaaid met een verzameling pijpen en balken die zij hiervoor nodig hadden. Tijdens het inregelen van het DP-systeem ging er plotseling iets mis en het schip zette even zijn volle dwarsscheepse 5 x 1.350 kW bij. Het schip maakte onaangekondigd een enorme slagzij en die hele massa balken en pijpen werden als strooigoed over het dek geschoven. Als er toen iemand tussen die troep op het voordek had gestaan was het slecht met hem afgelopen.

Door al het gehannes met de hydrofoons en het DP-systeem waren we al snel de beide exemplaren die we mee aan boord hadden kwijt. Dus moesten we naar de haven van Stavanger om daar de andere twee exemplaren, die vanuit Schiedam ingevlogen waren, op te halen.

Maar ook deze twee raakten we in de loop van de volgende dagen kwijt. Toen we de laatste verloren hadden ging ik in conclaaf met de leider van het duikteam van Comex, dat ook aan boord was. Of hij kon helpen om deze hydrofoon te recupereren? In eerste instantie was hij onvermurwbaar want het water was bijna 60 meter diep en er waren alleen persluchtflessen aan boord. Met perslucht dieper duiken dan 50 meter vond hij onverantwoord. Toen ik echter bleef aandringen en duidelijk maakte dat zijn beslissing dus het einde van de proefvaart betekende liet hij zich toch vermurwen en slaagde er inderdaad na enkele pogingen de hydrofoon boven water te krijgen.

Op een goede dag had één van de machinisten van de rederij olie langszij van het schip zien drijven. Dat moest van één van de schroeven komen. Dus Hans de Ridder heeft zich toen in een duikerspak gehesen en is, vergezeld van onze werkboot, alle schroeven gaan inspecteren. De stroming was echter zo sterk dat Hans er niet in slaagde terug te zwemmen naar het voorschip en door de werkboot uit het water moest worden gevist. Eindconclusie van de exercitie: waarschijnlijk olieresten op het water uit de wasserij. Hans was echter zo enthousiast geworden over midden in zee zwemmen dat hij onmiddellijk na de proefvaart lid is geworden van een duikvereniging en een fanatieke sportduiker is geworden.

Opmerkelijk was dat de hoofdvertegenwoordiger van de rederij, de heer Wille, bij het vertrek bij Hoek van Holland in zijn hut is verdwenen en er pas enkele weken later, bij terugkeer bij Hoek van Holland er weer uitkwam. De enigen die hij gedurende de tussenliggende tijd in zijn hut toeliet waren de hofmeesters om voedsel en vooral drank af te leveren.

De proeftocht is uiteindelijk succesvol afgerond en na de dokking is het schip op 30 november 1973 overgedragen aan de rederij. Het schip is nog steeds operationeel en actief als de “Jasper Explorer”.

tekst: Peter Mackenbach
foto’s: Gemeentearchief Schiedam / IHC Gusto BV


Stichting Erfgoed Werf Gusto

Laatst bijgewerkt op: 18 augustus 2018

Co. 904 Suleiman Vezirov (1974)

Leestijd: 12 minuten

1. Algemeen

In 1972 was ik een van de eerste studenten die bij de opleiding Transportkunde Delft die een afstudeeropdracht bij een bedrijf, IHC Gusto, uitwerkte. Daar kwam al snel een dienstverband uit voort. Het werd de ontwerpafdeling Kraanbouw. Na, als kennismaking, gewerkt te hebben aan meerdere projecten werd ik al snel coördinator van de in aanbouw zijnde Russische pijpenlegger.

Pijpenlegger Co. 904 'Suleiman Vezirov'
Pijpenlegger Co. 904 ‘Suleiman Vezirov’

Ik werd een intermediair tussen het Russische bege-leiding/bouwteam en de medewerkers van het bedrijf, ook het coördineren van de tolken (op het hoog-tepunt 8 tolken) hoorde hierbij. Dat gold ook voor bijvoorbeeld gesprekken met de heer van Pelt, inkoop, over de inrichting van de gehuurde flats. Het basisontwerp van deze pijpenlegger kwam van R.J. Brown. Willem Timmermans was daar mijn contactpersoon.

2. Technische gegevens

Uit de specificatie d.d. 13 september 1971 (slechts 68 blz. exclusief de stinger).

  • Lengte x breedte x holte: 107 m x 24 m x 7 m.
  • Diepgang: 3,5 m. Pijplegdiepte tot 195 m.
  • Ankerlieren: 8 stuks, 64mm draad, draadlengte 1600m, trekkracht 90 ton, houdkracht 200 ton.
  • A/R winch: 52 mm draad , 600 m draadlengte, 80 ton trekkracht en 150 ton houdkracht.
  • Een drietal tensioners met een totale trekkracht van 3 x 25 = 75 metrische tonnen.

De stinger had waarschijnlijk een eigen bestek. De stinger bestond uit 3 delen. 50m , 30m, en 20m. Deze stinger was ontworpen en uitgeëngineerd door R.J. Brown and Associates en daar waren wij bij Werf Gusto nogal ontstemd over deze gang van zaken: weinig info naar de werf en als die info dan al kwam was die buitengewoon vaag. Ik heb er menige teennagel op gebroken! Al naar gelang de waterdiepte kon men de configuratie aanpassen. De delen 50m en 30m werden in tweevoud geleverd. Een reserve is nooit weg.

Er waren meer problemen met de deelname van RJBA in dit project. Zij waren de “pijpenleg specialisten! Het is echt opvallend is hoe summier hun specificaties waren. Vaak werd iets omschreven als ”van voldoende capaciteit ”, e.d. Zo bestond de tekst over het “ dopestation” bevat slechts 3,5 regel! Naast de bouw en levering van “ LAYBARGE FOR U.S.S.R. “ werd er ook een pipecoating /cementfabriek geleverd. Deze werd rechtstreeks in de USA gekocht en naar Baku verscheept.

3. De bouw in Nederland, in Sliedrecht en in Slikkerveer.

Afvaart en afscheid in 1974
Afvaart en afscheid in 1974

De barge, 24 meter breed, kon niet door de kanalen naar de Kaspische Zee ver-sleept worden. Ook is daar geen dok beschikbaar waar een 24 meter breed schip in past. Dus werd de pijpenlegger zo ontworpen dat het in twee helft van 12 m. gebouwd kon worden. Eén helft werd in Sliedrecht gebouwd en de ander helft in Slikkerveer. Na de twee tewaterlatingen werden de helften naar Schiedam versleept en werd er een proefkoppeling uitgevoerd. Dit ging voorspoedig, zodat men de helften met een gerust hart met Russische sleepboten naar Leningrad kon laten verslepen. Aan boord ging een zeer uitgebreide hoeveelheid blikgroente, drank, toiletpapier, enz. enz. mee. Ook had de Russische bouwbegeleiding goed ingekocht. Dat kon niet allemaal mee in de trein.

De bouw van de 5 stingerdelen verliep dramatisch. Nadat deze delen gereed en gekeurd waren, bleek op een koude winterdag dat vrijwel alle knooppunten gescheurd waren. Het versterken van de knooppunten met dichte schotten bleek niet de goede oplossing te zijn geweest. In totaal moest ongeveer 150m stinger vernieuwd worden. Vaak met gebruikmaking van “oude” stukken pijp.

4. De samenbouw en beproeving in Rusland.

Na aankomst van de twee helften ging de heer E.J. Vriezen met zijn team (onder meer Jan Houweling en Hans de Ridder) naar Astrakan voor de samenbouw. Deze verliep vrij goed, hoewel er af en toe wel hilarische situaties zich voordeden. Soms werd het werk stilgelegd voor een vergadering waarin de heer Vriezen erg te keer kon gaan en schold op alles wat Russisch was. De tolk was redelijk anti-Russisch en vond het prachtig dit te moeten vertalen. Na het samenbouwen van de twee ponton delen is de pijpenlegger versleept naar Baku. De geleverde pipecoating fabriek was lange tijd “kwijt”. Tijdens het transport per trein vanaf Leningrad heeft “iemand “ de wagons opgeëist t.b.v. graan transporten. De fabriek lag ergens langs het spoor. Volgens het verhaal wist niemand waar. Men heeft lang gezocht.

(A.W.: ik denk dat dit grote onzin is omdat graan wordt vervoerd als “bulk” en de onderdelen van de cementering fabriek er niet als “bulk” uit zien. Ik denk dat ieder onderdeeltje door de Sovjets is opgemeten en nagetekend. Zoals zij in 1968 ook met de boorinstallatie van de ‘Chazar’ hebben gedaan. Daar heb ik zelfs een foto van!)

Vlak voor de beproeving reisde ik met de heer Ringlever, elektronica-expert van Rietschoten & Houwens, naar Bakoe. Deze reis werd door het Russische ministerie geregeld. In Moskou overnachtten we in een zeer oud hotel met versleten vloerkleden, bedden één kaal peertje als verlichting. Toen we met de taxi wegreden bleek dat we ook een verkeerd paspoort mee gekregen hadden. In Baku begonnen de beproevingen met de door de klant gecoate pijpen. Dit ging helemaal fout. Men had verkeerd of te veelzand in het cement verwerkt. De tensioners moeten in de pijp knijpen om de trekkracht te kunnen overbrengen en als de betonlaag brokkelt in de tensioners verliezen de tensioners hun “grip” op de pijpleiding en toen de pijp gleed op zijn asfaltlaag door detensioners. Het was een droevig gezicht.

Ook speelt hierbij de onjuiste of foutief toegepaste “mashing”, wij noemden dat, in navolging van RJBA “kippengaas”, hierbij een grote rol. Redelijk snel had men nieuwe pijpen, nu met het goede beton. In de pijpstraat bleek bij het lassen dat de diameter van de pijp varieerde. Nu bleek de pijp gemaakt was uit staalplaten van 12 m lang en circa 1,9m rond gezet. Zo verkreeg men een pijp met een diameter van 600mm en een langsnaad. Bij het nameten bleek de diameter te variëren tussen circa 580 en 615 mm. Alle aanwezige pijpstukken zijn aan beide zijden op 3 plaatsen opgemeten en er is een volgorde lijst gemaakt waarbij begonnen werd met 580mm en geëindigd zou worden met 615 mm. Dit werkte aanvankelijk goed. Tot op een gegeven ogenblik er een schok door de ‘Suleiman Vezirov’ ging en de druk bij de tensioners wegviel. Was de pijp gebroken?? De Russische duikers gingen de pijp inspecteren. Zij gebruikte niet de door IHC geleverd duik equipement, maar hun eigen duikpakken zoals wij die kennen uit   stripverhalen. Na inspectie bleek0 dat de pijp geheel intact was. Het team Vriezen vertrouwde het niet. Zij lieten de pijp in de pijpenstraat dicht lassen alsof deze neer gelaten moest worden. Toen lieten ze een luchtaansluiting maken en de pijp werd op druk gebracht. Een eind verderop kwamen opeens de luchtbellen naar boven. Er werd weer een hilarische vergadering belegd. De duikploeg verdween en er kwam een nieuwe ploeg overgevlogen uit Moskou. Ook zij hadden eigen equipement bij zich, maar gebruikte graag het moderne duikgerei aan boord.
Nu moest het koppelen van stingerdelen nog getest worden. Daarvoor was een groot kraanschip nodig. Na vele dagen wachten kwam deze. Het bleek een 250-tons kraan te zijn. Opvallend was dat deze geheel volgens de Russische normen was gebouwd. D.w.z. slechts één laag op de kabeltrommel. Dus in het lierhuis zag je kabeltrommels met een diameter van circa 6 meter. Het koppelen ging voorspoedig en daarmee was de Russische pijpenlegger ‘Suleiman Vezirov’ opgeleverd.

Er zijn zeer veel zaken te vermelden die opvielen. Veel vrouwen aan boord. Deze runden de huishouding en lagen na het werk in een bikini op het bovendek te zonnen. Groot onderscheid tussen officieren en de andere bemanningsleden. Andere borden en bestek. Andere toiletten en ander wc-papier (gewoon en krantenknipsels). De krantenknipsels moest men in een leeg verfblik duwen.

5. Eén jaar later.

Eén jaar later werd ik weer naar Baku gestuurd voor overleg. De pijpenlegger had nog geen meter pijp gelegd vanwege technische onvolkomenheden. Deze moesten besproken worden. In Moskou kreeg ik een tolk mee die goed Frans sprak, maar geen woord Engels. Het bleek dat hij een vriendin in Baku had en daarom mocht hij mijn tolk zijn. Dit probleempje was slechts het begin van een hele serie specialiteiten. In Baku bleek mijn koffer niet aangekomen te zijn en mijn begeleider vond dat dat mijn probleem was. Hij moest eerst snel zijn vriendin spreken. Op een gegeven moment herkende ik mijn koffer op een kar bij een te beladen vliegtuig. Na over een hek van 1,20m geklommen te zijn ben ik het platform opgelopen en toen mijn koffer aan de beurt was voor laden, heb ik deze opgepakt en ben terug gelopen naar het hek, eerst de koffer over het hek en toen ik. Achteraf..???.. stom!! Het ‘IJzeren Gordijn’ bestond nog. Na vele discussies en dreigementen terug te keren naar Nederland, kwam uiteindelijk de vergadering.
Circa 20 man in blauwe pakken met veel goud/ Hoofd Marine Kaspische Zee, enz. Gelukkig een goede Engels sprekende tolk. De pijpenlegger kon niet gebruikt worden omdat:

  • De 64mm kabels te goed ingevet waren. Er moest een apparaat geleverd worden die de kabels zouden ontvetten bij het uitvieren en weer invetten bij het naar binnen halen. Geen oplossing.
  • Men had uitgerekend dat bij de meeste extreme lage waterdiepte de kabels circa 150mm over de hoek van het dek zouden schavielen. Dus in dat geval daar een driehoek wegbranden.

Maar het dek was door Bureau Veritas goed gekeurd. Na de belofte dat circa 3 weken na mijn thuiskomst er een tekening zou zijn met de wijziging voorzien van BV stempels was men tevreden. Zo had men een lijst van 10 vreemde punten. Het echte probleem was dat er geen pijpen beschikbaar waren (vergeten te bestellen??). Om dat te camoufleren had men technische problemen bedacht.

6. Vlak daarna.

In het blad Offshore stond een artikel waarin beschreven werd dat Rusland een pijpenlegger in de Kaspische Zee had de ‘Suleiman Vezirov’, die het wereldrecord pijpenleggen op één dag had verbroken. Dit was in feite een groot compliment voor IHC Gusto!!

7. En toen. .

(dit stuk tekst is geschreven door Joop/Alex Wittmaekers).
In 1993, dus na de teloorgang van de Sovjet Unie, was de republiek Azerbeijan zelfstandig en men had daar plannen om de door de Russen ernstig beschadigde gas-en olie productie weer nieuw leven in te blazen. Hiertoe werd contact gelegd tussen de lokale oliemaatschappij, SOCAR, en diverse westerse oliemaatschappijen. Een van die contacten leidde tot een contract tussen SOCAR en de inmiddels voor een dergelijke situatie opgerichte PENZOIL CASPIAN. Deze contracteerde McDermott voor de renovatie van de  ‘Suleiman Vezirov.

Na 20 jaar staat IHC er nog gekleurd op

Voor de renovatie van de drie  pipelaying tensioners, 3 x 25 ton, werd contact gelegd met SAS Gouda BV. Dit geschiedde al of niet via Gusto Engineering. SAS toonde weinig interesse in dit project, maar aarzelde niet om hun specialist aan Gusto Engineering uit te lenen. En zo kwam ik (Alex Wittmaekers, senior service engineer voor SAS Gouda BV) opnieuw in Baku terecht.
Na ruim 20 jaar en een opsplitsing van de failliete USSR bereikte ik Baku, via Riga. Ik weet nog dat het laatste stuk, van Riga naar Baku werd afgelegd in een machine van Aero-flot. En omdat men in Baku nog steeds het gevoel had dat dit om een ‘binnenlandse vlucht’ ging, was er in Baku geen enkele controle toen we ver na middernacht op het vliegveld aan kwamen. Ik had de boodschap meegekregen, dat er in Baku wat politieke problemen waren en dat men een algeheel uitgaansverbod had afgekondigd: na 00:00 uur moest iedereen van de straat zijn.
Ik had echter op deze vlucht contact gemaakt met een in Baku zeer bekende beeldhouwer en met hem en nog drie andere kunstenaars werd achter in het vliegtuig onze vriendschap beklonken met de nodige wodka, waarbij zij mij tevens volstopten met  ‘Calbassa i gleb’, of wel ‘Worst en Brood’. Toen het in Baku duidelijk was, dat ik geen vervoer had werd mij een lift aangeboden door mijn nieuwe vrienden. We brachten eerst drie man thuis, waarna de beeldhouwer mij naar Hotel  Intourist bracht. Dit was gesloten en toen werd ik naar een ander hotel gebracht. Het inchecken was ietwat problematisch: ik had geen visum (zou mij door mijn transport van Penzoil worden gebracht, maar die waren er dus niet) en ook was mijn paspoort niet bij binnenkomst in Azerbeijan afgestempeld. Op voorspraak van de beeldhouwer kreeg ik toch nog een kamer. De volgende morgen ging ik te voet naar het Intourist hotel, wat in zijn geheel door SOCAR was geclaimd en verhuurd aan westerse oliemaatschappijen, waaronder Penzoil Caspian. Toen werd ook mijn aankomst in Baku officieel geregistreerd!

Er was niet zo veel veranderd in Hotel Intourist. Het was dus geen hotel meer en ook het postkantoortje in de hal was verdwenen.  Ook was het kantoor van  Intourist, waar ik met meneer Vriezen in 1968 zo vaak in heftige discussies voor de belangen van Werf Gusto was opgekomen, was er niet meer. Slechts een paar kamers werden nog gebruikt voor gasten, maar de meeste kamers waren nu de werklocaties van Penzoil, en Aramco. Met de laatste had ik weinig tot geen bemoeienis.

Uiteindelijk werd ik aan McDermott voorgesteld, die aan de overkant van de weg een kantoor hadden. Ik was de man die van de pijpenleg installaties alles wist- vooral van de SAS tensioners. Toen ik vertelde dat ik voor de bouw van de S.V. voor Werf Gusto had gefungeerd als ordercoördinator, dus dat de rest van de S.V. voor mij ook niet vreemd was, toonde McDermott zich zeer in mij geïnteresseerd. Hen werd echter al snel door de Construction manager van Penzoil duidelijk gemaakt, dat hij mij zag als de Penzoil man, die aan hem zou rapporteren m.b.t. de werkzaamheden uitgevoerd door McDermott. Hierdoor werden de McDermott managers op een welhaast pijnlijke wijze duidelijk gemaakt, dat Penzoil niet zo veel vertrouwen in hen had. Dat maakte het voor mij niet makkelijker.

En toen kwam de hernieuwde kennismaking met de ‘Suleiman Vezirov’. Een grotere schok is haast niet denkbaar. De barge lag afgemeerd aan de kade bij de zelfde werf waar in 1967/68 de ‘Chazar’ was geassembleerd en afgebouwd. De officials van de werf verontschuldigden zich met het excuus, dat het niveau van de Kaspische Zee de laatste jaren zeer sterk was gestegen (en weer gezakt!?), waardoor vele kades (ook de boulevard in de stad) waren ondergelopen. Een grote puinhoop. Letterlijk! Overal lag rommel, gedemonteerde onderdelen, versplinterde houten balken (van het dek?), met snijbrander afgebrande leidingen (ook hydraulisch!) en met moeite herkende ik op een grote hoop de afgesleten schoenen van de drie tensioners. Het gaat veel te ver om alles te beschrijven; worden we alleen maar triester van. Echter één lichtpuntje. op een berg afval en schroot vond ik het ‘hek licht’ van de ‘Suleiman Vezirov’ en die siert nu mijn veranda in Drenthe.

Evenals de werkwijze van McDermott. Een typisch Amerikaans bedrijf: een wereld van feet en inches en gallons. Alle materiaal voor de renovatie moest in de USA worden besteld en die leverde dus de hydraulische leidingen in inches en alle vernieuwde elektrische apparaten 110V x 60Hz. Eenmaal ontvangen kwam men er achter dat hiervoor dus verlopen moesten worden aangeschaft of gemaakt. Toch jammer dat deze leveringen niet via Gusto Engineering konden gebeuren. Gemiste kans?

De staalkabels voor de verhaallieren waren tijdens het gebruik door de Sovjets steeds korter geworden. Op een van de lieren vonden wij, dat men hiervoor een bijzondere oplossing had gevonden. De twee
stukken staalkabel van 64 mm waren aan elkaar gelast! Ze moesten dus allemaal worden vervangen!
Opnieuw in Inch maat, maar na lang aandringen heeft men de bestelling toch aangepast en gewijzigd in mm.

Een compliment voor de door Werf Gusto geleverde kwaliteit: we kregen, zij het met veel moeite, het geheel toch weer aan de praat. En ik ben daar toch best wel trots op. Voor de hydrauliek heb ik toen wel specialisten laten uitkomen van v/h R&H, want de normen die de Amerikanen hanteerden voor het schoonspoelen van de hydraulische leidingen bleven ver achter bij de normen die door mij geaccepteerd konden worden. Er werden zelfs grote en fijne filters uitgevlogen voor dit spoelen (was dat nou echt nodig?)  Ook heeft mijn kennis (of eigenlijk: mijn ervaring) met de Russische taal ons veel geholpen. Voor een geheime bespreking tussen Mr. Zeinalov, vice president van SOCAR en de vice president van Penzoil Caspian werd mij verzocht om voor het tolken te zorgen. Ze hebben mij erg geholpen en waren mij erg dankbaar. Ik pieker mij suf, maar kan mij niets meer herinneren van het onderwerp wat daar werd besproken. Later op het maandelijkse uitje naar de Dasha hebben we samen muziek gemaakt, gezonden en gedronken. We waren toen allemaal vrienden.

Onze werkzaamheden zijn ook nog een maal onderbroken. De democratisch gekozen president (Mr. Elzjebey) werd verdreven en vervangen door een vazal van Moskou, Mr. Haidar Aliev. Zijn zoon is nu de president van Azerbeijan. Er waren ook veel problemen met de vele vluchtelingen uit de enclave Nakoro Karabach. Een en ander dreigde te ontaarden in een regelrechte burgeroorlog en Penzoil heeft ons toen allemaal in het holst van de nacht naar Istanbul geëvacueerd. Na ca. 3 weken mocht ik weer terug naar Baku.

Na zo’n drie maanden was de klus geklaard en begon men aan het laden van de pijpstukken en andere materialen en voorraden. Ik ben toen weer naar Nederland gevlogen, waar ik op de ‘s-Gravenlandscheweg mondeling verslag uitbracht en me daarna weer bij SAS Gouda vervoegde.

Bedankt voor alles! 1993
Bedankt voor alles! 1993

Enige tijd later (?) werd ik weer gevraagd voor assistentie bij het daadwerkelijk leggen van pijpen met de S.V. Het oude regelsysteem functioneerde best wel naar verwachting, maar het bleek moeilijk om de Amerikanen er van te overtuigen dat, om aan een pijpleiding te kunnen trekken, de samengeknepen pijpleiding (voorzien van cement coating) voldoende vastheid moest hebben. Men vond dat de tensioners te veel in de pijp knepen, waardoor de cement coating er in  ringen afschoof.  Maar ook dit werd opgelost en de pijpleiding, waar het allemaal om te doen was, kon worden gelegd.

Later sprak ik met een andere oud collega, Jan Goudbeek, die voor Fugro dikwijls in Baku verbleef, en mij vertelde dat het pijpenleggen met de S.V. met succes was verlopen, maar dat er van de mooie (nieuwe en glimmende) meters en installaties veel was geroofd. Zoals hij bij een bezoek aan de  ‘Suleiman Vezirov’ had geconstateerd. Wie had anders verwacht?

Persoonlijke herinneringen van Ton (AJM) Thoolen, aangevuld door Alex (Joop) Wittmaekers (hoofdstuk 7).


Stichting Erfgoed Werf Gusto

Laatst bijgewerkt op: 26 januari 2023

Chazar Co. 701 1968 (2)

Leestijd: 16 minuten

Also telephoning home was a luxury, which, besides costly (however paid by Mr. Vriezen) also rare. Each request or booking had to be placed before 09:00 in the morning and in case the call would come through it wouldn’t be before 01:00 at night! More often than not the call wouldn’t come through at all and we wondered what the reason for that could have been. Here my knowledge of the Russian language came in handy. One day, Tony and myself had booked a call to talk to our wives; his in Hinckley (UK) and mine in Schiedam. Upon returning to the hotel from the yard we went to the telephone exchange room (which was officially not allowed) and I asked the old operator (lady, wrapped in blankets) whether or not our calls would come through that night. She informed us that my call would but the call to Hinckley couldn’t be made, since the cable between Holland and England was damaged. I told her that I couldn’t believe that and she then told me that Moscow didn’t have an English-speaking interpreter available. When I said that Tony and his wife both spoke English and were in no need for an interpreter she smiled and said: “Oh, you, bandit, you know very well that here in the USSR they must make sure that only good things are said and in case something bad would be said the interpreter would disconnect the call.” And she was not kidding!

One day we met a group of German tourists who also stayed in the hotel. They heard us speaking Dutch and English and apparently they were very enthusiastic and choose to tell us all about the enormous progresses made here in the USSR. Like that beautiful drilling platform they had visited that afternoon. A real gem of technology, they called it. Mr. Vriezen they informed them on the reason of our presence in Baku!

Work platforms installed.
Work platforms installed.

After the completion of the commissioning of the jacking systems and the welding of the first additional leg sections, I was asked to set the four legs on the bottom. They now were our anchors and we no longer depended on the poor mooring wires the yard provided us with. This was my first real jacking operation! The second leg sections were installed and welded. After some small preloading the hull was lifted out of the water, high enough so that the welding on the hull could be completed. And the trip to the full completion of the legs (94 meters) continued.

Staircase
The stairs of stair tower and drilling tower was a wet job! But not as bad as when they dumped the contents of our sewage tank!!

Therefore the leg sections, each about 65 tons and 10 meters in length, were hoisted onto the top of the legs, aligned and welded. Upon acceptance of the welding tests the work platforms were disconnected and brought to and installed on the top of the last leg extension. The hull was then jacked up so that the top of the jacking structures was just below the welding platforms. At first our access to the platform was through a gangway. Then, when higher, through a stair case tower and then the gangway. But when we were really high up the yard installed a complete drilling tower from which the gangway was installed to the deck. With some 10 meters of leg in the water this brought us up from the jetty to our deck some 65 to 70 meters higher. And all that time special water pumps were needed to provide us cooling water for the generator diesels (and other) and when the wind came from the North the dumped cooling water sprayed over our access, and the passing over the stairs of stair tower and drilling tower was a wet job! But not as bad as when they dumped the contents of our sewage tank!!

Testing welding.
Welding of final leg sections. Access onto the deck through stair scaffolding and an original Baku drilling tower, with wooden stairs going around the tower. Imagine they rejected the German made derrick which we supplied! They judged the cage ladders “unsafe”.

For the “final height test” we had to climb to the end of the leg. This was planned to be done during day light, but like almost always later in my carrier, by the time all the shore connections were removed, the gangway pulled onto the deck, all required personnel on board, etc. etc. it was almost dark when the jacking started.
We made it to the top without further problems. But during the second “pontoon lowering” stroke I noticed a slight glitch on the pressure gauge connected to the upper part of the jacking cylinders of leg #4. I stopped and Tony and I went to leg #4 to check. We soon found that the wide spray of hydraulic oil, which made our approach to this leg rather slippery, came from a blown o-ring. This was bad luck, 15 indeed! On top of that the wind started gaining in strength. And all this at about 80+ meters above the water! In the dark! We managed to install a new o-ring and when pressurizing of the line didn’t show any leaking we continued jacking down.

The Lub Oil Problems for the “Werkspoor” Diesel Engines
After jacking down we were confronted with a new problem. Already for some time we had warned the client that the “Werkspoor” diesels required a change of engine oil upon reaching the 1000 (or so?) hour working mark. We were promised the supply of this oil, but for the acceptance of the locally supplied oil “Werkspoor” required proper certificates; chemical and technical analyses. They were promised but never supplied. (nor was the oil!) We were however shown a “marmalade jar” with a little oil and was proudly declared to be best engine oil in the world. But we insisted in receiving the proper certificates and thus . . . . we had a problem. In the end (after discussing this subject for at least a week!) Mr. Vriezen (and Gusto) agreed that we would supply the oil from Holland, providing we would receive all necessary support from the client (which was the USSR government!). In order to organize the supply and transportation of the oil Mr. Vriezen agreed to return to The Netherlands and since all work had ground to a standstill I was invited to join Mr. Vriezen. Mr. Vriezen had been in “The city of Winds” (Baku) for almost 9 months and I arrived there 7 months earlier! Also Herman Klumper, the ‘Werkspoor’ diesel mechanic, decided to return home. His replacement (Lou Snoek) had already arrived and appointed, after Herman completed his 6 months! But he fell subject to a very strange virus. He spent several weeks in the “Hospital for the oil workers” and now was only too happy to leave this place after just over 6 months and see his own medic in Amsterdam. The diagnosis was: lack of vital vitamins! Organizing the purchase and delivery of the oil was done in a record time. It was agreed that Mr. Vriezen and myself would return to Baku as soon as we received confirmation of the oil arriving in Moscow. That took 3 weeks! It took the oil much longer than expected to arrive at the yard in Baku. Nobody from the Ministry of Import had arranged for a means to load the oil drums into the airplane from Moscow to Baku, so they decided to transport the drums by train. But then they would need a forklift to load the train in Moscow (possible!) but also one in Baku to offload the drums from the train. And this prooved to be too complicated! So after many days the oil finally arrived at the yard in Baku by trucks all the way from Moscow!

In the mean time political Europe (even the World!) had been upset by the USSR invading Prague. Now, try to imagine how we felt. And “we” stands for everyone in our team, Dutch, English and German alike. For so many months we had endured the most irritating and awful remarks and corruption of our project. And now this: the treacherous attack on a foreign country. As a thief in the night! Not a fighting nation but a nation only protesting against the harsh oppression endured from the Soviets. We were enraged, really! But what could we do? Walk away from this project?! That would not be an option: we (16) couldn’t leave without our passports and we would leave a very important problem for our employer. So we stayed and waited some more for the oil to finally arrive at the yard.

A few weeks later we learned from “Radio Moscow”(in English) the real reason for the occupation of Prague. When you see that along the doors of your neighbor’s house some smoke rises into the air, you will naturally become worried. You will try to warn your neighbor. But he seems not to hear you, so you knock a little louder on his door. He still doesn’t react, so you knock the door down and extinguish the fire yourself! Now we knew!! As I already mentioned: we had to carry on and complete this project!

Testing offshore
As soon as the oil was finally supplied the diesels were dealt with and the “Chazar” could be jacked down into the water, legs pulled and fully retracted and the voyage to the “test location” could begin. For this jacking operation Mr. Hage had come to Baku, together with Ken Cowley of Keelavite. Tony Tufts, the regular Keelavite technician, also had returned to Baku from a few weeks at home. While we waited for the client to get it all organized some extra moral support arrived from Gusto: Mr. Guus Smulders, together with the IHC agent in Moscow, Mr. Huvelle, came to Baku for a few days. And from Mr. Huvelle we learned how wonderful life was in the USSR! That really everything was possible and available here! We were ready to “keel hole” him! But he proofed his point and within a blink he arranged for us beer, champagne and caviar. Yes, really: caviar! These Sturgeon eggs are produced and processed here in Baku, but NOT for the local market. For the Export only! Caviar must generate “hard currency”! But that night we enjoyed it all. Some night it turned out to be!!

When finally all the arrangements were made and the jacking operation could begin, it turned out that Mr. Hage had fallen down with high and unexplainable fever. He had to remain in the hotel and bed. Ken Cowley, however, joined us on board. Leaving the assembly site proofed trickier than we had anticipated. The water depth was only about 5.5 meters and the leg penetrations into the sea bed was an average of 4 meters. With a nominal draft of 4.5 meters it gave us only one meter, minus some spare of about 0.5 meter (at the ship yard much debris could be expected on the harbor floor). It would certainly take a lot of caution to get the legs free. In the closed environment of this shallow harbor we could neither count on some swell or waves to rock us free. But we managed, thanks to a lot of patience. Finally we were on our way to the testing site, some 50 km south (about 51/2 hours) and out to the open sea. It was only 6 meters deep and expected penetration of 5 to 6 meters.

Three tugs in tandem.
We had three (3) tugs, in tandem, and they brought us on location and in position. The leg lowering and preloading completed we achieved a leg penetration of approximately 10 meters on all legs. We jacked up to approx. 8 meters above the waves and the drilling test could commence.

According to the contract we were obliged to proof the well functioning of all systems on board, including the drilling equipment and therefore had to drill a hole in the seabed with a depth of 2.000 meters. Since a drilling operation becomes hazardous when the drilling strikes gas, oil or any other combustible it was guaranteed by the client (USSR ministry of Oil) that the hole to be drilled would NOT strike any of such. And with such guaranty who could be worried?!

The location was only 3,5 to 4,5 hours sailing by little supply boats, but how far away that was we experienced when we became dependent on just these supplies for food. The name Baku means in the old local language “City of Winds” and the weather stations recorded an average of 296 days per year Beaufort 6 or higher. The Caspian Sea being an enclosed sea, the wind often swept up the waves in no time. It was therefore that a general rule was in effect: wind forces of 6B or more would keep all ships to the ports and as soon as the wind speed would drop to below 6B and this fact was reported to Moscow a message from Moscow would allow sailing again. So the little “supply boat” often waited for permission to sail out for many days. Often more than one week!

“Supply boat” is a too big name for the little ship.
“Supply boat” is a too big name for the little ship.

“Supply boat” is a too big name for the little ship. Actually it was a small crew boat with a cabin for 6 to 8 passengers and a mechanical rudder mechanism (wheel connected to chain and cables moving the rudder from port to star board), with a small open deck at the bow and one at the stern. On these open decks our supplies used to be stored from the moment trucks had transported them to the loading dock till the moment the boat crew had thrown them into a basket to be hoisted up onto our deck. Sometimes these provisions, such as raw meat and paper bags with bread, would lay in the sun for days before they could be safely stored into our refrigerators on board of “Chazar”. During the sailing trip to our location the waves often splashed over our provisions against which the paper bags could mean not much protection. Mr. Vriezen at one time even forced them to dump all the meat into the sea! They hardly had to push the rotting junk: it almost crawled over board by itself! This supply system often left us waiting on board and I often told the (true) story of us being fed on three whole chickens! Then I would follow with the information that this was for 40 persons! As much as Moza did her utmost, the quality of these food supplies was very low. I lost more than 15 kilograms; part of it I could miss, indeed, but . . . . . !

Our mailing address remained at the hotel “Intourist”, so at intervals one of us would sail the supply boat to the shore, collect the mail and return by following occasion. I have sometimes waited on shore for days and days, reporting daily at the offshore transportation office before returning to the hotel. During one of these trips to the shore the chain wheel broke off the steering wheel and the boat was rendered out of control and subject to the waves. Captain and all passengers fell sea sick and while I operated the throttle of the little engine the mechanic operated the mechanical steering boom inserted into the hollow end of the rudder shaft. This time the 4-hour trip took us almost 6 hours!

Very busy with company-espionage!
Very busy with corporate-espionage!
When I returned to the ‘Chazar’ I found this engineer from Moscow making measurement sketches of our drilling equipment. I took this photo using my new Russian photo camera and the shutter startled the man so he almost fell of his seating

Finally we achieved the required drilling depth (1.996 meters was gladly accepted!). The string of drill pipe was broken down to 12-meter joints and fastened onto the pipe rack. Also all lose items of any importance were sea fastened and the loading sheet made up. After proper ballasting the platform was ready for jacking down, just waiting for the tugboats and Mr. Hage and Ken Cowley. However Mr. Hage was again knocked down by some kind of aggressive virus and he even ended up in the “Oil Workers Hospital”. So it was all up to me! We hooked up the mooring cables to the buoys and picked up some slack. I lowered the platform into the water and after giving the mooring system some tension I started with pulling the legs out of their penetration. Pulling the legs, penetrated some 10 meters, had to be done carefully. Pulling is achieved by increasing the draft but when that is done too drastically and some legs would “pop-out” the platform could easily end up with a too large inclination and thus jam the legs, which remain penetrated.

Therefore a little swell is usually very welcome. But that day the sea was like a mirror. Then only patience helps. When I explained to the captain of the ‘Chazar’ why it was taking me so long to get the legs free he immediately ordered two tug boats to run circles around us in order to make for some waves!!!

Job completed!
Once the legs had been fully retracted and the three tugboats hooked up and the mooring system released we were towed back to Baku. ‘Chazar’ was to be jacked up on its first official drilling-for-oil location, not far from “Neftiany Camni”, or “Oil Rocks”, North East of Baku. But first we were asked to bring the platform to a sheltered location in the bay of Baku. There the platform was to be loaded with the usual supplies of tools, drill pipe, casing, mud and other chemicals and, most important, with food supplies. This would take about a full week. Jacked up and preloaded properly we left the platform for the new owners and our whole team left for Baku. And I was proud to report to Mr. Hage about the job I had done. He was released from the hospital and had witnessed our performance from the balcony of his hotel room.

After taking on all necessary supplies we (Mr. Vriezen, Tony and me) moved ‘Chazar’ to its drilling location where it was jacked up and prepared carefully. However the penetration was a lot more that was anticipated (actually about 13 to 15 meters) and once we had it jacked up to its working position we had only about 3 to 4 meters of leg left above the jacking structures. Tony thought of something funny: he went to his cabin and put on the lifejacket, which he had found there. When he returned to the canteen and said “Good Night” to all of us, it frightened the captain so much that he reported his panic immediately to his uncle, the Minister of Oil in Moscow. We had to control ourselves to not burst out in laughter.

After the usual checking and survey of the jacking systems and the position of the platform the job was declared completed. A hand-over party was arranged, for which several big shots had flown over from Moscow. And like magic all kinds of luxury food and drinks were available. Even Caviar! And lots of Vodka!!

Job completed!
Job completed!
The following day we set off for Baku and soon we were again in the best of ‘spirits’, probably due to a few alcoholic drinks. And with nice and tasty snacks, cheese and sausage. And a lot of speeches and toasts. We toasted to the health of our Queen and our wives and our children. Yes maybe we had a little more than a “few” alcoholic drinks. Everybody was so relieved that we finally finished this project.

Our Russian counter parts thanked us for all the help and affords but one of them, an older electrical engineer, who spoke a little German, informed us that there had been one downside to the whole project and our cooperation. We wondered what that was. We could mention a dozen shadowy items, but were in a too good mood to mention any. We were then told that our Russian friends were hurt every time we called them “Russians”! They almost all originated from Azerbaijan or any other USSR republic and though they could all be called “Soviets”, they would NEVER be “Russians”. We were a little shocked. He told us this in German, but for sure some of the real Russians (from Moscow!) must have understood. But they just smiled! We apologized and promised our friend that we would call them “Azerbaijani” from now on! Another toast and everybody was happy again.

Three days later, on December 3rd 1968, we (Mr. Vriezen and myself) landed at the new Schiphol again. Tony had left Moscow a few hours earlier on a flight to London.

Warranty Service
During the following 1 1/2 years I visited Baku and the “Chazar” for two more short periods. Each time to support and supervise the jacking operations performed by Roma Rezaijev, the local engineer I had trained in 1968. The first time it was all arranged before I left for Moscow and Baku, but for the last trip I was asked to discuss the matter of the payment of my pocket-money with the representative of the Ministry in Moscow. I had to deal with this without the support of an interpreter. The deal with Gusto was $10 per day, but that caused some problems. I therefore was asked to accept the equivalent amount in Rubles. We agreed in 10 Soviet Rubles per day and since I was not allowed to take any of these Rubles out of the country I was happy to meet Mr. Guus Smulders again on my return to Moscow. And handed him these Rubles.

During my first warranty trip everybody on board of ‘Chazar’ was excited. A small transport ship with a crane came along side the ‘Chazar’ and would bring the long awaited ‘Werkspoor’ spare parts. They had been ordered more than a year ago! Interested in this offloading operation I watched it while hanging over the port side railing. I remember clearly that Mr. Machalov stood to my right side. The deck hands on the boat wrapped a single steel sling around the two big wooden crates, one on top of the other. I warned Mr. Machalov that two slings would be much better and safer, but he either didn’t understand me or just didn’t listen. And with just a single sling the load of about 300 kg was picked up and started to rotate, rotate and rotate, until the steel wire was fully unwound and the strands started to part. The crane driver saw it happening and in order to let the load drop on the deck, rather than into the water, he swung the boom back to the boat. Thus it happened that the two crates dropped onto the edge of the boat and like an explosion the crates burst open and the so long wanted spare parts dropped into the Caspian Sea. Mr. Machalov cried and cried big tears!

By the time divers could go down and look for the parts it was a few days later. The quickly worsening weather and seas prevented any diving sooner. This was before we left this drilling location. Remember the leg penetrations of about 13 meters, of which the top was some thick soup. No way they would even be able to find a complete diesel engine, let alone small things such as bearings and camshafts. The last time I visited ‘Chazar’ we moved it to a location in the eastern part of the Caspian Sea, near “Krasnowodsk”, or City of Red Water. We weren’t granted a visa for this USSR republic, so we had to return to Baku sailing with one of the tugs.

'Chazar' and it's four clones!
‘Chazar’ and it’s four clones!

And on 20 December 2005 I shot the following photo of the “Chazar” and its 4 clones, laid up just south of Baku. Notice that on the clones (copies of the original) the legs look much heavier than on the original. Probably since the high tensile steel used by Gusto to construct the legs (HSB) was not available when the clones were built. To achieve the same (or similar) strength the wall thicknesses had to be increased, thus making the legs more heavy. Thus also causing the hull to increase little in size.

 Report and memories assembled and written up in December 2014
by: Alex Wittmaekers
Service / Jacking Engineer of IHC Werf Gusto


Stichting Erfgoed Werf Gusto

Laatst bijgewerkt op: 22 januari 2023