De ramp met Bnr. 709: ‘Kantoeng’ (1937)

Leestijd: 4 minuten

Het kleine Indonesische eiland Bangka, gelegen in de nabijheid van Sumatra, is bekend om zijn belangrijkste inkomensbron: “Tin”. Dit zeldzame mineraal is rijkelijk aanwezig in het kustzand in het ondiepe kustwater. In de periode tussen beide wereldoorlogen, toen Bangka (een andere naam: Banka) onderdeel was van Nederlands-Indië werden er mijnbouwactiviteiten ontplooid door grote mijnbouwbedrijven, zoals ‘Billiton’.

Het Nederlandse Departement van Koloniën verzocht ‘Werf Gusto’ (voorheen A.F. Smulders) in Schiedam een tinbaggermolen te ontwikkelen en te bouwen voor ‘Billiton’.
Dit mijnbouwbedrijf liet in de jaren 1936-1937 de enorme tinbaggermolen ‘Kantoeng’ bouwen. De ‘Kantoeng’ was, op het moment dat ze op 22 december 1936 te water werd gelaten, de grootste emmerbaggermolen ter wereld. De bouw had tot de tewaterlating 10,5 maanden gevergd. Daar ze in de moerassen en oerwoudstromen van Nederlands-Indië zou worden gebruikt (De ‘Kantoeng’ was niet alleen bedoeld om te werken langs de kust van het eiland, maar ook op de rivier), leek ze weinig op een conventionele baggermolen en was in feite niet meer dan een grote drijvende ponton van 222 ft lang, 75 ft breed en verplaatste meer dan 3.500 ton. De machines, de emmerketting en de bovenbouw werden alle bovendeks geconstrueerd. De ‘Kantoeng’ had geen eigen voortstuwing en moest naar al haar klussen worden gesleept. Eenmaal aanwezig op locatie kon ze haar positie vasthouden en zich verplaatsen met behulp van vier ankers, elk met een krachtige elektrische lier.

De sleep onderweg / foto: Facta Nautica

Twee massieve dieselgeneratoren leverden de kracht voor de enorme emmerketting, die 123 mangaanstalen emmers bevatte, die door een grote opening in de ponton werden neergelaten. Elke emmer woog 1,5 ton, met een inhoud van 425 liter elk. Na haar oplevering had de ‘Kantoeng’ nog twee maanden nodig voor proeven en kon toen pas vertrekken voor haar eerste opdracht in Indonesië. Ze verliet Schiedam op 4 maart 1937 en werd door twee Nederlandse zeeslepers, HUMBER (ex ATLAS, 1907, 519 BRT) en SCHELDE (1926, 359 BRT) vanaf ‘Werf Gusto’ op sleeptouw genomen en daarmee begon de lange tocht naar het eiland in wat destijds nog Nederlands-Indië was. De reis zou gaan via het Suez kanaal. Drie dagen na vertrek raakte de ‘Kantoeng’ lek ter hoogte van ‘Lands End’ en de sleepbootkapitein besloot terug te keren naar Plymouth om het te repareren. Het weer was erg slecht sinds de reis begon en werd nu nog slechter. Zondagavond wakkerde de wind aan tot bijna stormkracht en de ‘Kantoeng’ raakte op drift op ongeveer drie zeemijlen van de vuurtoren van ‘Eddyston.

Ondersteboven op de rotsen / foto: Submerge.co.uk

Sleepboten werden uit ‘Fowey’ en ‘Torpoint’ uitgestuurd, maar ondanks dat sommige mannen aan boord van het op drift geraakte ponton konden komen, kon de sleep niet opnieuw worden vastgehaakt. Toen de lekkage toegenomen was, nam de ‘Kantoeng’ zoveel water in dat ze zwaar overhelde en de mannen gingen snel van boord. Kort nadat de ‘Kantoeng’ kapseisde dreef ze ondersteboven naar ‘Fowey Harbor’. Op maandagavond was het schip ongeveer 1,5 kilometer van de haveningang verwijderd en men was bang dat het wrak de haven zou blokkeren. De sleepboten en een marine-oorlogsschip probeerden haar gekozen route verder te stoppen, maar het was tevergeefs. Uiteindelijk was het haar enorme bovenbouw die op de dinsdagmiddag redding bracht daar ze op de zeebodem vastliep.

De emmerketting op de zeebodem / foto: Facta Nautica

De emmerketting viel uit het wrak en kwam ongeveer een halve mijl van de ingang van de haven terecht. Op het daaropvolgende weekend werden met snijbranders gaten in haar romp gesneden zodat ze zonk, waardoor het gevaar voor de haven werd afgewend. En aangezien er nog hoop was op een bergingspoging, zou het makkelijk zijn om de gaten te dichten en het wrak met perslucht te vullen. Lloyds heeft haar alsnog ‘total loss’ verklaard en de eigenaren werden gecompenseerd door de verzekeraars voor haar volledige bedrag dat £ 150.000 bedroeg. Later werd een deel van haar ponton gered door de firma ‘Risdon Beazley’, maar de rest van het wrak werd door de jaren heen door stormen verspreid. Alles wat in het begin van de 60’er jaren overbleef was een reusachtig tandwiel dat boven het water uitstak

Het tandwiel van de emmerketting / foto: submerged.co.uk

Maar op zee, in ongeveer vijftig voet water, lag de nog intacte emmerketting, scheidende trommels en alle andere stukken van haar bovenste bovenbouw. Wat een duik moet dat geweest zijn, zwemmen langs de emmers die aan beide zijden liggen en dan door de grote scheidende trommels. Helaas, het meeste is nu weg. Sinds 1970 werd het wrak gebruikt voor onderwater explosie-training en in 1978 werden sommige emmers geborgen en naar een gieterij gestuurd.

Het fragment van de emmerketting (foto hierboven) ligt op een diepte van 18 meter aan de Cornish kust bij 50° 18.832N en 004° 39.084W

Foto hiernaast:  Het lichten van een aantal emmers /  foto: submergel.co.uk

 

 

 

 


bron:  Facta Nautica / submerged.co.uk

Laatst bijgewerkt op: 11 september 2017

Scheepsbouwmuseum